ECLI:NL:GHSHE:2017:2853

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
20-002236-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak tegen schooldirecteur wegens ontucht met minderjarige jongens

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een schooldirecteur die beschuldigd werd van ontucht met twee minderjarige jongens. De zaak betreft de periode van 13 juli 1998 tot 1 juli 2002, waarin de verdachte, die op dat moment directeur was van een basisschool, seksuele handelingen heeft gepleegd met de jongens, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt. De aangiften van beide slachtoffers werden door het hof als voldoende steunbewijs beschouwd, waarbij werd opgemerkt dat de verklaringen elkaar ondersteunden en ook door ander bewijs werden gestaafd. Het hof oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie en het vertrouwen dat in hem was gesteld. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was en dat de verklaringen van de slachtoffers inconsistent waren, maar het hof verwierp deze argumenten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en werd er schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002236-15
Uitspraak : 26 juni 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland -
West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 juni 2015 in de strafzaak met parketnummer
02-810509-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1947,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, met verbetering van de bewijsmiddelen.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is bepleit dat deze zullen worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij op diverse tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juli 1998 tot 13 juli 2001 te Bergen op Zoom, met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal
- aftrekken en/of het betasten van de penis van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- pijpen van en/of het likken aan de penis van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- zichzelf aftrekken in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer 1]
- laten betasten van zijn, [verdachte] , penis;
- betasten van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
2.hij op diverse tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 1998 tot 1 juli 2002 te
Bergen op Zoom, met [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal
- aftrekken en/of betasten van de penis van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- zichzelf aftrekken in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer 2] ;
- betasten van het lichaam van die [slachtoffer 2] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij in de periode van 13 juli 1998 tot 13 juli 2001 te Bergen op Zoom, met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal
- aftrekken en het betasten van de penis van voornoemde [slachtoffer 1] en
- pijpen van de penis van voornoemde [slachtoffer 1] en
- laten betasten van zijn, [verdachte] , penis;
2.hij in de periode van 1 juli 1998 tot 1 juli 2002 te Bergen op Zoom, met [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen
- betasten van het lichaam van die [slachtoffer 2] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en (bewijs)overwegingen, in onderling verband en samenhang bezien. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 31 oktober 2013, dossierpagina’s 130-143, met bijlagen, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ):
(p.130)
Ik ben geboren op [geboortedatum] .
V: Vraag verbalisant(en)
A: Antwoord aangever
(p.132)
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: [verdachte] .
V: Wie is [verdachte] ?
A: De voormalige directeur van de [school] .
V: Waarvan kom je aangifte doen, van welk feit?
A: Seksueel misbruik.
V: Waar is dit gebeurd?
A: Dat is gebeurd bij [verdachte] thuis, aan de [adres] .
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: Dat is gebeurd in 1998 tot 2001.
V: Wat kun je ons daarover vertellen?
A: Thuis bij hem heeft hij mij gemasturbeerd en gepijpt en hij wilde dat ik zijn penis ook vasthield. Hij pakte mijn arm vast, aangeraakt en toen heb ik mijn arm teruggetrokken.
V: Wat heb je dan aangeraakt?
A: Zijn penis.
V: Zijn er nog andere seksuele handelingen gebeurd tussen 1998 en 2001?
A: Hij heeft mijn penis ook een aantal keer aangeraakt. Een keer toen ik mijn boxershort uit moest doen, heeft hij mijn penis ook aangeraakt.
Hij liet pornofilms zien en pornografische foto's. Die foto's liet hij zien op school, [school] , op zijn kantoor. Die films liet hij zien bij hem thuis.
V: Hoe vaak zijn er seksuele handelingen bij jou gepleegd?
A: Het is minimaal drie keer gebeurd. Ik weet me 3 keren goed te herinneren, die kan ik het beste naar boven halen.
V: Hoe komt het dat je die 3 keer kan herinneren?
A: Die keer met mijn boxershort uittrekken, dat was anders. Een keer dat ik naakt bij hem op bed lag. En een keer dat het koud was en dat ik aan het rillen was. Hij heeft ook een keer, ik weet niet meer precies, dat hij mij gepijpt had en een prikkelende baard had. De keer daarop zei hij dat hij zijn baard had geschoren, zodat het niet meer zou prikken.
