In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van verduistering van een geldbedrag van € 72.435,--, dat toebehoorde aan haar overleden vader en haar broer. De verdachte had samen met haar vader een en/of rekening geopend, waardoor zij toegang had tot de gelden. Na het overlijden van haar vader op 10 september 2012, heeft de verdachte het geld van de rekening opgenomen en in de kist van haar vader gestopt, terwijl zij wist dat haar broer ook erfgenaam was. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering, omdat zij opzettelijk het geld had toegeëigend, wetende dat een deel aan haar broer toebehoorde. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er al een civiele uitspraak was gedaan over de schadevergoeding.