2.1uur waren. Die twaalf uur kan ook half een zijn. Ik denk dat ze zo rond anderhalf uur alleen is geweest met die man.
4.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 17 februari 2015, dossierpagina’s 132-139, met bijlage, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 2] ( [getuige 2] ):
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord
V: Wie zijn je vriendinnen?
A: [slachtoffer] , [naam] , [getuige 4] , [getuige 1] , [dochter van verdachte] , [naam] , [naam] en [naam] .
V: Wie is je beste vriendin?
A: [dochter van verdachte] .
V: Hoe laat was je zaterdag (het hof begrijpt: 14 februari 2015) bij [dochter van verdachte] ?
A: Ik denk dat ik tussen 19.00 en 20.00 uur bij [dochter van verdachte] was.
V: Hoe laat zouden jullie naar [uitgaansgelegenheid] gaan?
A: We hadden niet echt een tijd afgesproken maar we zouden rond 22.00/23.00 uur aanfietsen.
V: En is dat ook zo gegaan?
A: Om 22.15 uur wilden we aan gaan fietsen en vroeg [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) of ik even mee wilde lopen naar de WC en ze ging overgeven en ik ging haar helpen. [getuige 1] (het hof begrijpt: de getuige [getuige 1] ) kwam erbij en vroeg of we mee gingen en ze zag dat [slachtoffer] aan het kotsen was en die heeft toen meegeholpen, gewoon een glas water halen en zo. [getuige 4] kwam ook nog vragen of ze mee gingen en we zeiden tegen haar dat ze maar vast moest gaan. We dachten, als iedereen moet wachten verpesten we iedereen zijn avond en we kunnen [slachtoffer] ook niet alleen achter laten.
V: Na het overgeven wat dan?
A: Op de bank neergelegd. Nog een glaasje water voor haar gehaald en toen is ze meteen in slaap gevallen en toen hadden [getuige 1] en ik het huis alvast een beetje opgeruimd. Toen was het ongeveer een half uur later en hadden we [slachtoffer] geprobeerd wakker te maken en gevraagd of ze mee wilde gaan. We kregen haar niet echt wakker. [getuige 1] schreeuwde ook hard tegen haar, maar ze reageerde er niet echt op. Ze was een beetje aan het mompelen en we konden niet echt verstaan wat ze zei.
V: En toen?
A: We hadden ze overeind gezet maar moest haar wel vasthouden want anders viel ze om.
We kregen wel wat contact en ze zei dat ze niet mee niet naar [uitgaansgelegenheid] ging maar wilde slapen. Wij zeiden dat ze dan wel kon slapen op die bedden waar ze de nacht ervoor geslapen hadden.
V: Hoe is dat toen verder gegaan?
A: We hebben haar er neergelegd en we hebben een bak en glaasje water er neer gelegd en de telefoon en we spraken af dat we zouden wachten en de ouders van [dochter van verdachte] zouden bellen. We hebben de moeder van [dochter van verdachte] gebeld. Ze zei dat ze over ongeveer een half uurtje thuis zou komen. Wij zijn toen blijven wachten. Op een gegeven moment kwam die vader (het hof begrijpt: verdachte) thuis en niet de moeder, [echtgenote van verdachte] (het hof begrijpt: [echtgenote van verdachte] ).
V: Wat gebeurde er toen?
A: We zagen dat die vader zat was. Hij zei rare dingen tegen mij en [getuige 1] .
V: Wat voor rare dingen?
A: Dat we er hoerig uitzagen en dat we bang moesten zijn dat we verkracht zouden worden als we zo over straat zouden fietsen.
V: Hoe zagen jullie er dan uit?
A: Gewoon panty aan en een kort broekje. We hadden allebei daarboven een voetbalshirt aan.
V: En toen?
A: Toen moesten we op de bank komen zitten en zei hij dat we het goed hadden gedaan door voor [slachtoffer] te zorgen. Hij gaf ons ieder 20 euro voor een taxi. We zijn toen met ons drieën naar de ruimte gelopen waar [slachtoffer] lag. We wilden even kijken of ze nog ademde. Hij deed toen best wel raar. Hij ging over haar heen hangen en kusjes geven op haar hoofd. Dat vonden we wel raar. We zijn met ons drieën weer naar voren naar de woonkamer gegaan. Hij wilde ons naar mijn gevoel weg hebben. Hij zei nu gaan jullie een taxi bellen.
V: Zijn jullie weg gegaan?
A: We waren naar buiten en [getuige 1] zei: hij doet raar. Ik zei: zo doet hij wel vaker en hij zei dat hij naar bed zou gaan dus er zal wel niets gebeuren maar [getuige 1] wilde
toch blijven kijken naar wat hij deed. [getuige 1] is eerst gaan kijken bij de woonkamer en [getuige 1] vertelde dat hij zonder TV kijken op de bank zat. Ik ben toen ook nog gaan kijken en zag op een gegeven moment dat hij opstond en naar de ruimte liep waar [slachtoffer] lag. Ik riep dat tegen [getuige 1] en we zijn toen gaan kijken en zagen de lampen aan gaan in de ruimte waar [slachtoffer] lag.
