ECLI:NL:GHSHE:2017:2855

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
20-001049-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak: Ontuchtige handelingen door een volwassen man met een minderjarige vriendin van zijn dochter, gepleegd tijdens carnaval

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, een volwassen man, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige vriendin van zijn dochter, gepleegd tijdens carnaval. Het slachtoffer, een 16-jarig meisje, logeerde bij de verdachte en verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn door overmatig alcoholgebruik. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet het primair ten laste gelegde feit, verkrachting, heeft begaan, maar wel het subsidiair ten laste gelegde feit van ontuchtige handelingen. Het hof heeft de verklaringen van getuigen als geloofwaardig beoordeeld en het DNA-onderzoek dat de verdachte verbond aan de misdrijven als bewijs gebruikt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001049-16
Uitspraak : 26 juni 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 8 april 2016 in de strafzaak met parketnummer 01-865034-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling bij Kairos te [plaatsnaam] , en voorts met aftrek van het voorarrest. Voor de situatie dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde en komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit is gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren en met de eerder genoemde bijzondere voorwaarden.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2015 tot en met 15 februari 2015 te Erp, gemeente Veghel, althans in het arrondissement Oost Brabant door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal, zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong en/of penis in/op/tegen/tussen de schaam lip(pen) en/of vagina van die[slachtoffer] gebracht, in ieder geval één of meerdere handelingen verricht, waardoor zijn, verdachtes speekselvloeistof en/of huidepitheel, althans celmateriaal op/in/tussen die schaamlip(pen) en/of vagina is aangebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, meermalen, in ieder geval éénmaal
- de deken waaronder [slachtoffer] lag omhoog heeft gedaan en/of die[slachtoffer] heeft gezegd haar kleding uit te trekken en/of dat hij, verdachte haar wilde beffen en wilde laten klaarkomen en/of dat ze (die [slachtoffer] ) er zelf om gevraagd had omdat ze van die geile kleren droeg, althans woorden van gelijke strekking en/of
- de panty en/of de broek en/of de onderbroek, althans (onder)kleding van die[slachtoffer] uit heeft getrokken en/of
- de bh van die [slachtoffer] los heeft gedaan en/of haar hemdje omhoog heeft geschoven en/of
- die [slachtoffer] bij haar borsten en/of bovenbenen en/of schaamstreek heeft gepakt en/of aangeraakt
terwijl er een groot leeftijdsverschil bestond tussen verdachte en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] het bewustzijn had verloren en/of in (diepe) slaap was en/of in staat van dronkenschap, althans onder invloed van alcohol verkeerde (waarvan verdachte op de hoogte was en/of waardoor die [slachtoffer] zich niet tegen genoemde handelingen kon verweren);subsidiair:hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2015 tot en met 15 februari 2015 te Erp, gemeente Veghel, althans in het arrondissement Oost Brabant
met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die[slachtoffer] ,
te weten het brengen en/of duwen en of houden van zijn, verdachtes, penis en/of tong en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het betasten van de borst(en) en/of de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] ;
meer subsidiair:hij in of omstreeks 14 februari 2015 tot en met 15 februari 2015 te Erp, gemeente Veghel, althans in arrondissement Oost Brabant
met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borst(en) en/of de vagina en/of de schaamstreek van die[slachtoffer] ;
meest subsidiair:hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2015 tot en met 15 februari 2015 te Erp, gemeente Veghel, althans in het arrondissement Oost Brabant
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) door de borst(en) en/of de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] te betasten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van primair ten laste gelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Het overweegt daartoe als volgt.
Van verkrachting is sprake wanneer iemand door geweld of een andere feitelijkheid (of bedreiging daarmee) wordt gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat in de onderhavige strafzaak niet is gebleken dat verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] geweld heeft gebruikt of haar daarmee heeft bedreigd. Voorts acht het hof, anders dan de advocaat-generaal, niet bewezen dat verdachte door een feitelijkheid aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen die (mede) hebben bestaan uit seksueel binnendringen van het lichaam. Immers, het slachtoffer verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn. Buiten het aanraken van haar benen heeft zij niet bewust meegekregen wat er is gebeurd. Zij heeft niet bewust ervaren dat verdachte zijn vinger in haar vagina heeft gebracht. Verdachte zal van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 februari 2015 tot en met 15 februari 2015 te Erp, gemeente Veghel, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen en/of duwen en of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en het betasten van de borsten en de vagina en de schaamstreek van die [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en (bewijs)overwegingen, in onderling verband en samenhang bezien.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 16 februari 2015, dossierpagina’s 83-89, met bijlage, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [aangever] :
Plaats delict: [adres] , binnen de gemeente Veghel.
Pleegdatum: zaterdag 14 februari 2015/zondag 15 februari 2015.
Ik doe aangifte namens mijn dochter [slachtoffer] . Haar roepnaam is [slachtoffer] . Zij is 16 jaar oud.
V: Kunt u vertellen wat er is gebeurd.
A: Wij werden zaterdagnacht (het hof begrijpt: de nacht van 14 op 15 februari 2015) gebeld door de moeder van een vriendin van onze dochter. Die vertelde dat ze (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) was lastig gevallen door de vader van een andere vriendin en dat ze uit het huis van die vriendin was gehaald en naar het huis van de andere vriendin was gebracht. Ons is verteld dat [slachtoffer] is betast door [verdachte] , terwijl ze lag te slapen. In een garage heeft hij haar een aantal keren betast. Wij zaten zelf op vakantie in Oostenrijk met een ander deel van ons gezin en hebben besloten om terug te gaan naar Nederland.
[naam] , mijn vrouw, heeft met de vriendinnen gesproken. Ik heb van haar gehoord dat de meiden op stap zijn geweest. Dat [slachtoffer] teveel gedronken had. Ze was thuis gebleven bij [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte).
Wat ik had begrepen is dat [slachtoffer] omdat ze teveel had gedronken niet meer mee ging op stap en op de bank is gaan slapen. Toen waren nog twee vriendinnen (het hof begrijpt: [getuige 1] en [getuige 2] ) bij haar gebleven en toen is die [verdachte] thuis gekomen en die heeft gezegd tegen de meisjes gezegd dat ze konden gaan en hij heeft toen die meisjes 20 euro ieder gegeven. De twee vriendinnen vertrouwden het niet want ze voelden zich er niet prettig bij. Ze keken door het raam en hebben gezien dat [verdachte] [slachtoffer] aan het betasten was. Ze zijn er van geschrokken en hebben een van de ouders gebeld. Ik begreep dat toen de vrouw van [verdachte] thuis kwam. Ze zou hem mee naar boven nemen. De meisjes zijn toen naar [uitgaansgelegenheid] gegaan, maar vonden die gedachte niet prettig. [getuige 1] heeft toen haar moeder gebeld en uitgelegd wat ze hadden gezien. De ouders van [getuige 1] hebben [slachtoffer] opgehaald en meegenomen en naar [getuige 4] gebracht.
V: U zei dat [verdachte] iets tegen de vriendinnen had gezegd. Wat was dat?
A: Hij had tegen de meiden gezegd: ga maar jullie; en hij had hun zelfs 20 euro gegeven en hij zou wel zorgen voor [slachtoffer] .
Hij (het hof begrijpt: verdachte) heeft getracht om mij te bellen. Toen ik in Nederland aankwam zag ik meteen na de landing dat hij een aantal SMS berichten had gestuurd.
O: Wij, verbalisanten, zien dat er op de telefoon een aantal berichten staat. Een uitdraai van die tekstberichten is als bijlage bij deze aangifte gevoegd.
Bijlage:
[mailadres]
iMessage, gisteren 21:41
ik krijg [naam] niet te pakken op jullie thuis nummer ik probeer het wel via de politie nogmaals [naam] ik weet niet wat er gebeurt is maar daarom sluit ik ook niet uit dat ik door de drank handtastelijk ben geweest ik heb er zelf geen woorden voor zou het liefste voor de trein springen als het zo is
ik hoop je snel te spreken
[verdachte]
2.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 27 februari 2015, dossierpagina’s 186-203, met bijlage, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer] ( [slachtoffer] ):
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
V: Kun jij ons zo duidelijk mogelijk vertellen wat er gebeurd is?