V: En het laten zien van die porno, hoe vaak is dat gebeurd?
A: Een paar keer op school, die plaatjes.
V: En die films thuis?
A: Dat is ook één of twee keer gebeurd.
V: Voor zover je het nog kan herinneren; hoe vaak heeft [verdachte] jou gemasturbeerd?
A: Waarvan ik zeker ben, twee keer.
V: Hoe vaak heeft [verdachte] heeft jou gepijpt?
A: Twee keer minimaal. Van twee weet ik het zeker.
V: Hoe vaak heb je [verdachte] penis aangeraakt?
A: Dat is één keer gebeurd.
V: En dat [verdachte] jouw penis aanraakte, buiten die keren van het masturberen?
A: Nog één keer extra, waarvan ik het zeker weet.
V: De eerste keer dat er seksuele handelingen waren gebeurd, hoe oud was jij toen?
A: Toen was ik 12.
V: En hoe oud was je de laatste keer?
A: Ik weet dat niet zeker, maximaal 15 jaar.
V: Hoe is het gestopt?
A: Ik heb het fysieke contact verbroken met hem. Ik wilde hem niet zien en ben er niet op ingegaan. Ik heb hem afgeketst.
V: Hoe heb je dat gedaan?
A: Door niets van me laten horen, of zeggen dat ik niet meer kwam.
V: Hoe zocht hij contact met jou?
A: Via de mail. Toen ik het terug zocht, zag ik ook dat het over de MSN ging.
V: Hoe weet je dat je 12 jaar was, toen het voor de eerste keer gebeurde?
A: Het was niet tijdens [school] gebeurd. En vanaf de 4e is het ook niet meer gebeurd. Dus het moet tussen die periode zijn, tussen de 1e en de 4e van de middelbare school.
V: Hoe kwam het dat je in die tijd bij hem op school langs gaat, op [school] ?
A: Hij had dan wat klusjes voor mij om centjes te verdienen wat ik wel kon gebruiken.
V: Hoe was jullie contact toen je nog wel op [school] zat?
A: Hij trok mij vaak voor. Ik mocht vaak extra dingen doen, of ik werd gevraagd om oud papier te doen waardoor je een half uurtje van de les kon afsnoepen. Ik werd voorgetrokken op school.
V: En hoe komt het dat je bij [verdachte] thuis komt, op de [adres] ?
A: Met de auto, vanuit [school] als ik daar was voor een klusje. Dan ging ik mee; om het huis te zien, koffie te drinken of om daar wat op te halen of weg te brengen.
V: De eerste keer dat er seksuele handelingen gebeuren, wat gebeurt er dan?
A: Het aanraken van mijn penis, toen ik mijn boxershort uit moest doen. [verdachte] was benieuwd naar hoe dit zich ontwikkelde omdat hij dat gemist had bij zijn zonen.
V: Wat is jouw reactie daarop?
A: Dan vind ik het goed.
V: En dan?
A: Dan trek ik of hij mijn boxershort uit, dat weet ik niet zeker. Dan bekeek hij
het; deed het een beetje naar links en naar rechts en zei dat het er goed uit zag. En daarna deed ik mijn boxershort weer aan.
V: Werd daar daarna nog iets over gezegd?
A: Er werd niet op teruggekomen. Hij zei wel steeds dat ik als een vierde zoon voor
hem was.
V: Wat vond je daarvan?
A: Dat vond ik toen wel mooi, dat dit een directeur zei.
V: Waarom vond je dat mooi?
A: Dat je je gewaardeerd voelde, geprezen en verwend voelde.
V: Het uittrekken van je boxerhort en het aanraken van je penis, waar gebeurde dit?
A: In zijn slaapkamer, boven. Links van het bed.
V: Hoe kwam het dat jij toen in zijn slaapkamer was?
A: Met name doordat hij daar een pc had waar we computerspelletjes deden.
V: Wat vond je ervan dat [verdachte] vroeg je boxershort uit te trekken en dat hij aan je
penis zat?
A: Ja dat voelde wel een beetje ongemakkelijk, maar ik dacht dat dit erbij hoorde of
normaal was. Beetje tegen mezelf gezegd dat ik er maar niet te veel over moest nadenken.
V: Wat vertelde jij je ouders hierover, dat hij naar jouw penis ging kijken?