V: En toen?
A: Toen gingen dus de lampen aan. De raampjes waren net te hoog voor ons om door te kijken om te zien waar [slachtoffer] lag. We deden elkaar optillen en een beetje kijken. Hij zat bij [slachtoffer] en haar wakker schudden. Best wel raar, want we waren er net geweest. Hij zat toen ook aan haar borsten en probeerde ook haar shirt uit te trekken. Een voor een kijken en toen op een gegeven moment zagen wij dat hij met de hand in haar broek zat en op en neer ging. We hebben allebei een paar keer gekeken en dat gezien.
V: Wat zag jij dan precies allemaal?
A: Dat hij met zijn hand in haar broek zat en op en neer ging. Hij had hem niet uitgetrokken. [getuige 1] raakte in paniek en we begonnen allebei te huilen en we wisten echt niet wat wij moesten doen.
V: Je zegt, jullie zagen zijn hand in haar broekje. Lag ze dan niet onder een deken?
A: Jawel, we hadden haar wel onder een deken gelegd maar die had [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) van haar afgehaald.
V: En dan?
A: Toen heeft [getuige 1] haar moeder gebeld. Ik weet niet precies wat die moeder tegen [getuige 1] heeft gezegd maar we waren aan het huilen en [getuige 1] had opgehangen en toen kwam [echtgenote van verdachte] (hof: de echtgenote van verdachte) aangelopen. Die zag ons en vroeg wat wij daar nog deden en toen zei [getuige 1] : " [verdachte] zit aan [slachtoffer] ." We wilden naar die kamer en toen we daar kwamen kwam [verdachte] er net uitgelopen, de keuken weer in. [echtgenote van verdachte] zei: wat doe je bij [slachtoffer] , daar hoor je niet te komen.
V: Hoe was de kleding van [slachtoffer] toen je haar op bed hebt gelegd?
A: Ze had een shirtje aan en een panty en broekje. We hebben alleen haar schoenen uitgetrokken.
V: Waar was [verdachte] ?
A: Wij hadden water neer gezet en een bak waar haar hoofd was. Dan hoefde ze niet
op te staan want dat kon ze niet echt. [verdachte] die zat er naast.
V: Hoe zat hij dan?
A: Met zijn hoofd richting [slachtoffer] .
V: Je bedoelt met zijn gezicht?
A: Ja.
V: Is hij in dezelfde positie gebleven?
A: Nee, hij is meer een beetje bij haar op bed gaan zitten.
V: Wat kun je nog vertellen over zijn kleren op dat moment?
A: Hij had carnavalskleren aan op dat moment.
V: Hoe lag [slachtoffer] ?
A: Wij hadden haar op bed gelegd. Hij probeerde haar wakker te schudden en tilde haar een beetje overeind.
5.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 16 februari 2015, dossierpagina’s 126-131, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord
Ik heb drie kinderen. [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1] ) is de middelste. Zaterdagnacht (het hof begrijpt: de nacht van 14 op 15 februari 2015) om 24.00 uur belde [getuige 1] dat er iets ergs was gebeurd. Ze vertelde dat ze bij [dochter van verdachte] (het hof begrijpt: [dochter van verdachte] ) was en dat ze er was met een vriendin van [dochter van verdachte] . Dat [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) teveel gedronken had, eerst op de bank had gelegd en daarna op bed. Dat de deur open ging en dat het niet de moeder was maar de vader [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte). Dat ze door een raampje zagen dat [verdachte] naar het bed ging van [slachtoffer] . Ik heb naderhand door het raampje gekeken en er lagen een stuk of zes matrassen. Vanaf het raam kon je het hele bed zien waar [slachtoffer] lag volgens [getuige 1] . Bij de buren hebben ze mij als eerste gebeld. Ze zeiden dat ze niet wisten wat ze moesten doen. Ik zei: ik weet het ook niet. Ik zei: Ik ga even papa bellen en we komen er zo aan. Ik zag mijn man en toen zijn we meteen naar de auto gelopen om er heen te rijden. Ik belde haar op om te zeggen dat we kwamen. Ik hoorde dat ze zei: De mama van [dochter van verdachte] is er. Ik zei dat [slachtoffer] niet bij [dochter van verdachte] zou slapen maar bij [getuige 4] en dat ze daar naar toe moest. Ik zei: Bij [uitgaansgelegenheid] roep je [getuige 4] dat ze mee moet om [slachtoffer] te halen. Ik zei, we rijden nu aan. We waren er zo en troffen twee huilende meisje bij de benzinepomp. Ze waren in paniek.
