Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2012 tot en met 9 december 2012 in de gemeente Maastricht opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal (telkens) (met (grote) kracht) (met een hard voorwerp) die [slachtoffer] op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of romp, in elk geval tegen het lichaam, geslagen en/of gestompt en/of (telkens) (met (grote) kracht) tegen het hoofd en/of gezicht en/of romp, in elk geval tegen het lichaam, geschopt, in elk geval (zodanig) heftig botsend en/of mechanisch uitwendig inwerkend geweld op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of romp uitgeoefend, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2012 tot en met 9 december 2012 in de gemeente Maastricht opzettelijk brand heeft gesticht in een loods, gelegen aan de [adres] , immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met het (al dan niet met een brandbare (vloei)stof overgoten) stoffelijk overschot van die [slachtoffer] , althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde loods geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die gehele loods en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die loods en/of belendende percelen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
van het slachtoffer [slachtoffer] , buiten de CIE-informatie als gerelateerd in het eindproces-verbaal met nummer 2012140122 contra de verdachte [verdachte] geen andere CIE-informatie bekend is'.
kondenworden, zijn door de officier van justitie nader onderzocht. Immers, daarna zijn processen-verbaal van verhoor van [vriendin van verdachte] (de (ex-)vriendin van verdachte), de vader van het slachtoffer en de moeder van verdachte aan het dossier toegevoegd. Zij zijn allen nader bevraagd op punten die de verdachte in zijn verklaringen van 6 en 7 februari 2014 heeft genoemd. Ook is nader onderzoek verricht aan de computer van [vriendin van verdachte] , waarvan verdachte in het bewuste weekend (8 en 9 december 2012) gebruik zou hebben gemaakt. Verder is er nieuw DNA-onderzoek verricht, zijn de gangen van het slachtoffer in de politiesystemen nagegaan en heeft de officier van justitie de verschillende alternatieve scenario's beschreven die zij bij de opsporing voor ogen heeft gehouden en die in het opsporingsonderzoek aan bod zijn gekomen.
binnenhet pand is mishandeld en overleden, waarna het lichaam via de kelder is verplaatst naar de locatie waar hij werd aangetroffen dan dat [slachtoffer]
buitenhet pand is mishandeld en overleden, waarna zijn lichaam via het pand is verplaatst naar de locatie waar hij werd aangetroffen.
kondenworden, zijn die naar het oordeel van het hof voldoende onderzocht. Nu verdachte met betrekking tot het door hemzelf naar voren gebrachte 'CIE-scenario' en de ripdeal vervolgens heeft geweigerd om daaromtrent nadere, concrete informatie te verschaffen, terwijl hij stelt wel over die informatie te beschikken, en in het dossier ook overigens geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor dit 'alternatieve scenario', is het hof met de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie niet het verwijt kan worden gemaakt dat het hiernaar onvoldoende onderzoek heeft laten verrichten. Dat verdachte zou worden bedreigd dan wel dat hij zijn doodvonnis zou tekenen door te verklaren, blijkt nergens uit. Ook op vragen van de rechtbank die daarop zagen heeft verdachte geen duidelijk antwoord gegeven. Dat sprake zou zijn van bedreiging of een gegronde angst voor de dood is het hof aldus niet gebleken. Van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv is derhalve geen sprake. Verder is er geen bewijs gevonden dat duidt op de betrokkenheid van een ander dan verdachte bij het doden van [slachtoffer] en bij het vervolgens in brand steken van diens lichaam, zodat geen van de vele lezingen van verdachte over de fatale gebeurtenissen voldoende steun vindt in het bewijs.
hij in de periode van 6 december 2012 tot en met 9 december 2012 in de gemeente Maastricht opzettelijk brand heeft gesticht in een loods, gelegen aan de [adres] , immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk het stoffelijk overschot van
Conclusies van de hof
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) jaren.
teruggave aan de verdachtevan de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de nummers 32, 34, 35, 36 en 37 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 20, 51, 53 en 56 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Vordering van de benadeelde partij [vader van slachtoffer]
€ 2.058,72 (tweeduizend achtenvijftig euro en tweeënzeventig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 1.732,16 (éénduizend zevenhonderd tweeëndertig euro en zestien cent).
€ 2.058,72 (tweeduizend achtenvijftig euro en tweeënzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.