A: Die zaterdag (het hof begrijpt: 14 februari 2015) hadden we geslapen bij [dochter van verdachte] (het hof begrijpt: [dochter van verdachte] ) en toen zouden we mee gaan doen aan de optocht. We hadden toen daar wat gedronken voor de optocht. Toen begon de optocht om 13:00 uur. Na de optocht rond 17:00 uur zijn we naar [dochter van verdachte] gegaan. We zouden 's avonds naar [uitgaansgelegenheid] gaan. Het was heel druk daar in huis en ik heb daar wat met mensen gepraat. Ik merkte toen dat ik toch teveel had gedronken en vroeg [getuige 2] om mee te gaan naar de wc. Daar moest ik toen overgeven op de wc. Toen ben ik daar op bed gaan liggen in de garage, waar we die nacht daarvoor ook geslapen hadden. Vanaf dat moment herinner ik mij het niet precies meer.
Vanaf het moment dat ik het mij wel herinner, zat die vader bij mij, maar ik was zo moe en ik wilde slapen. Hij zat wel tegen mij te praten, maar ik merkte dat hij mij aanraakte, bij mijn benen en zo. Ik merkte dat hij dingen wilde van mij. Hij zei dat hij mij wilde beffen en mij wilde laten klaarkomen. Ik zei dat ik dat niet wilde, dat dit niet zo hoorde en dat hij dat niet moest doen. Ik heb heel vaak gezegd dat hij weg moest gaan. Ik heb toen geprobeerd om mij in te wikkelen in een deken. Ik zei dat ik wilde dat hij wegging en ik zag dat hij toen wegging, maar daarna terug kwam. Ik zag dat hij toen alleen een onderbroek aanhad en ik merkte dat ik toen ook kleren uit had. Ik weet niet hoe dat is gebeurd.
V: Waar heeft hij je aangeraakt?
A: Bij mijn benen en verder weet ik niet. De dingen die hij heeft gezegd heb ik nog
wel in mijn hoofd zitten, maar waar hij mij aangeraakt heeft weet ik niet.
V: Je vertelde dat hij wegging. Vertel daar eens over?
A: Dat hij wegging was denk ik omdat ik toen bozer ging praten en harder riep dat hij weg moest gaan. Toen ging hij weg en ging het licht uit en ik dacht dat ik toen kon gaan slapen. Toen kwam hij terug en ik zag toen dat hij alleen zijn onderbroek aanhad.
V: We horen jou ook vertellen dat jij aan jezelf merkte dat jij niet meer helemaal gekleed was.
A: Ja, ik lag onder de dekens. Ik probeerde steeds mezelf daarin te wikkelen. Op een gegeven moment merkte ik dat ik geen broek meer aanhad en geen onderbroek en geen panty. Ik schrok daarvan en toen heb ik mijn broekje, wat binnen handbereik lag, aangetrokken. Dat was mijn korte zwarte broekje met glitters.
V: Je zegt dat jij schrikt dat er kleren uit zijn. Wat herinner jij jezelf over hoe die kleding uit is gegaan?
A: Dat herinner ik mij niet, alleen dat ze ineens uit waren en ik dat zag.
V: Zou jij ze zelf uitgetrokken kunnen hebben?
A: Nee.
V: Je zegt dat je je weer kunt herinneren dat jij opgehaald werd. Door wie werd je
opgehaald?
A: Ja, door [getuige 1] , [getuige 4] en de moeder van [getuige 1] .
V: Wat weet je hiervan?
A: Ik weet dat [getuige 1] mij kwam ophalen en dat we toen mijn spullen pakten en toen
door de woning naar de auto liepen. Toen zijn wij naar [getuige 4] gereden.
V: Wat kun je, nadat je bent opgehaald, je zeker nog herinneren?
A: Dat ze mij wakker maakten en dat we naar de auto gingen. Dat we toen naar de ouders van [getuige 4] gingen.
V: Hoe weet jij dat hij over jouw benen gestreeld heeft?
A: Omdat ik dat voelde en dat ook zag. Ik zag dat hij met zijn handen over mijn benen ging. Ik weet nog dat ik mij toen wegdraaide en de deken om mij heen trok. En de dingen die ik naar hem geroepen heb, dat weet ik ook nog.
V: Hoe streelde hij over jouw been?
A: Met zijn hand. Over mijn been, want ik lag schuin op mijn zij. Ik lag met mijn gezicht naar de kast, dus ik lag op mijn rechterzij en hij zat of lag aan de linkerkant van mij. Wat ik mij herinner was dat ik op het middelste matras lag.
V: Wat voor kleding droeg jij die dag?
A: 's Avonds had ik een kort zwart glitter broekje aan, daaronder een huidkleurige panty, dan aan een been een zwarte kous met gaten en aan de andere been een roze beenwarmer. Ik had verder een horizontale strepen shirt aan met panterprint met doorschijnende strepen. Daaronder een wit hemdje.
V: Wat voor ondergoed droeg je?
A: Een gebloemde roze-achtige bh en een roze slipje, een soort string.
3.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 16 februari 2015, dossierpagina’s 115-125, met bijlage, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 1] ( [getuige 1] ):
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord
V: Wie zijn je vriendinnen?
A: [slachtoffer] , [getuige 4] , [naam] , [naam] , [naam] , [dochter van verdachte] , [naam] . Ik ken hun van school.
A: We hebben rond 13.00 uur de woning verlaten bij [dochter van verdachte] (het hof begrijpt: [dochter van verdachte] ) want de optocht was in [plaatsnaam] en daar waren wij ook.
V: Wie van jouw vriendinnen waren daarbij?
A: Iedereen.
V: Wat heb jij gedronken toen?
A: Rode wodka.
V: Wat dronken de anderen?
A: Wijn en Passie volgens mij.
V: Hoe laat was je ongeveer weer bij [dochter van verdachte] ?
A: Ik denk rond een uur of 17.30 uur, 17.00 uur.
V: En wat gebeurt er dan?
A: We zouden er eten en er waren heel veel mensen. Veel mensen waren aan het alcohol drinken. Om 21.45 uur zei iemand zullen we naar [uitgaansgelegenheid] gaan maar het duurde lang en ik stond buiten. Ik ging toen weer naar binnen. Ik kwam [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) toen tegen toen ze naar de WC liep. Ik ben met haar naar de WC gegaan en [getuige 2] (het hof begrijpt: de getuige [getuige 2] ) was er ook bij. Zij is wel een vriendin maar niet van de vaste vriendinnengroep. Toen begon [slachtoffer] over te geven en dat was best veel en ze zei dat ze wilde gaan slapen. Wij legden haar op de bank en ze viel acuut in slaap. We zeiden: we laten je een half uur slapen. Wij gingen opruimen. Na een half uur probeerden we haar wakker te maken, maar dat lukte niet. Ze werd even wakker en zei dat we weg mochten gaan. We hadden ook geprobeerd water te geven. Ik had geprobeerd de moeder van [dochter van verdachte] te bellen en vroeg wanneer ze naar huis wilde komen. Ik zei dat [slachtoffer] veel had gedronken en dat ze niet meer mee kon naar [uitgaansgelegenheid] . Ik zei dat we [slachtoffer] naar bed zouden brengen. Ik heb haar op bed gelegd en de schoenen uit gedaan en onder de dekens gelegd. Ik zei: Je ligt nu in bed en mag slapen. Ik hoorde dat ze zei: Gaan jullie maar. Ik had een glas water naast haar gezet en een bak waarin ze over kon geven. We hebben de deur dicht gedaan en waren aan het wachten tot die moeder kwam. We hoorden een deur, maar toen kwam niet de moeder binnen maar die vader (het hof begrijpt: verdachte). Hij zei dat we op de bank moesten gaan zitten en vertellen wat er aan de hand was.