We hadden bij de buren geparkeerd en ik zag dat ze naar de zijkant van het huis liepen. Daar brandde licht. Ze gingen niet naar de deur, maar tilden elkaar op. [getuige 4] had eerst [getuige 1] opgetild en toen andersom. Mijn man zag dat er iets niet goed was en we liepen er naar toe. Ik hoorde [getuige 1] roepen: Papa, mama, ik zie [slachtoffer] niet liggen maar [verdachte] zit er wel. Ik heb toen ook door de raam gekeken. Ik zag wel bedden maar ik zag geen personen. Ik hoorde dat [naam] zei: Ik ga naar binnen. Ze zijn naar de voordeur gelopen. Ik ben er blijven staan bij de raampjes. Ik zag toen [verdachte] uit de hoek komen waar
ik geen zicht op had. Ik heb ook nog iets horen zeggen door volgens mij [verdachte] . [naam] bleef maar op de ramen bonzen. Ik denk wel drie, vier, vijf minuten. Ik zag toen dat [verdachte] de deur opende, de keuken inliep en toen ben ik ook naar voren gelopen. Na enige tijd deed [verdachte] de deur open in zijn onderbroek en we liepen meteen naar de ruimte waar [slachtoffer] was. Wij zagen haar liggen. Helemaal ingepakt in een dekbed. We hebben haar naam geroepen en haar opgepakt en meegenomen. Toen hij de deur open maakte hoorde ik hem zeggen: He, storen jullie mij nu weer, ik lag net te slapen. Dat klopt niet want ik zag hem uit de garage komen.
[slachtoffer] was op het moment dat we haar meenamen wel weer aanspreekbaar maar echt in shock. We zijn toen naar [getuige 4] gereden. [slachtoffer] vertelde dat hij wel 100 keer had gezegd dat ze het niemand mocht vertellen. Dat zij geroepen had dat ze het niet wilde. Dat hij had gezegd dat hij haar wilde en [echtgenote van verdachte] niet. Dat ze het echt niet wilde. Dat ze hem weg probeerde te duwen. Dat hij weg ging en de lamp uit deed maar weer terug kwam. Dat ze wel weg wilde maar niets kon. Toen wij haar aantroffen had ze ook minder kledingstukken aan dan dat [getuige 1] haar op bed had gelegd.
V: Wat had ze nog voor kleding aan dan?
A: Bruin met panterprint met doorschijnend geheel. Daaronder zag je toen wij haar aantroffen haar blote borsten. Haar BH hing om haar nek. Omdat het shirt doorscheen zag je dat er onder niets zat. Ze had een heel kort hotpants broekje aan. In ieder geval zo goed als aan.
V: Droeg ze verder nog iets aan de benen of voeten?
A: Nee, geen panty of niets. Er lag ook niets. Ik heb die dekens er af gehaald en er was niets.
De eerste keer dat mijn dochter belde was rond 24.00 uur. Dat wij weer bij [uitgaansgelegenheid] waren om ze op te halen was rond 02.00 uur.
6.
Het proces-verbaal verhoor getuige, opgemaakt d.d. 17 februari 2015, dossierpagina’s 141-147, met bijlage, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 4] ( [getuige 4] ):
V: Wat heb je zaterdag (het hof begrijpt: 14 februari 2015) gedaan?
A: Ik ben later aangesloten bij de groep. Dit was bij [dochter van verdachte] (het hof begrijpt: [dochter van verdachte] ) en we hebben daar eerst ingedronken.
V: Wat heb je gedronken?
A: Het was iets van rode wodka. Toen ik bij [dochter van verdachte] aan kwam had iedereen al gedronken en veel op.
V: Hoe laat ben jij naar de [uitgaansgelegenheid] gegaan op zaterdagavond?
A: Dat was ongeveer rond 22.30 of 23.00 uur, maar ik heb niet op de tijd gelet, dus ik weet het niet helemaal meer.
V: Met wie was je?
A: Iedereen die daar was, behalve [slachtoffer] , [getuige 1] en [getuige 2] .
V: Waarom gingen ze niet mee?
A: Ze gaan niet mee omdat [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) heel erg dronken was en aan het kotsen was op de wc. Ik vroeg nog aan [slachtoffer] en [getuige 1] en [getuige 2] of ik ook moest blijven, maar [getuige 1] en [getuige 2] zouden op [slachtoffer] passen. Ze, [getuige 1] en [getuige 2] vonden dat ik ook maar naar de [uitgaansgelegenheid] moest gaan.
V: Wat heb je toen gedaan?
A: Ik ben toen maar gegaan.
V: Waar is de [uitgaansgelegenheid] ?
