ECLI:NL:GHSHE:2017:2854

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
20-000201-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door erfgename met misbruik van vertrouwenspositie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van verduistering van een geldbedrag van € 72.435,--, dat toebehoorde aan haar overleden vader en haar broer. De verdachte had samen met haar vader een en/of rekening geopend, waardoor zij toegang had tot de gelden. Na het overlijden van haar vader op 10 september 2012, heeft de verdachte het geld van de rekening opgenomen en in de kist van haar vader gestopt, terwijl zij wist dat haar broer ook erfgenaam was. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering, omdat zij opzettelijk het geld had toegeëigend, wetende dat een deel aan haar broer toebehoorde. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er al een civiele uitspraak was gedaan over de schadevergoeding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000201-17
Uitspraak : 26 juni 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Oost-Brabant van 19 januari 2017 in de strafzaak met parketnummer
01-087287-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof verdachte integraal zal vrijspreken van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de verdediging het hof verzocht te volstaan met de oplegging van een taakstraf van 60 uren. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging primair bepleit dat het hof de vordering zal afwijzen. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat het hof de vordering zal toewijzen tot hetzelfde bedrag als de rechtbank heeft gedaan, maar zal afzien van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 10 september 2012 tot en met 15 september 2012 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld
(72.435,-- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij] en/of [vader van verdachte] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 10 september 2012 tot en met 1 december 2012 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid geld (72.435,-- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij] en/of [vader van verdachte] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als verzorger en/of erfgenaam, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de politierechter, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 10 september 2012 tot en met 15 september 2012
in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid geld (72.435,-- euro), ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als erfgenaam, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft bepleit dat het hof verdachte tevens zal vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte niet het opzet heeft gehad om zich wederrechtelijk het ten laste gelegde geldbedrag toe te eigenen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van het dossier is voor het hof het navolgende komen vast te staan.
Verdachte heeft op 6 september 2012 samen met haar vader een en/of rekening geopend, waardoor zowel verdachte als haar vader konden beschikken over de gelden op deze lopende rekening. Op het moment dat haar vader overleed, op 10 september 2012, was verdachte erfgename van haar vader en bestond er verder nog ten minste één andere erfgenaam, te weten haar broer [benadeelde partij] . Verdachte heeft verklaard dat zij weet dat in het algemeen na het overlijden de kinderen erven. Uit de omstandigheid dat verdachte de uitvaartmaatschappij heeft gevraagd om haar broer de toegang tot de crematie te weigeren, is voor het hof gebleken dat verdachte zich in de dagen na het overlijden van haar vader zeer wel bewust is geweest van het “bestaan” van haar broer. Gelet hierop hecht het hof geen geloof aan de verklaring van verdachte dat zij op het moment dat zij het geld van haar vader van de bank haalde en naar eigen zeggen in de kist van haar vader stopte, niet bewust is geweest van het feit dat een deel van het geld aan hem zou toebehoren.
Voorts is het hof gebleken dat verdachte daags na het overlijden van haar vader, naar de bank is gegaan om te informeren naar de geldtegoeden van haar vader. Zij heeft daarbij nagelaten om aan de bank mede te delen dat haar vader was overleden. Vervolgens heeft
de bank op haar verzoek de tegoeden van de bonusrenterekening en de profijtrekening van haar vader, tezamen een totaalbedrag van € 72.435,--, op de en/of rekening gestort. Verdachte heeft dit bedrag vervolgens contant opgenomen, in een plastic zak mee naar huis genomen en later, op 14 september 2012, naar eigen zeggen in de kist van haar vader gestopt, terwijl zij wist dat haar vader op 15 september 2012 zou worden gecremeerd.
Deze gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm – behoudens contra-indicaties waarvan niet is gebleken – worden aangemerkt als zo zeer gericht op het wederrechtelijk toe-eigenen van het geldbedrag, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte, op zijn minst genomen, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij zich op deze wijze schuldig maakte aan de wederrechtelijke toe-eigening van dit geldbedrag.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Het bewezen verklaarde levert op:

verduistering.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verduistering van een groot geldbedrag.
Verdachte heeft dit kunnen doen door misbruik te maken van de vertrouwenspositie waarin haar vader haar had geplaatst. Verdachte heeft door haar handelen haar broer zeer ernstig benadeeld.
Gelet op de ernst en de aard van het bewezen verklaarde is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een taakstraf van het aantal uren dat is opgelegd door de rechtbank en is gevorderd door de advocaat-generaal. Het hof zal het aantal uren van de taakstraf bepalen op 100 uren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 71.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 34.760,93, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Op grond van het dossier is het hof gebleken dat de benadeelde partij zich niet alleen in onderhavig strafgeding heeft gevoegd met een vordering tot vergoeding van de door het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit geleden schade, maar dat hij ook een kort geding bij de civiele rechter heeft aangespannen waarin hij –kort weergegeven – heeft gevorderd dat verdachte het bedrag zal terugstorten op de rekening van de overleden vader dan wel onder berusting van een notaris, zulks op straffe van een dwangsom.
De voorzieningenrechter heeft bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis d.d. 20 november 2012 (254299/KG ZA 12-735) de vordering van de benadeelde partij toegewezen in die zin dat verdachte € 72.435,-- onder berusting van een notaris moet storten, zulks op straffe van een dwangsom van € 200,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan die veroordeling voldoet.
Nu de civiele rechter over de vordering van de benadeelde partij reeds bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis heeft beslist, heeft de benadeelde partij geen belang meer bij zijn vordering in het strafgeding, zodat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering zal verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 26 juni 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. T.A. de Roos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.