Hij vroeg of ze pillen had gebruikt of dat het de alcohol was. Ik zei het was de alcohol en dat ze aan het slapen was en dat ze niet mee naar [uitgaansgelegenheid] wilde. Ik stond op om bij [slachtoffer] te kijken en toen zei hij: Jullie slapen met iedereen. Ik zei hem dat het niet zo was. Wij hadden carnavalskleren aan met een kort broekje en met een panty en hij zei: Jullie moeten opletten en toen wreef hij over mijn been en hij zei toen ook nog en met die Hot Pants. Ik vond dat hij raar deed. Hij wilde een kus geven. Ik wilde dat niet. Hij zei: Ga maar lekker naar [uitgaansgelegenheid] . Ik zei: ik zoek het niet en hij zei: Nee jullie blijven niet hier, zij blijft slapen en jullie gaan maar. Ik zei dat ik niet wilde gaan maar bij [slachtoffer] wilde blijven. Hij wilde dat niet want hij zei: Ze slaapt toch en ik ben toch thuis en we moesten ook een leuke avond hebben want we hadden toch al goed op [slachtoffer] gepast.
V: Wat gebeurde er nog meer?
A: Hij pakte zijn portemonnee en gaf ons ieder 20 euro en we moesten een taxi bellen om naar [uitgaansgelegenheid] te gaan. Ik ben toen bij [slachtoffer] gaan kijken en zei dat we weg moesten. Hij kwam toen en zei dat we moesten gaan. Ik dacht, ik moet rustig blijven. Ik dacht, we doen maar wat hij zegt en we stonden buiten en de deur werd dicht gedaan. Ik zei meteen tegen het andere meisje: Dit klopt niet. Hij wilde ons weg hebben, ik vertrouw het niet. [getuige 2] zei dat ze [verdachte] wel vertrouwde. Ik zei van niet. Zij kent hem heel goed en dat het altijd een man is geweest die anders was dan andere vaders. Andere vaders maken een praatje maar hij betast ons altijd en zegt iets anders dan anderen.
Ik zei dat ik een half uur wilde wachten. Ik heb toen stiekem door het raam gekeken in de woonkamer. Hij vertelde dat hij naar bed zou gaan, toen hij ons weg stuurde. Maar hij deed dat niet en ik zag dat hij op de bank ging zitten. Ik heb een paar keer gekeken. Na vijf tot tien minuten zag ik dat hij een rondje door de kamer liep en de rest zat hij de hele tijd op de bank.
V: En toen?
A: Aan het huis zit een garage en daar lag [slachtoffer] en de lampen waren uit. Ik was naar die garage gelopen en zag dat daar de lampen aan gingen. Ik en [getuige 2] zijn vrij klein en de ramen zaten best hoog. Toen wilde ik weten waarom hij er moest zijn, want hij had verteld dat hij ging slapen. Ik heb [getuige 2] mij op laten tillen en toen kon ik door het raam kijken. Ik zag dat hij haar rechtop had gezet en aan de schouders wakker probeerde te schudden. [slachtoffer] was helemaal out. Wij kregen haar ook niet wakker. Het was maar twee seconden ongeveer dat ze wakker werd en kort iets zei. Ik zag dat hij de dekens weg haalde. Ik dacht eerst dat ik het mij mogelijk fout verbeeldde. Ik heb toen [getuige 2] opgetild en zij heeft toen ook gekeken en zij zag het ook. Toen ik [getuige 2] optilde zag ze dat [verdachte] haar drinken gaf maar het was geen water want het was geel/oranje van kleur.
V: En toen?
A: We hebben allebei gekeken, eerst om de beurt en ik zag toen dat hij met zijn handen bij de borsten zat en ik zag ook dat hij met zijn hand in haar broekje ging en zag dat de handen op en neer gingen. Ik denk dat we elkaar wel drie keer opgetild hadden. We wisten niet wat we moesten doen. We moesten ook keihard huilen. Ik dacht, wie moeten we bellen want ik kan niet naar binnen. Ik heb toen mijn moeder gebeld en kort gezegd dat [slachtoffer] binnen zat en dat [verdachte] aan haar zat en dat [slachtoffer] teveel gedronken had. Mijn moeder zei dat ik even moest wachten en dat ze mij zo terug zou bellen en het tegen papa zou zeggen en dat ze zouden komen.
V: En toen?
A: Op het moment dat ik de telefoon ophing kwam er iemand aan. Wij stonden te huilen en het was de moeder van [dochter van verdachte] . Ze vroeg wat er aan de hand was. Ik zei tegen haar: [verdachte] zit bij [slachtoffer] en aan [slachtoffer] . Ze zei niets, maar ze maakte de deur open.
Die vader had de deur al gehoord en ik zag hem in de keuken. Ik zei tegen hem, wat deed jij bij [slachtoffer] . Toen moesten we weer weg. We moesten dus weer voor de tweede keer weg. Ze gingen naar boven. Toen stonden we dus weer buiten en we zeiden tegen elkaar, nu is die moeder thuis en die let ook wel op wat er is gebeurd. Ik heb meteen mijn moeder gebeld en zei dat de moeder van [dochter van verdachte] thuis was en ze is er nu wel
veilig denk ik. Ik zei wel dat ik wilde dat ze weg ging. Ik had geen sleutel en ik kon [slachtoffer] niet meenemen omdat ze zo ver weg was. De ouders van [slachtoffer] waren op vakantie. Ze zou bij [getuige 4] slapen, behalve die vrijdag. Ik ben toen met [naam] naar [uitgaansgelegenheid] gegaan om [getuige 4] te halen en heb aan [dochter van verdachte] de sleutel van hun huis gevraagd. Mijn ouders zijn gekomen en buiten heb ik kort verteld aan [getuige 4] wat er was gebeurd. We zijn naar [dochter van verdachte] (het hof begrijpt: [dochter van verdachte] ) gereden.
V: En toen?
A: [getuige 4] en ik zijn uit de auto gestapt. Tot mij verbazing zag ik dat de lampen van de garage nog steeds aan waren. In de garage stonden de bedden drie bij drie. In eerste instantie lag ze in een bed waarvan ik wist dat dat het fijnste was. Daar had ik haar neergelegd. Toen we terugkwamen en door het raampje keken zag ik [slachtoffer] niet meer liggen op de plek waar ze eerder lag, maar zag ik dat de vader van [dochter van verdachte] op het middelste bed lag in zijn onderbroek. Ik liet dat toen ook aan [getuige 4] zien en we zijn meteen naar de auto gerend en vertelden dat hij er nog steeds bij zat maar nu in zijn onderbroek. Ik vertelde wat we hadden gezien en mijn ouders zijn meegelopen. Mijn ouders probeerden aan te bellen. Toen heeft mijn vader keihard op de ramen gebonsd en dat moest iemand die binnen was wel horen en toen hoorden wij zeggen: "Nou komen ze ons weer storen. Zullen je vriendinnen wel zijn!"
V: Van wie was de stem die je hoorde?
A: Van [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte). Mijn moeder stond toen bij dat ene raampje en zij zag dat hij toen uit die kamer ging waar [slachtoffer] lag. Het duurde toen best lang voor hij bij de voordeur was. Hij deed toen de deur open en zei: "Wat doen jullie nu weer hier." Hij stond in zijn onderbroek. Ik ben toen meteen naar de kamer gelopen waar [slachtoffer] lag en ze lag in een hoekje. Haar kleren zaten niet meer hoe ze horen te zitten. Ik zei: Kom, je gaat mee. Ik hoorde dat ze zei:" Ja die vader." Ik zei: ik weet het maar nu gaan we weg hier. Ik zag aan [slachtoffer] dat ze in shock was.
V: Wat zag je aan de kleren van [slachtoffer] ?
A: Toen ik ze in bed had gelegd had ze een broekje aan en een panty. Wij hadden shirtjes met een paar doorzichtige strepen. Daaronder droegen de meeste meiden een
zwart hemdje. [slachtoffer] had een wit hemdje. Het shirt zat omhoog en de BH zat niet meer
dicht. Die zat niet meer goed.