A: Dat is in [plaatsnaam] . Ik denk 10 minuten tot 15 minuten fietsen vanuit [dochter van verdachte] .
A: Ik zag dat [getuige 1] en [getuige 2] ook in de [uitgaansgelegenheid] waren. Ik heb [getuige 1] toen gevraagd
waar [slachtoffer] was. Ze zei dat ze op bed lag bij [dochter van verdachte] . In de garage. Ik heb gezegd dat ik [slachtoffer] aan het einde wel zou gaan ophalen, omdat ze bij mij zou gaan slapen die nacht.
V: Hoe verder?
A: [getuige 1] zei tegen mij dat ze haar moeder wel zou bellen en dat haar moeder [slachtoffer] zou ophalen bij [dochter van verdachte] thuis. Vervolgens vroeg [getuige 1] of ik dan mee zou gaan om [slachtoffer] op te halen als haar moeder er was. Ik heb gezegd dat ik dat wel zou doen. Ik denk dat het rond 01.30 uur of 02.00uur was dat ik met [getuige 1] buiten bij [uitgaansgelegenheid] waren.
V: Hoe verder?
A: We gaan met de vader en moeder van [getuige 1] naar de woning van [dochter van verdachte] . We hebben in de auto bedacht wat er zouden gaan doen. We hebben bedacht dat ik en [getuige 1] eerst zouden kijken door de raampjes of [slachtoffer] er nog lag. Ik heb [getuige 1] opgetild bij het raam. Het viel op dat de lampen in de garage aan waren. [getuige 1] zag [slachtoffer] niet meer. [slachtoffer] lag niet meer op de plek waar [getuige 1] haar had achtergelaten. [getuige 1] zag vervolgens [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) in zijn onderbroek zitten ter hoogte van het bed waar [getuige 1] en ik de nacht ervoor op geslapen hadden. Ik zag niemand zitten en ik zag dekens bewegen. Ik zag [verdachte] en [slachtoffer] allebei dus niet. Ik zag de dekens bewegen waar [getuige 1] en ik geslapen hadden. Toen zijn we terug gerend naar de auto en hebben de ouders gehaald. De moeder en vader van [getuige 1] zijn meteen meegekomen en de moeder heeft ook door het raam gekeken.
V: En dan?
A: De vader van [getuige 1] heeft eerst bij de voordeur aangebeld en vervolgens is hij heel hard op het raam van de voordeur gaan bonken. Ik ben met mijn hoofd tegen de garagedeur gaan aanstaan om eventueel iets te horen. Ik hoorde een mannen stem en [slachtoffer] haar stem.
V: En dan?
A: [verdachte] maakt vervolgens de voordeur open in alleen zijn onderbroek. Voor ons gevoel
leek dat het heel lang duurde. We zijn snel naar de schuur gelopen. In de schuur was nu de lamp uit en [slachtoffer] lag onder de dekens in het bed waar [getuige 1] en ik geslapen hadden. Het viel mij op dat de dekens er heel strak overeen lagen. Wij riepen [slachtoffer] , maar ze reageerde niet. Toen riepen we heel hard [slachtoffer] en ze keek ons aan. Ze keek alsof ze het fijn vond dat we er waren. Ik zag dat ze een doorschijnend panter T-shirt met korte mouwen aan had en daaronder een wit hemd. Ik zag dat haar hemd om haar buik zat. De schouder bandjes zaten dus ter hoogte van haar buik. Het leek alsof iemand het hemd naar beneden had uitgetrokken. Ik zag dat haar BH los was en dat de onderzijde van de BH niet onder haar borsten maar juist er boven zat.
V: Hoe zat haar onderkleding?
A: Ik heb niet gelet op haar onderkleding, maar de volgende dag heb ik van [slachtoffer] gehoord dat ze haar panty en haar onderbroek niet meer aan had.
Ze weet niet hoe die uitgegaan is.
V: Wat zei ze zelf?
A: Ze zei dat ze niets meer wist van wat er precies was gebeurd. Wel zei ze dat ze had gezegd tegen [verdachte] dat ze dit niet wilde en dit niet hoort en dat ze een vriendin is van zijn dochter en [verdachte] zou gezegd hebben dat hij het gewoon wilde en dat het moest. Vervolgens zijn we naar mijn huis gereden.
Ik heb de volgende middag op zondag gevraagd aan [slachtoffer] wat ze nog wist wat er gebeurd was. Ik was alleen samen met [slachtoffer] . Ze vertelde mij dat [verdachte] gezegd had tegen haar dat hij haar zou beffen zoals nooit iemand anders dat bij haar had gedaan en dat hij haar zou laten klaarkomen. Ze vertelde dat ze dit allemaal niet wilde.
V: Wat heeft [slachtoffer] verteld dat hij gedaan heeft bij haar?
A: Ze wist dit niet meer.
7.