A: Niets verteld.
(p.135)
[verdachte] zei ook: "Dit blijft ons geheimpje".
V: Vertelde je dan wel dat je bij [verdachte] thuis was geweest?
A: Nee, nog niet eens. We maakten wel eens een smoes zodat men op school wist waarom we niet op school waren. Zo wisten ze dat we ergens wat moesten afgeven, maar dat we dan niet naar hem thuis waren geweest.
V: En dat geheimpje; hoe ging dat?
A: Ik weet nog goed een moment dat we op de [straatnaam] reden en dat hij zei: "Je
begrijp best wel dat dit niet naar buiten mag komen en we dit geheim moesten houden".
V: Dan de tweede moment dat jij je goed kan herinneren. Wanneer is dat geweest?
A: Dat ik naakt op bed lig, dat was de tweede en derde keer gebeurd.
V: De tweede keer, hoe komt het dat je dan naakt bent?
A: De precieze reden weet ik eigenlijk niet, hoe dat zo gekomen is. We hadden het toen wel veel over masturberen. Ik begon dat ook net te ontdekken. Hij gaf me dan als tip dat ik dat onder de douche kon doen.
V: En hoe zat het met [verdachte] kleren?
A: Die is ook naakt.
V: Hoe komt dat?
A: Die heeft hij ook zelf uitgetrokken.
V: Als jullie dan samen naakt op bed liggen, wat gebeurt er dan?
A: Dan begint hij mij te masturberen en even later te pijpen. Ik herinner me dat hij de tweede of derde keer ook zei: "Ik schiet ook uit mijn slof", dan had hij ook een stijve.
V: Hoe weet je dat?
A: Dat zag ik, toen hij naakt was.
(p.136)
V: Die keer, doe jij dan wat bij [verdachte] ?
A: Ik weet niet of het die keer was dat ik zijn penis moest aanraken, of dat dit een andere keer was.
V: Die derde keer, welke seksuele handelingen zijn er toen gebeurd?
A: Masturberen en pijpen.
(p.138)
V: Heb jij nog dingen toe te voegen aan je verklaring?
A: Ja. [verdachte] heeft ook nog regelmatig gezegd dat hij op een internaat had gezeten en dat het normaal was, seksuele handelingen tussen jongens. 'Dat gebeurde heel veel',
dat waren ongeveer zijn letterlijke woorden.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 4 oktober 2013, dossierpagina’s 102-111, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p.102)
V: Vraag verbalisant(en)
A: Antwoord getuige
(p.106)
V: Hoe belde [verdachte] jou?
A: In het begin ging het vaak via email. Als ik er was spraken we ook wel af voor een volgende keer. Hij mailde met zijn [mailadres] .
Ik heb dat emailadres nog in mijn account van hotmail staan, [mailadres] . Dat emailadres heb ik samen met [verdachte] aangemaakt.
V: Waarom?
A: Zodat hij op die manier contact met mij kon onderhouden. Het was mijn eerste emailadres. Het emailadres is aangemaakt op zijn kantoor op [school] .
(p.107)
Een ander voorbeeld is dat ik met [verdachte] in de auto zat. Hij zei dat we dit voor ons moesten houden en er niet over moesten praten.
V: Dat "voor ons moeten houden". Wie zei dat?
A: [verdachte] . Ik weet nog dat we over de [straatnaam] reden. Vlakbij de apotheek bij de stoplichten. Hij begon erover dat het ons geheim was en dat we het niet naar buiten moesten brengen. Dat het niet kon. Dat ik dat wel snapte. Het was tijdens het terugrijden naar [school] .
V: Hoe heb jij daarop gereageerd?
A: Dat ik het voor mij zou houden. Ik deed ook heel veel extraatjes met hem.
V: Wat waren die extraatjes?
A: Het was fijn dat ik extra geld bij hem kon verdienen. We dronken wel eens een bakje koffie ergens met koek erbij. We deden allerlei leuke dingen. Ik mocht op een gegeven moment pinnen van hem. Ik wist zijn pincode.
V: Hoe ging dat pinnen?
A: We reden naar [straatnaam] en dan mocht ik geld uit de automaat voor hem pinnen. Het
voelde goed dat ik iets mocht doen wat niemand anders mocht of kende. Ik voelde mij
dan belangrijk.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 6 juli 2014, dossierpagina’s 223-228, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige] :
(p.223)
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
(p.224)
V: Dit verhoor gaat om [slachtoffer 1] . Wie is [slachtoffer 1] ?