V: En de andere kleding?
A: Ze had een broekje aan maar de panty was er onderuit. We hebben toen we gingen alle kledingstukken van haar gepakt behalve die ontbraken.
V: Waar zijn jullie toen naar toe gegaan?
A: Naar [getuige 4] want de afspraak was dat ze daar de rest van de carnaval zou slapen.
V: Wat heb je onderweg naar [getuige 4] nog gehoord of gezien?
A: Op dat moment hebben we niet veel gezegd alleen dat [slachtoffer] heel vaak heeft gezegd
dat ze tegen die vader had gezegd dat hij haar met rust moest laten maar dat hij dat niet deed.
V: Heeft [slachtoffer] jou nog iets verteld?
A: Ja. Dat die vader dingen tegen haar had gezegd en dat ze zelf merkte dat ze geen panty en geen onderbroek meer aan had en dat ze een deel dat ze met [verdachte] is geweest niet meer weet en dat ze vaak heeft gezegd dat die moest stoppen en dat hij weg moest gaan maar dat hij dat niet deed.
V: Weet je wat hij tegen haar gezegd heeft?
A: Ja, dat die wilde beffen hoe nooit iemand dat bij haar had gedaan. Dat hij wilde dat [slachtoffer] klaar kwam. Oh, ja, en ze had gezegd dat ze tegen die man had gezegd, je moet het niet doen want ik ben een vriendin van [dochter van verdachte] . Hij zou toen gezegd hebben: Nee ik weet dat het fout is maar ik moet het wel doen en ik ga het doen.
V: Hoe laat zijn jullie de eerste keer weg gegaan?
A: Volgens mij was dat rond 24.00 uur.
V: Hoe laat ging je met je ouders er naar toe om [slachtoffer] te halen?
A: Om 02.00 uur heb ik naar mama gestuurd: Kom ons ophalen. Ik denk dat ze er rond
2.1
uur waren. Die twaalf uur kan ook half een zijn. Ik denk dat ze zo rond anderhalf uur alleen is geweest met die man.
4.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 17 februari 2015, dossierpagina’s 132-139, met bijlage, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 2] ( [getuige 2] ):
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord
V: Wie zijn je vriendinnen?
A: [slachtoffer] , [naam] , [getuige 4] , [getuige 1] , [dochter van verdachte] , [naam] , [naam] en [naam] .
V: Wie is je beste vriendin?
A: [dochter van verdachte] .
V: Hoe laat was je zaterdag (het hof begrijpt: 14 februari 2015) bij [dochter van verdachte] ?
A: Ik denk dat ik tussen 19.00 en 20.00 uur bij [dochter van verdachte] was.
V: Hoe laat zouden jullie naar [uitgaansgelegenheid] gaan?
A: We hadden niet echt een tijd afgesproken maar we zouden rond 22.00/23.00 uur aanfietsen.
V: En is dat ook zo gegaan?
A: Om 22.15 uur wilden we aan gaan fietsen en vroeg [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) of ik even mee wilde lopen naar de WC en ze ging overgeven en ik ging haar helpen. [getuige 1] (het hof begrijpt: de getuige [getuige 1] ) kwam erbij en vroeg of we mee gingen en ze zag dat [slachtoffer] aan het kotsen was en die heeft toen meegeholpen, gewoon een glas water halen en zo. [getuige 4] kwam ook nog vragen of ze mee gingen en we zeiden tegen haar dat ze maar vast moest gaan. We dachten, als iedereen moet wachten verpesten we iedereen zijn avond en we kunnen [slachtoffer] ook niet alleen achter laten.
V: Na het overgeven wat dan?
A: Op de bank neergelegd. Nog een glaasje water voor haar gehaald en toen is ze meteen in slaap gevallen en toen hadden [getuige 1] en ik het huis alvast een beetje opgeruimd. Toen was het ongeveer een half uur later en hadden we [slachtoffer] geprobeerd wakker te maken en gevraagd of ze mee wilde gaan. We kregen haar niet echt wakker. [getuige 1] schreeuwde ook hard tegen haar, maar ze reageerde er niet echt op. Ze was een beetje aan het mompelen en we konden niet echt verstaan wat ze zei.
V: En toen?
A: We hadden ze overeind gezet maar moest haar wel vasthouden want anders viel ze om.
We kregen wel wat contact en ze zei dat ze niet mee niet naar [uitgaansgelegenheid] ging maar wilde slapen. Wij zeiden dat ze dan wel kon slapen op die bedden waar ze de nacht ervoor geslapen hadden.
V: Hoe is dat toen verder gegaan?
A: We hebben haar er neergelegd en we hebben een bak en glaasje water er neer gelegd en de telefoon en we spraken af dat we zouden wachten en de ouders van [dochter van verdachte] zouden bellen. We hebben de moeder van [dochter van verdachte] gebeld. Ze zei dat ze over ongeveer een half uurtje thuis zou komen. Wij zijn toen blijven wachten. Op een gegeven moment kwam die vader (het hof begrijpt: verdachte) thuis en niet de moeder, [echtgenote van verdachte] (het hof begrijpt: [echtgenote van verdachte] ).
V: Wat gebeurde er toen?
A: We zagen dat die vader zat was. Hij zei rare dingen tegen mij en [getuige 1] .
V: Wat voor rare dingen?
A: Dat we er hoerig uitzagen en dat we bang moesten zijn dat we verkracht zouden worden als we zo over straat zouden fietsen.
V: Hoe zagen jullie er dan uit?
A: Gewoon panty aan en een kort broekje. We hadden allebei daarboven een voetbalshirt aan.
V: En toen?
A: Toen moesten we op de bank komen zitten en zei hij dat we het goed hadden gedaan door voor [slachtoffer] te zorgen. Hij gaf ons ieder 20 euro voor een taxi. We zijn toen met ons drieën naar de ruimte gelopen waar [slachtoffer] lag. We wilden even kijken of ze nog ademde. Hij deed toen best wel raar. Hij ging over haar heen hangen en kusjes geven op haar hoofd. Dat vonden we wel raar. We zijn met ons drieën weer naar voren naar de woonkamer gegaan. Hij wilde ons naar mijn gevoel weg hebben. Hij zei nu gaan jullie een taxi bellen.
V: Zijn jullie weg gegaan?
A: We waren naar buiten en [getuige 1] zei: hij doet raar. Ik zei: zo doet hij wel vaker en hij zei dat hij naar bed zou gaan dus er zal wel niets gebeuren maar [getuige 1] wilde
toch blijven kijken naar wat hij deed. [getuige 1] is eerst gaan kijken bij de woonkamer en [getuige 1] vertelde dat hij zonder TV kijken op de bank zat. Ik ben toen ook nog gaan kijken en zag op een gegeven moment dat hij opstond en naar de ruimte liep waar [slachtoffer] lag. Ik riep dat tegen [getuige 1] en we zijn toen gaan kijken en zagen de lampen aan gaan in de ruimte waar [slachtoffer] lag.
V: En toen?
A: Toen gingen dus de lampen aan. De raampjes waren net te hoog voor ons om door te kijken om te zien waar [slachtoffer] lag. We deden elkaar optillen en een beetje kijken. Hij zat bij [slachtoffer] en haar wakker schudden. Best wel raar, want we waren er net geweest. Hij zat toen ook aan haar borsten en probeerde ook haar shirt uit te trekken. Een voor een kijken en toen op een gegeven moment zagen wij dat hij met de hand in haar broek zat en op en neer ging. We hebben allebei een paar keer gekeken en dat gezien.
V: Wat zag jij dan precies allemaal?
A: Dat hij met zijn hand in haar broek zat en op en neer ging. Hij had hem niet uitgetrokken. [getuige 1] raakte in paniek en we begonnen allebei te huilen en we wisten echt niet wat wij moesten doen.
V: Je zegt, jullie zagen zijn hand in haar broekje. Lag ze dan niet onder een deken?