Het proces-verbaal verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 18 februari 2015, dossierpagina’s 40-61, met bijlage voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Vraag.
A: Antwoord.
O: Opmerking verbalisanten.
A: Het was zaterdag (het hof begrijpt: 14 februari 2015) en het was optocht van de carnaval in [plaatsnaam] . Ik ben 's middags naar het café gegaan. Ik moet eerlijkheidshalve toegeven dat ik meer dan gezond alcohol heb genuttigd. Ik ben naar huis gegaan. Ik ben naar binnen gegaan met mijn eigen sleutel en ik kom twee van de dames tegen met de jas aan. De meiden die er waren zijn de meiden van een vast clubje, dat was [getuige 2] en een ander meisje. Die zei: " [slachtoffer] is helemaal van de kaart en die ligt hier in de garage”. Ik zei: wat is er gebeurd. Die heeft veel en veel te veel gedronken, dat was het antwoord. Ik ben naar de garage gelopen en ze lag op het achterste bed. Ik ben er op mijn knieën bij gaan zitten. Ze lag op haar zij en ik keek tegen haar rug. Ik buig over haar heen kus op haar oor en zei: Wordt eens wakker schatje. Ik begin te schudden en ik voel onder het dekbed of ze nog warm is en ademt.
O: Laten we terug gaan naar het eerste moment. [slachtoffer] ligt daar?
A: Zoals ik het mij herinner. Ze ligt op haar zij met haar gezicht naar de kast toe. Dus met de rugkant. Dat dekbed lag zo in de lengte. Haar hoofd lag daar. Daar is de muurkant. Ik ben er bij gaan zitten. Vervolgens heb ik over haar heen gekeken en in haar oor gekust en gezegd wordt eens wakker en er kwam geen reactie.
V: Gaan de handen over of onder het dekbed?
A: Er kwam geen reactie en toen heb ik het dekbed gaan doen en toen ben ik hetzelfde gaan doen. Heb ik haar aangeraakt. Plaatsen waar het niet mag.
V: Waar dan?
A: Overal. Toen zei ze iets. Ze zei, dat wil ik niet [verdachte] ga naar [echtgenote van verdachte] , ga naar je eigen vrouw.
O: Heb je haar bij de borsten vast gehad?
A: Ja dat kan.
O: Dan zien de twee meiden dat je [slachtoffer] iets te drinken wil geven. Iets van oranje van kleur. Kun jij je dat herinneren?
A: Ja, jus d'orange. Dat was door die warmte en het klopt, dat heb ik toen gegeven.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 23 februari 2015, dossierpagina’s 103-107, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op maandag 16 februari 2015 bevonden wij, verbalisanten, ons in de woning [adres] (het hof begrijpt: [plaatsnaam] ). Wij waren daar binnengelaten door bewoonster [echtgenote van verdachte] . Wij zijn op aanwijzing van de bewoonster naar de garage gelopen. Aldaar zagen wij matrassen op de grond liggen. Volgens de bewoonster had [slachtoffer] op het matras geslapen wat links achterin de garage lag. Volgens bewoonster had haar dochter later op hetzelfde bed geslapen. Wij zagen dat om het matras een rood hoeslaken zat. Half op het bed lag een wit dekbed met donkere figuren. Genoemd hoeslaken is door ons in beslag genomen. Vervolgens hebben we op de andere matrassen gekeken. Op het matras naast het hierboven genoemde matras vonden wij, onder een dekbed, een in elkaar gefrommelde panty met daarin iets wat sterk op een roze/oranje slip leek. Dit hebben samen in een papieren zak gedaan.
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat aan de buitenzijde van de eerder genoemde garage drie ramen zaten. Ik zag dat de twee ramen het dichtst bij de straat, van de garage zijn. Het derde raam is van de bijkeuken. Ik zag dat er voor de ramen witte glasgordijnen hangen. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat ik door de glasgordijnen de garage in kan kijken. Ik zag dat dit alleen gaat als er in de garage licht aan is. Als het donker is kun je niet door de glasgordijnen de garage in kijken. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag door het middelste raam bedden in de garage liggen. Ik zag het bed met het blauwe hoeslaken, waarop wij de panty hebben aangetroffen niet. Ik, verbalisant, ben 190 centimeter lang en ik moest bij het kijken op mijn tenen gaan staan om het achterste bed, met het rode hoeslaken, te kunnen zien.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 1 april 2015, dossierpagina’s 81-82, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant] :
De benadeelde [slachtoffer] ( [geboortedatum] ) verklaarde bereid te zijn om mee te werken aan een forensisch medisch onderzoek. Hierop ben ik, verbalisant, naar ziekenhuis [naam] gegaan. Op 16 februari 2015 vond er aldaar een Forensisch Medisch Onderzoek plaats. In een onderzoekskamer op de afdeling Gynaecologie van het bovengenoemde ziekenhuis werd door GGD-arts
dr. [naam] (het hof begrijpt: [naam] ) het forensisch medisch onderzoek uitgevoerd bij [slachtoffer] . Tijdens het onderzoek heeft GGD-arts [naam] , te samen met mij verbalisant [verbalisant] het forensisch onderzoek bij [slachtoffer] afgenomen. Door mij verbalisant [verbalisant] werd [slachtoffer] verzocht zich te ontdoen van haar kleding, waarna de forensisch arts de vagina van [slachtoffer] heeft bemonsterd. Door mij, verbalisant [verbalisant] , werden de door de GGD-arts veiliggestelde sporen verpakt in de onderzoeksset zedendelicten. Er werden een vijftal zogenaamde swabs gebruikt, waarvan de verpakking voorzien werd van een SIN Identiteitszegel ZAAC2044NL.