A: Ik ben lid geweest van dezelfde studentenvereniging [naam] . Dat
was de studentenroeivereniging. We zijn allebei in [jaartal] , lid
geworden van de roeivereniging. In [jaartal] stuurde ik een heren club 8. Dat zijn dat
acht heren met een stuurman/vrouw en dat was ik. [slachtoffer 1] was een van de acht roeiers.
(p.225)
V: Tijdens het telefoongesprek met onze collega gaf je aan dat [slachtoffer 1] je, tijdens een roeiwedstrijd in [plaatsnaam] , iets over seksueel misbruik had verteld. Wat vertelde hij?
A: Het is acht jaar geleden. We waren in een hotel of appartement waar we sliepen. Het was al diep in de nacht. [slachtoffer 1] vertelde mij dat het een leraar van de basisschool was waar hij buiten om school naartoe ging om wat bij te verdienen met klusjes. Op het moment dat hij die klusjes deed voor die persoon is het verkeerd gegaan. Het is begonnen met aanrakingen. Dat is meerdere keren gebeurd. Die man had tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij hun geheimpje was.
V: Hoe was de situatie toen [slachtoffer 1] je dat vertelde?
A: Het begon allemaal heel erg jolig en we hadden gedronken. We renden van kamer naar de kamer. [slachtoffer 1] en ik lagen op het bed boven. Op een gegeven moment vroeg ik aan [slachtoffer 1] waarom hij zoveel lachte en dat het soms wel leek alsof het niet echt was. Ik vroeg hem of het misschien een masker was. Hierop begon hij heel erg te huilen en dat duurde wel iets van tien minuten. Ik schrok me rot en wist niet wat ik gevraagd had. Uiteindelijk heeft hij me dus hetgeen verteld wat ik net verteld heb. Hij vertelde het woordje voor woordje. Hij hield steeds pauzes tussen de woorden. Ik was hiervan geschrokken en vroeg hem wie hier allemaal van wisten. Hij zei dat ik de eerste was tegen wie hij dit vertelde.
V: Wanneer was dat in [plaatsnaam] ?
A: Het was club 8 collegejaar [jaartal] . Voor zover ik me kan herinneren, was het in
het voorjaar van [jaartal] . In ieder geval voor de zomer van [jaartal] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 19 juni 2014, dossierpagina’s 221-222, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
(p.221)
Op 31 januari 2014 had ik, verbalisant [verbalisant] , telefonisch contact met de [naam] over de contactgegevens van studentenpsycholoog [naam] . Aangever
[slachtoffer 1] verklaarde dat hij zijn verhaal, hetgeen gebeurd was met [verdachte] , aan de studentenpsycholoog had verteld. Ik werd vervolgens terug gebeld door een psycholoog van de [naam] . Ze gaf aan dat [naam] inmiddels overleden is. Wel zou ze kijken of het dossier nog beschikbaar was waarin mogelijk verslagen/rapportages staan waarin [slachtoffer 1] gesproken heeft over het seksueel misbruik. Ik kreeg vervolgens de mailreactie terug:
= vertrouwelijk =
Beste [verbalisant] ,
Naar aanleiding van uw verzoek vandaag (31 januari 2014) heb ik [slachtoffer 1] telefonisch gesproken. Hij heeft mij toestemming gegeven tot inzage van zijn dossier alhier en verslaglegging naar u. [slachtoffer 1] heeft zich dinsdag 9 januari 2007 aangemeld voor behandeling bij mijn oud collega studentenpsycholoog [naam] ,
[naam] . In het registratiesysteem (dossier) staat letterlijk de volgende zin:
“Sex. misbruik 10 jr geleden door leraar basisschool (een jaar na verlaten school). Wil het nu zijn ouders gaan vertellen”.
Ik hoop u hiermee voldoende informatie gegeven te hebben, ter bevestiging van de
aangifte door [slachtoffer 1] van seksueel misdrijf.
Vriendelijke groet,
[naam]
GZ-psycholoog, teamleider
[naam] / Onderwijs & Studentenzaken
5.