A: Jawel, we hadden haar wel onder een deken gelegd maar die had [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) van haar afgehaald.
V: En dan?
A: Toen heeft [getuige 1] haar moeder gebeld. Ik weet niet precies wat die moeder tegen [getuige 1] heeft gezegd maar we waren aan het huilen en [getuige 1] had opgehangen en toen kwam [echtgenote van verdachte] (hof: de echtgenote van verdachte) aangelopen. Die zag ons en vroeg wat wij daar nog deden en toen zei [getuige 1] : " [verdachte] zit aan [slachtoffer] ." We wilden naar die kamer en toen we daar kwamen kwam [verdachte] er net uitgelopen, de keuken weer in. [echtgenote van verdachte] zei: wat doe je bij [slachtoffer] , daar hoor je niet te komen.
V: Hoe was de kleding van [slachtoffer] toen je haar op bed hebt gelegd?
A: Ze had een shirtje aan en een panty en broekje. We hebben alleen haar schoenen uitgetrokken.
V: Waar was [verdachte] ?
A: Wij hadden water neer gezet en een bak waar haar hoofd was. Dan hoefde ze niet
op te staan want dat kon ze niet echt. [verdachte] die zat er naast.
V: Hoe zat hij dan?
A: Met zijn hoofd richting [slachtoffer] .
V: Je bedoelt met zijn gezicht?
A: Ja.
V: Is hij in dezelfde positie gebleven?
A: Nee, hij is meer een beetje bij haar op bed gaan zitten.
V: Wat kun je nog vertellen over zijn kleren op dat moment?
A: Hij had carnavalskleren aan op dat moment.
V: Hoe lag [slachtoffer] ?
A: Wij hadden haar op bed gelegd. Hij probeerde haar wakker te schudden en tilde haar een beetje overeind.
5.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 16 februari 2015, dossierpagina’s 126-131, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord
Ik heb drie kinderen. [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1] ) is de middelste. Zaterdagnacht (het hof begrijpt: de nacht van 14 op 15 februari 2015) om 24.00 uur belde [getuige 1] dat er iets ergs was gebeurd. Ze vertelde dat ze bij [dochter van verdachte] (het hof begrijpt: [dochter van verdachte] ) was en dat ze er was met een vriendin van [dochter van verdachte] . Dat [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) teveel gedronken had, eerst op de bank had gelegd en daarna op bed. Dat de deur open ging en dat het niet de moeder was maar de vader [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte). Dat ze door een raampje zagen dat [verdachte] naar het bed ging van [slachtoffer] . Ik heb naderhand door het raampje gekeken en er lagen een stuk of zes matrassen. Vanaf het raam kon je het hele bed zien waar [slachtoffer] lag volgens [getuige 1] . Bij de buren hebben ze mij als eerste gebeld. Ze zeiden dat ze niet wisten wat ze moesten doen. Ik zei: ik weet het ook niet. Ik zei: Ik ga even papa bellen en we komen er zo aan. Ik zag mijn man en toen zijn we meteen naar de auto gelopen om er heen te rijden. Ik belde haar op om te zeggen dat we kwamen. Ik hoorde dat ze zei: De mama van [dochter van verdachte] is er. Ik zei dat [slachtoffer] niet bij [dochter van verdachte] zou slapen maar bij [getuige 4] en dat ze daar naar toe moest. Ik zei: Bij [uitgaansgelegenheid] roep je [getuige 4] dat ze mee moet om [slachtoffer] te halen. Ik zei, we rijden nu aan. We waren er zo en troffen twee huilende meisje bij de benzinepomp. Ze waren in paniek.
We hadden bij de buren geparkeerd en ik zag dat ze naar de zijkant van het huis liepen. Daar brandde licht. Ze gingen niet naar de deur, maar tilden elkaar op. [getuige 4] had eerst [getuige 1] opgetild en toen andersom. Mijn man zag dat er iets niet goed was en we liepen er naar toe. Ik hoorde [getuige 1] roepen: Papa, mama, ik zie [slachtoffer] niet liggen maar [verdachte] zit er wel. Ik heb toen ook door de raam gekeken. Ik zag wel bedden maar ik zag geen personen. Ik hoorde dat [naam] zei: Ik ga naar binnen. Ze zijn naar de voordeur gelopen. Ik ben er blijven staan bij de raampjes. Ik zag toen [verdachte] uit de hoek komen waar
ik geen zicht op had. Ik heb ook nog iets horen zeggen door volgens mij [verdachte] . [naam] bleef maar op de ramen bonzen. Ik denk wel drie, vier, vijf minuten. Ik zag toen dat [verdachte] de deur opende, de keuken inliep en toen ben ik ook naar voren gelopen. Na enige tijd deed [verdachte] de deur open in zijn onderbroek en we liepen meteen naar de ruimte waar [slachtoffer] was. Wij zagen haar liggen. Helemaal ingepakt in een dekbed. We hebben haar naam geroepen en haar opgepakt en meegenomen. Toen hij de deur open maakte hoorde ik hem zeggen: He, storen jullie mij nu weer, ik lag net te slapen. Dat klopt niet want ik zag hem uit de garage komen.
[slachtoffer] was op het moment dat we haar meenamen wel weer aanspreekbaar maar echt in shock. We zijn toen naar [getuige 4] gereden. [slachtoffer] vertelde dat hij wel 100 keer had gezegd dat ze het niemand mocht vertellen. Dat zij geroepen had dat ze het niet wilde. Dat hij had gezegd dat hij haar wilde en [echtgenote van verdachte] niet. Dat ze het echt niet wilde. Dat ze hem weg probeerde te duwen. Dat hij weg ging en de lamp uit deed maar weer terug kwam. Dat ze wel weg wilde maar niets kon. Toen wij haar aantroffen had ze ook minder kledingstukken aan dan dat [getuige 1] haar op bed had gelegd.
V: Wat had ze nog voor kleding aan dan?
A: Bruin met panterprint met doorschijnend geheel. Daaronder zag je toen wij haar aantroffen haar blote borsten. Haar BH hing om haar nek. Omdat het shirt doorscheen zag je dat er onder niets zat. Ze had een heel kort hotpants broekje aan. In ieder geval zo goed als aan.
V: Droeg ze verder nog iets aan de benen of voeten?
A: Nee, geen panty of niets. Er lag ook niets. Ik heb die dekens er af gehaald en er was niets.
De eerste keer dat mijn dochter belde was rond 24.00 uur. Dat wij weer bij [uitgaansgelegenheid] waren om ze op te halen was rond 02.00 uur.
6.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 17 februari 2015, dossierpagina’s 141-147, met bijlage, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 4] ( [getuige 4] ):
V: Wat heb je zaterdag (het hof begrijpt: 14 februari 2015) gedaan?
A: Ik ben later aangesloten bij de groep. Dit was bij [dochter van verdachte] (het hof begrijpt: [dochter van verdachte] ) en we hebben daar eerst ingedronken.
V: Wat heb je gedronken?
A: Het was iets van rode wodka. Toen ik bij [dochter van verdachte] aan kwam had iedereen al gedronken en veel op.
V: Hoe laat ben jij naar de [uitgaansgelegenheid] gegaan op zaterdagavond?
A: Dat was ongeveer rond 22.30 of 23.00 uur, maar ik heb niet op de tijd gelet, dus ik weet het niet helemaal meer.
V: Met wie was je?
A: Iedereen die daar was, behalve [slachtoffer] , [getuige 1] en [getuige 2] .
V: Waarom gingen ze niet mee?
A: Ze gaan niet mee omdat [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) heel erg dronken was en aan het kotsen was op de wc. Ik vroeg nog aan [slachtoffer] en [getuige 1] en [getuige 2] of ik ook moest blijven, maar [getuige 1] en [getuige 2] zouden op [slachtoffer] passen. Ze, [getuige 1] en [getuige 2] vonden dat ik ook maar naar de [uitgaansgelegenheid] moest gaan.
V: Wat heb je toen gedaan?