10.
De verklaring onderzoek zeden, opgemaakt d.d. 16 februari 2015, dossierpagina’s 252-269, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Verbalisant: [verbalisant]
Slachtoffer: [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum]
Dit onderzoek wordt verricht door: dr. [naam]
Locatie: ziekenhuis [plaatsnaam]
Datum: 16 februari 2015
Plaats: [plaatsnaam]
Vagina bemonsterd? Ja
Buitenste schaamlippen -> swab nr. 1
Binnenste schaamlippen -> swab nr. 2
Diep vaginaal -> swab nr. 3
Diep vaginaal -> swab nr. 3.1
Ingang vagina -> swab nr. 4
11.
Het NFI-rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Erp op14 februari 2015, opgemaakt d.d. 6 mei 2015, los opgenomen, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van rapporteur dr. [deskundige] :
Zaaknummer: 2015.04.10.127 (aanvraag 001 en 002)
Datum aanvraag: 17 maart 2015
Kenmerk aanvrager: PL2100-2015034948
In deze zaak zijn een onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek uitgevoerd.
De bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten ZAAC2044NL zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof). Hierbij is geen sperma of spermavloeistof aangetroffen in deze bemonsteringen.
De bemonstering AAHW1101NL#06 is onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof) en speeksel. Hierbij is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel in deze bemonstering. Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van sperma of spermavloeistof in deze bemonstering.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAHW1100NL#02 een bemonstering van de binnenzijde van de linkerkant van de tailleband van de panty
AAHW1101NL#02 een bemonstering van de buitenzijde van de linkerkant van de tailleband van de broek
AAHW1101NL#04 een bemonstering van de binnenzijde van de linkerkant van de tailleband van de broek
AAHW1101NL#05 een bemonstering van de binnenzijde van de voorkant van de broek
AAHW1101NL#06 een bemonstering van de binnenzijde van het kruis van de broek
Van de aangeleverde referentiemonsters zijn DNA-profielen verkregen. Deze
DNA-profielen zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
1) Van het DNA in alle onderzochte bemonsteringen zijn DNA-profielen verkregen van een vrouw. Deze DNA-profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van aangeefster [slachtoffer] RABC0374NL. Vanwege deze matches, en omdat het bemonsteringen betreffen van het lichaam of kleding van aangeefster, wordt aangenomen dat deze bemonsteringen DNA bevatten dat afkomstig is van aangeefster [slachtoffer] zelf.
2) In de DNA-profielen van de bemonsteringen AAHW1100NL#02 (van de tailleband van de panty) en AAHW1101NL#02, #04 en #05 (van de tailleband en binnenzijde van de broek) zijn additionele DNA-kenmerken zichtbaar die duiden op de aanwezigheid van een relatief geringe hoeveelheid DNA van minimaal één andere persoon, waarvan tenminste één man. Het DNA-profiel van [verdachte] RABC7366NL matcht met deze DNA-mengprofielen. Dit betekent dat [verdachte] donor kan zijn van een deel van het DNA in deze bemonsteringen.
3) Bij het DNA-onderzoek wordt de hoeveelheid geïsoleerd DNA bepaald. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de hoeveelheid mannelijk (Y-chromosomaal) DNA en de totale hoeveelheid, mannelijk en vrouwelijk (autosomaal) DNA. Bij deze bepaling is een aanwijzing verkregen voor een relatief geringe hoeveelheid mannelijk DNA in een aantal bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten ZAAC2044NL.
12.
Het NFI-rapport Aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van de aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Erp op 14 februari 2015, opgemaakt d.d. 22 juli 2015, los opgenomen, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van rapporteur dr. [deskundige] :
Zaaknummer: 2015.04.10.127 (aanvraag 003)
Datum aanvraag: 4 juni 2015
Kenmerk aanvrager: PL2100-2015034948-43
onderzoek [plaatsnaam]
Parketnummer: 01/865034 -15 (verdachte [verdachte] )
In deze zaak is een aanvullend DNA-onderzoek uitgevoerd.
De bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), ZAAC2044NL#02
(binnenste schaamlippen), ZAAC2044NL#03 en #04 (diep vaginaal) en ZAAC2044NL#05 (ingang vagina) zijn onderworpen aan een zogenoemd
Y-chromosomaal DNA-onderzoek om te trachten aanvullende genetische informatie van de mannelijke celdonor(en) in deze bemonsteringen te verkrijgen.
Op grond van de eerste resultaten van het standaard Y-chromosomaal DNA-onderzoek zijn de bemonsteringen ZAAC2044NL#01 tot en met #03 onderworpen aan een zogenoemde Y-chromosomale LCN DNA-analyse.
Van het referentiemonster wangslijmvlies RABC7366NL van de verdachte
[verdachte] (geboren op [geboortedag] ) is een Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Van het mannelijke DNA in de bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) en ZAAC2044NL#03 (diep vaginaal) zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen. Deze Y-chromosomale DNA-profielen matchen met het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte
[verdachte] RABC7366NL. Dit betekent dat deze bemonsteringen, naast celmateriaal dat afkomstig is van het slachtoffer [slachtoffer] zelf, eveneens celmateriaal bevatten dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] .
Voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden matches
tussen de Y-chromosomale DNA-profielen van het DNA in de bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) en ZAAC2044NL#03 (diep vaginaal) en het Y-chromosomale
DNA-profiel van de verdachte [verdachte] RABC7366NL is het van belang om te weten hoe zeldzaam de matchende Y-chromosomale DNA-profielen zijn. Hoe zeldzamer de matchende Y-chromosomale DNA-profielen, des te groter is de wetenschappelijke bewijswaarde van de matches. Onder de aanname dat het mannelijke celmateriaal in de bemonsteringen ZAAC2044NL#01 (buitenste schaamlippen), ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) en ZAAC2044NL#03 (diep vaginaal) afkomstig is van dezelfde man(nen), is hiertoe het meest informatieve Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) op 21 juli 2015 vergeleken met de Y-chromosomale DNA-profielen in de YHRD Database. Op deze datum waren in deze databank ruim 102 duizend
Y-chromosomale DNA-profielen aanwezig die voor dezelfde combinatie van
Y- chromosomale DNA-kenmerken zijn getypeerd als het Y-chromosomale
DNA-profiel van het DNA in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen). Deze DNA-profielen betreffen Y-chromosomale DNA-profielen van mannen uit verschillende en over de gehele wereld verspreide bevolkingsgroepen. Bij de vergelijking is gebleken dat het Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de
bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) 1 keer in deze databank
voorkomt.
Om de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match tussen het
Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) en het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte
[verdachte] RABC7366NL te kunnen formuleren in verbale termen van waarschijnlijkheid is het onderstaand hypothesepaar beschouwd.
Hypothese 1: Het mannelijke celmateriaal in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) is afkomstig van de verdachte [verdachte] .
Hypothese 2: Het mannelijke celmateriaal in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) is afkomstig van een andere, willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante man.
Uit de evaluatie wordt geconcludeerd dat de verkregen resultaten van het
Y-chromosomaal DNA-onderzoek aan de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen)
zeer veel waarschijnlijkerzijn wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. Dit betekent dat de verkregen resultaten van het
Y-chromosomale DNA-onderzoek aan deze bemonstering zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer het mannelijke celmateriaal in de bemonstering ZAAC2044NL#02 (binnenste schaamlippen) afkomstig is van de verdachte [verdachte] , dan wanneer het mannelijke celmateriaal in deze bemonstering afkomstig is van een andere, willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante man.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de minderjarige
[slachtoffer] . Hij heeft haar slechts aangeraakt om haar wakker te krijgen en heeft daarom op haar lichaam lopen drukken, aldus de verdediging.