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 8 augustus 2013, dossierpagina’s 66-101, met bijlagen, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ):
(p.66)
Ik ben geboren op [geboortedatum] .
V: Vraag verbalisant(en)
A: Antwoord aangever
(p.67)
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: [verdachte] .
V: Waar kom je aangifte van doen?
A: [verdachte] heeft mij misbruikt.
V: Wanneer is dat gebeurd?
A: Vanaf mijn 11-12e jaar.
V: Waar is dit gebeurd?
A: Bij hem op school, op zijn kantoortje.
A: Ik ben in groep 4 blijven zitten. Wij kregen toen een band. Hij bekommerde zich om mij, hij was de directeur van de basisschool. Hij ging toen dingen aan mij vragen hoe het ging, mijn ouders zijn gescheiden, ik kom uit [geboorteland] . Hij vroeg dan hoe het thuis ging en dat ik bij hem kon komen praten. Zo ontstond die band, zo begon hij dingen aan mij te vragen en kregen we een vriendschap. Zo noemde hij dat. Hij ging natuurlijk ook dingen vragen zoals meisjes en vriendinnetjes, of ik al had gezoend. Hij ging dingen over mijn ontwikkeling vragen, of ik al groot was geworden, hoe ik eruit zag, of ik haar onder mijn oksels kreeg en of ik de baard al in mijn keel kreeg. Dat vond hij leuk om te weten.
Steeds vaker ging het gesprek over mij. Hij zei dan: "Laat je eens zien". Ik zei dat ik dat niet zou doen, ik vond dat een beetje gek.
(p.68)
De eerste keren heb ik dat ook weg kunnen praten en hadden we het alleen over dit
soort dingen. Als hij dingen vroeg, ging ik er wel op in. Ik vertrouwde hem. In groep acht mocht ik na school bij hem langskomen op kantoor. Dan waren alle leerkrachten weg. Rond 16:00 uur is dan iedereen weg. Op een gegeven moment ging ik naar de middelbare school. We bleven wel contact houden over de voortgang van school. Ik ging zo eens in 2-3 weken bij hem langs na school, bij hem op kantoor. Ik kon niet bij hem langs komen. Zijn vrouw was thuis. Het waren de standaard dingen: hoe gaat het op school, hoe gaat het thuis, heb je al vriendinnen. Ik herinner me een specifieke vraag. Dan zat hij naast me en we hadden het over zoenen met een meisje. Hij vroeg wat we dan meer deden. Ik zei: 'voelen' ofzo. Dan ging hij daarop door van; 'ow, doe jij dat dan al' en 'wat doe je dan bij haar'. Zo ging het gesprek richting seks, waarbij hij vragen stelde over hoe ik eruit zag en of hij groot was. Dat was in twee grote bureaustoelen in zijn kantoor.
Hij rolde dan een beetje met zijn stoel naar mij toe, legde zijn hand op mijn been en zei dan: "Laat eens zien dan, hoe groot hij is". Ik kon dat nog wel ontwijken door te verzitten, maar dat kun je niet blijven doen.
(p.74)
V: Vanaf welk moment ga je dan na school naar [verdachte] kantoor?
A: Ik denk einde van de basisschool. Dus groep 7, begin groep 8. Hij vroeg of ik 's middags na school eens langs zou komen. Dat is vanaf de brugklas vaker geweest, toen kon hij makkelijker vragen over mijn nieuwe school, of ik het druk had, helpen met huiswerk, wie mijn mentor was.
(p.75)
V: Als je dan bij [verdachte] op zijn kantoor bent, waar hadden jullie het dan allemaal over?
A: Over school, hij vroeg hoe het was en of het lukte, hoe ik mijn proefwerk maakte. Hij vroeg hoe het met mijn broertje ging. Hij vroeg of ik vriendinnetjes had, hoe het met mijn ouders ging. En dan ook hoe het met mij ging, hoe het met de vrouwen ging en of ik al verkering had.
V: Wat vertelde hij over zichzelf?
Wat hij vertelde, maar dat was later pas toen hij mij aanraakte, dat hij vroeger op een jongensschool zat. De pater of pastoor had dat ook bij hem gedaan en zeker in die tijd was dat niet vreemd. Dat gebeurde gewoon. Dat ze daar bij elkaar keken enzo.
V: Tot wanneer ben je bij [verdachte] in zijn kantoor geweest?