A: Ik ben toen maar gegaan.
V: Waar is de [uitgaansgelegenheid] ?
A: Dat is in [plaatsnaam] . Ik denk 10 minuten tot 15 minuten fietsen vanuit [dochter van verdachte] .
A: Ik zag dat [getuige 1] en [getuige 2] ook in de [uitgaansgelegenheid] waren. Ik heb [getuige 1] toen gevraagd
waar [slachtoffer] was. Ze zei dat ze op bed lag bij [dochter van verdachte] . In de garage. Ik heb gezegd dat ik [slachtoffer] aan het einde wel zou gaan ophalen, omdat ze bij mij zou gaan slapen die nacht.
V: Hoe verder?
A: [getuige 1] zei tegen mij dat ze haar moeder wel zou bellen en dat haar moeder [slachtoffer] zou ophalen bij [dochter van verdachte] thuis. Vervolgens vroeg [getuige 1] of ik dan mee zou gaan om [slachtoffer] op te halen als haar moeder er was. Ik heb gezegd dat ik dat wel zou doen. Ik denk dat het rond 01.30 uur of 02.00uur was dat ik met [getuige 1] buiten bij [uitgaansgelegenheid] waren.
V: Hoe verder?
A: We gaan met de vader en moeder van [getuige 1] naar de woning van [dochter van verdachte] . We hebben in de auto bedacht wat er zouden gaan doen. We hebben bedacht dat ik en [getuige 1] eerst zouden kijken door de raampjes of [slachtoffer] er nog lag. Ik heb [getuige 1] opgetild bij het raam. Het viel op dat de lampen in de garage aan waren. [getuige 1] zag [slachtoffer] niet meer. [slachtoffer] lag niet meer op de plek waar [getuige 1] haar had achtergelaten. [getuige 1] zag vervolgens [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) in zijn onderbroek zitten ter hoogte van het bed waar [getuige 1] en ik de nacht ervoor op geslapen hadden. Ik zag niemand zitten en ik zag dekens bewegen. Ik zag [verdachte] en [slachtoffer] allebei dus niet. Ik zag de dekens bewegen waar [getuige 1] en ik geslapen hadden. Toen zijn we terug gerend naar de auto en hebben de ouders gehaald. De moeder en vader van [getuige 1] zijn meteen meegekomen en de moeder heeft ook door het raam gekeken.
V: En dan?
A: De vader van [getuige 1] heeft eerst bij de voordeur aangebeld en vervolgens is hij heel hard op het raam van de voordeur gaan bonken. Ik ben met mijn hoofd tegen de garagedeur gaan aanstaan om eventueel iets te horen. Ik hoorde een mannen stem en [slachtoffer] haar stem.
V: En dan?
A: [verdachte] maakt vervolgens de voordeur open in alleen zijn onderbroek. Voor ons gevoel
leek dat het heel lang duurde. We zijn snel naar de schuur gelopen. In de schuur was nu de lamp uit en [slachtoffer] lag onder de dekens in het bed waar [getuige 1] en ik geslapen hadden. Het viel mij op dat de dekens er heel strak overeen lagen. Wij riepen [slachtoffer] , maar ze reageerde niet. Toen riepen we heel hard [slachtoffer] en ze keek ons aan. Ze keek alsof ze het fijn vond dat we er waren. Ik zag dat ze een doorschijnend panter T-shirt met korte mouwen aan had en daaronder een wit hemd. Ik zag dat haar hemd om haar buik zat. De schouder bandjes zaten dus ter hoogte van haar buik. Het leek alsof iemand het hemd naar beneden had uitgetrokken. Ik zag dat haar BH los was en dat de onderzijde van de BH niet onder haar borsten maar juist er boven zat.
V: Hoe zat haar onderkleding?
A: Ik heb niet gelet op haar onderkleding, maar de volgende dag heb ik van [slachtoffer] gehoord dat ze haar panty en haar onderbroek niet meer aan had.
Ze weet niet hoe die uitgegaan is.
V: Wat zei ze zelf?
A: Ze zei dat ze niets meer wist van wat er precies was gebeurd. Wel zei ze dat ze had gezegd tegen [verdachte] dat ze dit niet wilde en dit niet hoort en dat ze een vriendin is van zijn dochter en [verdachte] zou gezegd hebben dat hij het gewoon wilde en dat het moest. Vervolgens zijn we naar mijn huis gereden.
Ik heb de volgende middag op zondag gevraagd aan [slachtoffer] wat ze nog wist wat er gebeurd was. Ik was alleen samen met [slachtoffer] . Ze vertelde mij dat [verdachte] gezegd had tegen haar dat hij haar zou beffen zoals nooit iemand anders dat bij haar had gedaan en dat hij haar zou laten klaarkomen. Ze vertelde dat ze dit allemaal niet wilde.
V: Wat heeft [slachtoffer] verteld dat hij gedaan heeft bij haar?
A: Ze wist dit niet meer.
7.
Het proces-verbaal verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 18 februari 2015, dossierpagina’s 40-61, met bijlage voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van verdachte:
Mijn adres is: [adres] .
V: Vraag.
A: Antwoord.
O: Opmerking verbalisanten.
A: Het was zaterdag (het hof begrijpt: 14 februari 2015) en het was optocht van de carnaval in [plaatsnaam] . Ik ben 's middags naar het café gegaan. Ik moet eerlijkheidshalve toegeven dat ik meer dan gezond alcohol heb genuttigd. Ik ben naar huis gegaan. Ik ben naar binnen gegaan met mijn eigen sleutel en ik kom twee van de dames tegen met de jas aan. De meiden die er waren zijn de meiden van een vast clubje, dat was [getuige 2] en een ander meisje. Die zei: " [slachtoffer] is helemaal van de kaart en die ligt hier in de garage”. Ik zei: wat is er gebeurd. Die heeft veel en veel te veel gedronken, dat was het antwoord. Ik ben naar de garage gelopen en ze lag op het achterste bed. Ik ben er op mijn knieën bij gaan zitten. Ze lag op haar zij en ik keek tegen haar rug. Ik buig over haar heen kus op haar oor en zei: Wordt eens wakker schatje. Ik begin te schudden en ik voel onder het dekbed of ze nog warm is en ademt.
O: Laten we terug gaan naar het eerste moment. [slachtoffer] ligt daar?
A: Zoals ik het mij herinner. Ze ligt op haar zij met haar gezicht naar de kast toe. Dus met de rugkant. Dat dekbed lag zo in de lengte. Haar hoofd lag daar. Daar is de muurkant. Ik ben er bij gaan zitten. Vervolgens heb ik over haar heen gekeken en in haar oor gekust en gezegd wordt eens wakker en er kwam geen reactie.
V: Gaan de handen over of onder het dekbed?
A: Er kwam geen reactie en toen heb ik het dekbed gaan doen en toen ben ik hetzelfde gaan doen. Heb ik haar aangeraakt. Plaatsen waar het niet mag.
V: Waar dan?
A: Overal. Toen zei ze iets. Ze zei, dat wil ik niet [verdachte] ga naar [echtgenote van verdachte] , ga naar je eigen vrouw.
O: Heb je haar bij de borsten vast gehad?
A: Ja dat kan.
O: Dan zien de twee meiden dat je [slachtoffer] iets te drinken wil geven. Iets van oranje van kleur. Kun jij je dat herinneren?
A: Ja, jus d'orange. Dat was door die warmte en het klopt, dat heb ik toen gegeven.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 23 februari 2015, dossierpagina’s 103-107, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op maandag 16 februari 2015 bevonden wij, verbalisanten, ons in de woning [adres] (het hof begrijpt: [plaatsnaam] ). Wij waren daar binnengelaten door bewoonster [echtgenote van verdachte] . Wij zijn op aanwijzing van de bewoonster naar de garage gelopen. Aldaar zagen wij matrassen op de grond liggen. Volgens de bewoonster had [slachtoffer] op het matras geslapen wat links achterin de garage lag. Volgens bewoonster had haar dochter later op hetzelfde bed geslapen. Wij zagen dat om het matras een rood hoeslaken zat. Half op het bed lag een wit dekbed met donkere figuren. Genoemd hoeslaken is door ons in beslag genomen. Vervolgens hebben we op de andere matrassen gekeken. Op het matras naast het hierboven genoemde matras vonden wij, onder een dekbed, een in elkaar gefrommelde panty met daarin iets wat sterk op een roze/oranje slip leek. Dit hebben samen in een papieren zak gedaan.