Wat betreft de resultaten van het DNA-onderzoek door het NFI heeft de raadsman erop gewezen dat het bij het rapport van 22 juli 2015 gaat om Y-chromosomale DNA-profielen. Niet kan worden uitgesloten dat het DNA op de kleding van het slachtoffer afkomstig is van een ander mannelijk familielid, zoals de zoon van verdachte of een neef. Voorts is het mogelijk dat het mannelijk DNA op de onderbroek en panty van [slachtoffer] terecht is gekomen toen zij gebruik maakte van de sanitaire voorzieningen in de woning van verdachte. Dat dit DNA ook op haar schaamlippen en diep vaginaal is aangetroffen kan te maken hebben met een zogenaamde secundaire overdracht. De swaps tijdens het lichamelijk onderzoek zijn niet in de juiste volgorde afgenomen, waardoor het DNA ook diep vaginaal terecht is gekomen. Er heeft derhalve een vervuiling plaatsgevonden. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep de eerder afgewezen onderzoekswens tot het verrichten van een nieuw DNA-onderzoek herhaald.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit de bovenstaande bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd door bij [slachtoffer] zijn vinger(s) in haar vagina te brengen en haar borsten, vagina en de schaamstreek te betasten. Het seksueel karakter ligt in die handelingen besloten. De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] weliswaar heeft aangeraakt, maar slechts om haar wakker te maken acht het hof - evenals de rechtbank - niet geloofwaardig en ook in het geheel niet aannemelijk geworden. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben immers gezien dat verdachte met zijn handen bij de borsten van [slachtoffer] zat en dat hij met zijn hand in haar broekje ging, waarbij zijn hand op en neer ging. [getuige 1] en [getuige 2] hebben voorts verklaard dat zij [slachtoffer] in haar kleding in bed hebben gelegd. Toen [slachtoffer] werd opgehaald, hing haar BH los en droeg zij aan haar onderlijf alleen een kort broek. Haar onderbroek en panty waren verdwenen. Die kledingstukken zijn door de politie aangetroffen in een dekbed in de ruimte waar [slachtoffer] heeft gelegen.
Uit het gegeven dat het chromosomaal DNA, dat afkomstig kan zijn van verdachte, is aangetroffen op de linker buitenzijde van de tailleband van het broekje en de rechterbinnenzijde van de tailleband van het broek maakt het hof op dat verdachte degene is geweest die dat broekje heeft uitgetrokken. Die gevolgtrekking klemt des te meer omdat [slachtoffer] zelf niet bij kennis was.
Het hof acht de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] geloofwaardig. De verklaringen zijn gedetailleerd, komen met elkaar overeen op belangrijke punten en worden voorts ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo is door de politie gerelateerd dat het mogelijk is om door het raam van de garage het matras te zien waarop [slachtoffer] aanvankelijk lag. [getuige 1] heeft verklaard dat zij door het raam van de garage heeft gezien dat verdachte [slachtoffer] een geel/oranje drankje gaf. Dit komt overeen met de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] jus d’orange heeft gegeven. Voorts worden de verklaringen ondersteund door het in de vagina van [slachtoffer] aangetroffen chromosomaal DNA dat van verdachte afkomstig kan zijn.
De door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep herhaalde onderzoekswens aangaande het DNA-onderzoek, door het hof aangemerkt als een voorwaardelijk verzoek, wordt afgewezen. Gelet op hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep ter onderbouwing ervan heeft aangevoerd en gelet op de aanwezigheid van al de overige bewijsmiddelen, acht het hof een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk.
Het hof acht de uitkomsten van de NFI rapportages aangaande het DNA-onderzoek betrouwbaar en bezigt deze tot het bewijs. Het hof is niet gebleken dat de GGD-arts en deskundigen van het NFI onzorgvuldig en/of in strijd met protocollen te werk zijn gegaan en dat er sprake zou zijn van vervuilde resultaten. Uit de verklaring onderzoek zeden d.d.
16 februari 2015 maakt het hof op dat dr. [naam] “van buiten naar binnen” heeft gewerkt, hetgeen vervuiling uitsluit. Ook de door de verdediging veronderstellenderwijs opgeworpen mogelijkheid dat het mannelijk DNA op de kleding van [slachtoffer] terecht is gekomen bij gebruik van het sanitair van de woning van verdachte is voor het hof op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Dit past ook geenszins bij de inhoud van de overige bewijsmiddelen, op basis waarvan vast staat dat verdachte het lichaam van
[slachtoffer] heeft betast.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het bewezen verklaarde houdt immers in dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarig meisje. Dit meisje, een vriendin van de dochter van verdachte, verbleef tijdens carnaval in de woning van verdachte en verkeerde door overmatig gebruik van alcohol in een verminderde staat van bewustzijn. Verdachte wist dat, maar heeft er niet voor terug gedeinsd haar op allerlei intieme plaatsen te betasten en met zijn vinger(s) seksueel bij haar binnen te dringen. Door zijn handelen heeft verdachte op grove wijze misbruik gemaakt van de situatie en van het in hem gestelde vertrouwen. Hij heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het nog minderjarige slachtoffer aangetast. Het is algemeen bekend dat dergelijk handelen nog lange tijd ingrijpende psychische gevolgen kan hebben voor het slachtoffer. Dergelijke gevolgen wegen zwaarder als de betreffende volwassene de handelingen niet wil erkennen. Verdachte heeft zich kennelijk geen rekenschap gegeven van de belangen van de slachtoffer en zich slechts bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 maart 2017 waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie en voorts op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles overziend acht het hof het passend en geboden aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. K. van der Meijde, voorzitter,
mr. H.A.W. Vermeulen en mr. H. Harmsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 26 juni 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.