A: Tot ik een jaar of 15 was. Ik weet dat ik nooit met de scooter daar ben geweest en ik heb op mijn 16e meteen een scooter gekocht.
(p.76)
V: Wat zijn er aan seksuele handelingen in het kantoor van [verdachte] gebeurd?
A: Hij heeft alleen aan mij gevoeld. Hij heeft zijn hand op mijn kruis gelegd, over mijn kleding heen.
V: Wanneer was dit?
A: 12 jaar denk ik, in groep acht.
V: Als hij dit doet, wat is jouw reactie?
A: Ik ging verzitten. Hij legde zijn hand op mijn been en daarna naar mijn kruis. Hij zei dan al wel dat hij geïnteresseerd was in het lichaam, was benieuwd hoe het eruit zag bij een jongen. Hij zei dan: "Laat hem eens zien". Mijn reactie was dan achteruit rijden met de stoel, verzitten of mijn been over elkaar leggen zodat hij er niet bij kwam. Ik deed een beetje lacherig. Het was de directeur, dus kon niet zeggen dat ik het niet wilde of gek vond.
V: Want wat vond je ervan, dat hij dit deed?
A: Ja .. wat moest ik ervan vinden. Ik zat ik groep acht. Wist ik veel wat het was. Ik had toen niet het besef dat dit niet goed was of niet hoorde. Er had nog nooit iemand aan me gezeten.
V: Wat deed het verder met jou, toen dit gebeurde?
A: Ik weet dat ik naar buiten liep en dacht; 'brr .. het is gebeurd, niet meer aan
denken'. Dat had ik alle keren, gewoon denken; 'het is niet gebeurd'.
V: Hoe vaak gebeurde dit, als je in dit kantoortje kwam?
A: Niet elke keer. Maar .. ik denk de helft van de keren dat ik daar geweest ben.
V: Dus het is dan van je 12e tot je 16e gebeurd, zo'n 5 jaar. En de helft ervan gebeurt dit, dat hij zijn hand op jouw kruis legt over jouw kleding.
A: Ja.
V: Zijn er nog andere dingen in het kantoor gebeurd?
A: Nee want dat kon niet, dadelijk komt er iemand binnen of ziet iemand het.
(p.78)
V: Op welke manier hielden jullie contact met elkaar?
A: Hij via mijn sms en ik kon hem mailen op: [mailadres] . Hiermee hield hij specifiek contact met mij. Hij had nog een e-mail adres, iets met de naam van de scholengemeenschap. Daar had mij eerst mee gemaild. Toen ik terug mailde kreeg ik het verzoek voortaan te mailen via ' [mailadres] '.
V: Hoe kwam [verdachte] aan jouw e-mail adres?
A: Dat heb ik hem gegeven.
V: Waarom?
A: Hij zei dat we konden e-mailen. Ook vroeg hij of ik 's avonds op MSN messenger kwam om te chatten. Hij zat daar ook op. Ik stond dan ook online en hij kwam dan ook online.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 23 juni 2014, dossierpagina’s 112-118, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige] :
(p.113)
V: Waar heeft [slachtoffer 2] (het hof begrijpt aangever: [slachtoffer 2] ) aangifte van gedaan?
A: Dat hij vroeger is misbruikt door de directeur van zijn basisschool.
V: Van wie weet je dat?
A: Van [slachtoffer 2] zelf.
V: Wat bedoel je met misbruikt?
A: Hij heeft hem dingen laten doen en aan hem gezeten, toen die jonger was.
V: Tegen wie heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan?
A: [verdachte] .
V: Wat heeft [slachtoffer 2] jou precies verteld over wat er is gebeurd?
A: Dat hij begon erover te vertellen, dat was ongeveer anderhalf jaar geleden pas. Meestal als hij wat gedronken had. Dan riep hij bijvoorbeeld: "Je weet niet alles van me. Je weet niet wat er allemaal gebeurd is." Ik vroeg dan door, maar dan wilde [slachtoffer 2] niet meer vertellen.
(p.114)
Hij had ook veel last van nachtmerries. Dan sprong hij ineens op. Ik vroeg waar dat vandaan kwam. Op een gegeven moment heeft hij wel wat gezegd. Hij vertelde dat er iets was gebeurd vroeger, maar meer vertelde hij toen niet. Hij was bang dat ik hem dan niet meer zou willen zeg maar. Uiteindelijk kwamen we een keer de zoon van die man, [verdachte] , tegen en toen begon hij iets meer te vertellen.