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat aan de buitenzijde van de eerder genoemde garage drie ramen zaten. Ik zag dat de twee ramen het dichtst bij de straat, van de garage zijn. Het derde raam is van de bijkeuken. Ik zag dat er voor de ramen witte glasgordijnen hangen. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat ik door de glasgordijnen de garage in kan kijken. Ik zag dat dit alleen gaat als er in de garage licht aan is. Als het donker is kun je niet door de glasgordijnen de garage in kijken. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag door het middelste raam bedden in de garage liggen. Ik zag het bed met het blauwe hoeslaken, waarop wij de panty hebben aangetroffen niet. Ik, verbalisant, ben 190 centimeter lang en ik moest bij het kijken op mijn tenen gaan staan om het achterste bed, met het rode hoeslaken, te kunnen zien.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 1 april 2015, dossierpagina’s 81-82, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant] :
De benadeelde [slachtoffer] ( [geboortedatum] ) verklaarde bereid te zijn om mee te werken aan een forensisch medisch onderzoek. Hierop ben ik, verbalisant, naar ziekenhuis [naam] gegaan. Op 16 februari 2015 vond er aldaar een Forensisch Medisch Onderzoek plaats. In een onderzoekskamer op de afdeling Gynaecologie van het bovengenoemde ziekenhuis werd door GGD-arts
dr. [naam] (het hof begrijpt: [naam] ) het forensisch medisch onderzoek uitgevoerd bij [slachtoffer] . Tijdens het onderzoek heeft GGD-arts [naam] , te samen met mij verbalisant [verbalisant] het forensisch onderzoek bij [slachtoffer] afgenomen. Door mij verbalisant [verbalisant] werd [slachtoffer] verzocht zich te ontdoen van haar kleding, waarna de forensisch arts de vagina van [slachtoffer] heeft bemonsterd. Door mij, verbalisant [verbalisant] , werden de door de GGD-arts veiliggestelde sporen verpakt in de onderzoeksset zedendelicten. Er werden een vijftal zogenaamde swabs gebruikt, waarvan de verpakking voorzien werd van een SIN Identiteitszegel ZAAC2044NL.
10.
De verklaring onderzoek zeden, opgemaakt d.d. 16 februari 2015, dossierpagina’s 252-269, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Verbalisant: [verbalisant]
Slachtoffer: [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum]
Dit onderzoek wordt verricht door: dr. [naam]
Locatie: ziekenhuis [plaatsnaam]
Datum: 16 februari 2015
Plaats: [plaatsnaam]
Lichaamsbemonsteringen:
Vagina bemonsterd? Ja
Buitenste schaamlippen -> swab nr. 1
Binnenste schaamlippen -> swab nr. 2
Diep vaginaal -> swab nr. 3
Diep vaginaal -> swab nr. 3.1
Ingang vagina -> swab nr. 4
11.
Het NFI-rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Erp op14 februari 2015, opgemaakt d.d. 6 mei 2015, los opgenomen, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van rapporteur dr. [deskundige] :
Zaaknummer: 2015.04.10.127 (aanvraag 001 en 002)
Datum aanvraag: 17 maart 2015
Kenmerk aanvrager: PL2100-2015034948
In deze zaak zijn een onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek uitgevoerd.
De bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten ZAAC2044NL zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof). Hierbij is geen sperma of spermavloeistof aangetroffen in deze bemonsteringen.
De bemonstering AAHW1101NL#06 is onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof) en speeksel. Hierbij is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel in deze bemonstering. Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van sperma of spermavloeistof in deze bemonstering.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAHW1100NL#02 een bemonstering van de binnenzijde van de linkerkant van de tailleband van de panty
AAHW1101NL#02 een bemonstering van de buitenzijde van de linkerkant van de tailleband van de broek
AAHW1101NL#04 een bemonstering van de binnenzijde van de linkerkant van de tailleband van de broek
AAHW1101NL#05 een bemonstering van de binnenzijde van de voorkant van de broek
AAHW1101NL#06 een bemonstering van de binnenzijde van het kruis van de broek
Van de aangeleverde referentiemonsters zijn DNA-profielen verkregen. Deze
DNA-profielen zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
1) Van het DNA in alle onderzochte bemonsteringen zijn DNA-profielen verkregen van een vrouw. Deze DNA-profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van aangeefster [slachtoffer] RABC0374NL. Vanwege deze matches, en omdat het bemonsteringen betreffen van het lichaam of kleding van aangeefster, wordt aangenomen dat deze bemonsteringen DNA bevatten dat afkomstig is van aangeefster [slachtoffer] zelf.
2) In de DNA-profielen van de bemonsteringen AAHW1100NL#02 (van de tailleband van de panty) en AAHW1101NL#02, #04 en #05 (van de tailleband en binnenzijde van de broek) zijn additionele DNA-kenmerken zichtbaar die duiden op de aanwezigheid van een relatief geringe hoeveelheid DNA van minimaal één andere persoon, waarvan tenminste één man. Het DNA-profiel van [verdachte] RABC7366NL matcht met deze DNA-mengprofielen. Dit betekent dat [verdachte] donor kan zijn van een deel van het DNA in deze bemonsteringen.
3) Bij het DNA-onderzoek wordt de hoeveelheid geïsoleerd DNA bepaald. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de hoeveelheid mannelijk (Y-chromosomaal) DNA en de totale hoeveelheid, mannelijk en vrouwelijk (autosomaal) DNA. Bij deze bepaling is een aanwijzing verkregen voor een relatief geringe hoeveelheid mannelijk DNA in een aantal bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten ZAAC2044NL.
12.
Het NFI-rapport Aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Erp op 14 februari 2015, opgemaakt d.d. 22 juli 2015, los opgenomen, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van rapporteur dr. [deskundige] :
Zaaknummer: 2015.04.10.127 (aanvraag 003)
Datum aanvraag: 4 juni 2015
Kenmerk aanvrager: PL2100-2015034948-43
onderzoek [plaatsnaam]
Parketnummer: 01/865034 -15 (verdachte [verdachte] )
In deze zaak is een aanvullend DNA-onderzoek uitgevoerd.
De bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), ZAAC2044NL#02
(binnenste schaamlippen), ZAAC2044NL#03 en #04 (diep vaginaal) en ZAAC2044NL#05 (ingang vagina) zijn onderworpen aan een zogenoemd
Y-chromosomaal DNA-onderzoek om te trachten aanvullende genetische informatie van de mannelijke celdonor(en) in deze bemonsteringen te verkrijgen.
Op grond van de eerste resultaten van het standaard Y-chromosomaal DNA-onderzoek zijn de bemonsteringen ZAAC2044NL#01 tot en met #03 onderworpen aan een zogenoemde Y-chromosomale LCN DNA-analyse.
Van het referentiemonster wangslijmvlies RABC7366NL van de verdachte
[verdachte] (geboren op [geboortedag] ) is een Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Van het mannelijke DNA in de bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) en ZAAC2044NL#03 (diep vaginaal) zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen. Deze Y-chromosomale DNA-profielen matchen met het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte
[verdachte] RABC7366NL. Dit betekent dat deze bemonsteringen, naast celmateriaal dat afkomstig is van het slachtoffer [slachtoffer] zelf, eveneens celmateriaal bevatten dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] .
Voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden matches
tussen de Y-chromosomale DNA-profielen van het DNA in de bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) en ZAAC2044NL#03 (diep vaginaal) en het Y-chromosomale
DNA-profiel van de verdachte [verdachte] RABC7366NL is het van belang om te weten hoe zeldzaam de matchende Y-chromosomale DNA-profielen zijn. Hoe zeldzamer de matchende Y-chromosomale DNA-profielen, des te groter is de wetenschappelijke bewijswaarde van de matches. Onder de aanname dat het mannelijke celmateriaal in de bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) en ZAAC2044NL#03 (diep vaginaal) afkomstig is van dezelfde man(nen), is hiertoe het meest informatieve Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) op 21 juli 2015 vergeleken met de Y-chromosomale DNA-profielen in de YHRD Database. Op deze datum waren in deze databank ruim 102 duizend
Y-chromosomale DNA-profielen aanwezig die voor dezelfde combinatie van
Y- chromosomale DNA-kenmerken zijn getypeerd als het Y-chromosomale
DNA-profiel van het DNA in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen). Deze DNA-profielen betreffen Y-chromosomale DNA-profielen van mannen uit verschillende en over de gehele wereld verspreide bevolkingsgroepen. Bij de vergelijking is gebleken dat het Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de
bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) 1 keer in deze databank
voorkomt.
Om de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match tussen het
Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) en het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte
[verdachte] RABC7366NL te kunnen formuleren in verbale termen van waarschijnlijkheid is het onderstaand hypothesepaar beschouwd.
Hypothese 1: Het mannelijke celmateriaal in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) is afkomstig van de verdachte [verdachte] .
Hypothese 2: Het mannelijke celmateriaal in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) is afkomstig van een andere, willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante man.
Uit de evaluatie wordt geconcludeerd dat de verkregen resultaten van het
Y-chromosomaal DNA-onderzoek aan de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen)
zeer veel waarschijnlijkerzijn wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. Dit betekent dat de verkregen resultaten van het
Y-chromosomale DNA-onderzoek aan deze bemonstering zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer het mannelijke celmateriaal in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) afkomstig is van de verdachte [verdachte] , dan wanneer het mannelijke celmateriaal in deze bemonstering afkomstig is van een andere, willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante man.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de minderjarige
[slachtoffer] . Hij heeft haar slechts aangeraakt om haar wakker te krijgen en heeft daarom op haar lichaam lopen drukken, aldus de verdediging.
Wat betreft de resultaten van het DNA-onderzoek door het NFI heeft de raadsman erop gewezen dat het bij het rapport van 22 juli 2015 gaat om Y-chromosomale DNA-profielen. Niet kan worden uitgesloten dat het DNA op de kleding van het slachtoffer afkomstig is van een ander mannelijk familielid, zoals de zoon van verdachte of een neef. Voorts is het mogelijk dat het mannelijk DNA op de onderbroek en panty van [slachtoffer] terecht is gekomen toen zij gebruik maakte van de sanitaire voorzieningen in de woning van verdachte. Dat dit DNA ook op haar schaamlippen en diep vaginaal is aangetroffen kan te maken hebben met een zogenaamde secundaire overdracht. De swaps tijdens het lichamelijk onderzoek zijn niet in de juiste volgorde afgenomen, waardoor het DNA ook diep vaginaal terecht is gekomen. Er heeft derhalve een vervuiling plaatsgevonden. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep de eerder afgewezen onderzoekswens tot het verrichten van een nieuw DNA-onderzoek herhaald.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit de bovenstaande bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd door bij [slachtoffer] zijn vinger(s) in haar vagina te brengen en haar borsten, vagina en de schaamstreek te betasten. Het seksueel karakter ligt in die handelingen besloten. De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] weliswaar heeft aangeraakt, maar slechts om haar wakker te maken acht het hof - evenals de rechtbank - niet geloofwaardig en ook in het geheel niet aannemelijk geworden. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben immers gezien dat verdachte met zijn handen bij de borsten van [slachtoffer] zat en dat hij met zijn hand in haar broekje ging, waarbij zijn hand op en neer ging. [getuige 1] en [getuige 2] hebben voorts verklaard dat zij [slachtoffer] in haar kleding in bed hebben gelegd. Toen [slachtoffer] werd opgehaald, hing haar BH los en droeg zij aan haar onderlijf alleen een kort broek. Haar onderbroek en panty waren verdwenen. Die kledingstukken zijn door de politie aangetroffen in een dekbed in de ruimte waar [slachtoffer] heeft gelegen.
Uit het gegeven dat het chromosomaal DNA, dat afkomstig kan zijn van verdachte, is aangetroffen op de linker buitenzijde van de tailleband van het broekje en de rechterbinnenzijde van de tailleband van het broek maakt het hof op dat verdachte degene is geweest die dat broekje heeft uitgetrokken. Die gevolgtrekking klemt des te meer omdat [slachtoffer] zelf niet bij kennis was.
Het hof acht de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] geloofwaardig. De verklaringen zijn gedetailleerd, komen met elkaar overeen op belangrijke punten en worden voorts ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo is door de politie gerelateerd dat het mogelijk is om door het raam van de garage het matras te zien waarop [slachtoffer] aanvankelijk lag. [getuige 1] heeft verklaard dat zij door het raam van de garage heeft gezien dat verdachte [slachtoffer] een geel/oranje drankje gaf. Dit komt overeen met de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] jus d’orange heeft gegeven. Voorts worden de verklaringen ondersteund door het in de vagina van [slachtoffer] aangetroffen chromosomaal DNA dat van verdachte afkomstig kan zijn.
De door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep herhaalde onderzoekswens aangaande het DNA-onderzoek, door het hof aangemerkt als een voorwaardelijk verzoek, wordt afgewezen. Gelet op hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep ter onderbouwing ervan heeft aangevoerd en gelet op de aanwezigheid van al de overige bewijsmiddelen, acht het hof een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk.
Het hof acht de uitkomsten van de NFI rapportages aangaande het DNA-onderzoek betrouwbaar en bezigt deze tot het bewijs. Het hof is niet gebleken dat de GGD-arts en deskundigen van het NFI onzorgvuldig en/of in strijd met protocollen te werk zijn gegaan en dat er sprake zou zijn van vervuilde resultaten. Uit de verklaring onderzoek zeden d.d.
16 februari 2015 maakt het hof op dat dr. [naam] “van buiten naar binnen” heeft gewerkt, hetgeen vervuiling uitsluit. Ook de door de verdediging veronderstellenderwijs opgeworpen mogelijkheid dat het mannelijk DNA op de kleding van [slachtoffer] terecht is gekomen bij gebruik van het sanitair van de woning van verdachte is voor het hof op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Dit past ook geenszins bij de inhoud van de overige bewijsmiddelen, op basis waarvan vast staat dat verdachte het lichaam van
[slachtoffer] heeft betast.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het bewezen verklaarde houdt immers in dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarig meisje. Dit meisje, een vriendin van de dochter van verdachte, verbleef tijdens carnaval in de woning van verdachte en verkeerde door overmatig gebruik van alcohol in een verminderde staat van bewustzijn. Verdachte wist dat, maar heeft er niet voor terug gedeinsd haar op allerlei intieme plaatsen te betasten en met zijn vinger(s) seksueel bij haar binnen te dringen. Door zijn handelen heeft verdachte op grove wijze misbruik gemaakt van de situatie en van het in hem gestelde vertrouwen. Hij heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het nog minderjarige slachtoffer aangetast. Het is algemeen bekend dat dergelijk handelen nog lange tijd ingrijpende psychische gevolgen kan hebben voor het slachtoffer. Dergelijke gevolgen wegen zwaarder als de betreffende volwassene de handelingen niet wil erkennen. Verdachte heeft zich kennelijk geen rekenschap gegeven van de belangen van de slachtoffer en zich slechts bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 maart 2017 waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie en voorts op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles overziend acht het hof het passend en geboden aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. K. van der Meijde, voorzitter,
mr. H.A.W. Vermeulen en mr. H. Harmsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 26 juni 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de Politie Eenheid Oost-Brabant, Unit Zeden, proces-verbaalnummer 2015034948, gesloten op 27 oktober 2015 en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent van politie (zedenrechercheur), met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-269.