Dat [slachtoffer 2] dingen moest laten zien en doen. Ik moet ook zeggen dat hij in kleine beetjes elke keer wat vertelde, maar hij bleef dan oppervlakkig. Meestal vertelde hij wat meer als hij wat had gedronken of 's nachts als hij paniekerig was. [slachtoffer 2] vertelde dat ik de eerste was aan wie hij het vertelde. Dat hij het altijd voor zich had gehouden, omdat hij mij niet kwijt wilde. Hij voelde zich heel vies en schuldig en was bang dat ik dat ook zou vinden van hem.
[slachtoffer 2] vertelde dat hij als kind op school wel eens bij de directeur mocht komen. Hij vond dat heel wat. Hij vond dat wel stoer voor zijn vriendjes. [verdachte] stelde zich op als begrijpend omdat [slachtoffer 2] geadopteerd is. Daar ging [verdachte] vragen over stellen en zo. [slachtoffer 2] had het idee dat hij met [verdachte] erover kon praten. Dat het een goede vriend van [slachtoffer 2] was.
[slachtoffer 2] vertelde ook dat [verdachte] ging doorvragen. Dat het niet alleen meer ging over het schoolwerk. [verdachte] vroeg hoe [slachtoffer 2] eruit zag, lichamelijk. Of zijn piemel al een beetje groeide en dergelijke. [slachtoffer 2] dacht als kind dat dat wel zo hoorde, dat het niet gek was of zo. Omdat het een leraar was. [verdachte] wilde dan dat [slachtoffer 2] dat ook liet zien, zijn piemel aan [verdachte] .
Wat ik weet is dat hij regelmatig bij [verdachte] op kantoor van school zat om te praten.
[verdachte] zei dan te willen praten over [geboorteland] , maar dan kwam het weer neer over hoe
[slachtoffer 2] eruit zag. Dan zei [verdachte] erbij dat ze vrienden waren en dat [slachtoffer 2] dat tegen
niemand hoefde te vertellen. Dat het iets tussen hen was wat vrienden onder elkaar
doen.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 30 januari 2014, dossierpagina’s 229-246, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige] :
V: Vraag verbalisant (en)
A: Antwoord getuige
(p.230)
V: Twee personen hebben aangifte gedaan tegen uw man, [verdachte] , ter zake van seksueel misbruik.
(p.234)
V: Van welke school was uw man directeur?
A: [school] .
V: Sinds wanneer was hij daar directeur?
A: Sinds [jaartal] .
V: Tot wanneer is hij directeur geweest?
A: Tot [jaartal] .
(p.240)
V: Wie is [slachtoffer 2] ?
A: Een oud-leerling. Die heeft bij hem op school gezeten. Hij was een geadopteerde
jongen uit een gezin.
V: Waar kent u hem van?
A: Van school.
(p.241)
V: Hoe was het contact tussen uw man en [slachtoffer 2] ?
A: Ik denk dat ze wel een goed contact hadden. Hij heeft hem wel gesteund toen zijn adoptieouders gingen scheiden. Zijn adoptievader kreeg opnieuw een relatie en daar
was ook een kind uit geboren. [slachtoffer 2] was de ene week bij zijn moeder en de andere
week bij zijn vader. Hij had het daar moeilijk mee en mijn man steunde hem daar
toen bij.
V: Hoe weet u dat?
A: Mijn man vertelde dat.
V: Wanneer zagen uw man en [slachtoffer 2] elkaar?
A: Dat weet ik niet, ik weet wel toen hij van de basisschool afging, dat [slachtoffer 2] nog
wel eens langs school kwam en bij mijn man aanwaaide, vertelde hoe het ging en mijn
man vertelde dat thuis.
(p.242)
V: Wie is [slachtoffer 1] ?
A: Ik denk dat het een leeftijdsgenootje is van [slachtoffer 2] . Het is een jongen van school.
V: Waar kent u hem van?
A: Van school.
(p.244)
V: Weet u of uw man vroeger op een internaat heeft gezeten?
A: In [plaatsnaam] , dit was de opleiding voor onderwijzer. Dit was van zijn 15e tot zijn
19e jaar.
8.
Een ander geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 21 augustus 2014, dossierpagina’s 263-301, met bijlagen, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
(p.263)
Op 29 januari 2013 (het hof begrijpt: 2014) werden de volgende digitale gegevensdragers voor onderzoek in beslag genomen onder verdachte [verdachte] :
- (…)
- Acer computer, goednummer PL205a-2013093004-1089909
- (…)
Deze gegevensdragers werden door digitaal rechercheur, [verbalisant] , onderzocht op aanwezigheid van geheugens of gegevens. De geheugeninhoud van de gegevensdragers werden vervolgens middels daartoe bestemde apparatuur en forensische onderzoeksprogrammatuur uitgelezen en veiliggesteld. De aanwezige data van de bovenstaande onderzochte gegevensdragers werden vervolgens door mij, verbalisant [verbalisant] , bekeken of aanwezigheid van informatie ten behoeve van het opsporingsonderzoek. Ik trof onderstaande informatie aan:
(p.265)
Acer computer :
Voor het onderzoek aan de data van deze gegevensdrager werd door mij het programma "Internet Evidence Finder (IEF)" gebruikt. Hierbij trof ik bij 'Skype Account - Koepelvijver' de volgende data aan:
Skype name: [naam]
Full name: [verdachte]
Email(s): [mailadres]
Ik zag tevens een profielfoto van een persoon die ik herken als verdachte [verdachte] , die ik tijdens zijn verhoor in de regiekamer heb gezien.
Ik trof bij 'Parsed Search Queries' verschillende zoektermen aan bij URL www.google.nl. Ik trof onder andere de volgende zoektermen aan:
- blote jongetjes
- pikkie
- blote jongens
- kleine piemeltjes
- pikkie
- blote pik
- klein piemeltje
Ik trof enkele van deze zoektermen en URL's meerdere malen aan. Ik zag dat daarbij
verschillende data en tijdstippen stonden.
Tevens zag ik bij 'Parsed Search Queries' de internet URL:
[internetgegevens] blotejongens
Ik trof bij 'Internet Explorer Cookies' verschillende URL websites namen aan. Ik trof onder andere de volgende websites namen aan:
- blotejongens [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- gay [internetgegevens]
- [internetgegevens]
Ik trof enkele van deze website URL's meerdere malen aan. Ik zag dat daarbij verschillende data en tijdstippen stonden. Ik zag dat er bij 'Source' stond dat de user ' [verdachte] ' betrof.
Ik trof bij 'Internet Explorer Cookie Records' verschillende URL websites namen
aan. Ik trof onder andere de volgende websites namen aan:
- [internetgegevens]
- pedofilie [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- gay [internetgegevens]
- gay [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
(p.266)
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
Ik zag dat erbij stond dat de user ' [verdachte] ' betrof.
Ik trof bij 'Internet Explorer Cache Records' verschillende URL websites namen aan. Ik trof onder andere de volgende websites namen aan:
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
Ik zag dat erbij stond dat de users ' [verdachte] ' betrof.
Ik trof bij 'Internet Explorer 10 Cookies' verschillende URL websites namen aan. Ik trof onder andere de volgende websites namen aan:
- [internetgegevens]
- blotejongens [internetgegevens]
Ik zag dat erbij stond dat de user ' [verdachte] ' betrof.
Ik trof bij 'Internet Explorer 10 Carved History' verschillende URL websites namen aan. Ik trof onder andere de volgende websites namen aan:
- [internetgegevens] piemeltjes [internetgegevens]
- [internetgegevens] piemeltjes [internetgegevens]
- [internetgegevens] piemeltjes [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens] jonge-jongens
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens] schandknaap [internetgegevens] blotejongens
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
- [internetgegevens]
blotejongens
- [internetgegevens] pikkie [internetgegevens]
- [internetgegevens] pikkie
- [internetgegevens] pikkie
- [internetgegevens]
(p.267)
Ik zag dat erbij stond dat de user ' [verdachte] ' betrof.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij zal worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman betoogd dat er sprake is van twee incidenten die op zichzelf staan en dat de aangiften niet door ander bewijs worden gesteund. Bij geen van de incidenten kan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering worden gehaald. In deze zaak kan geen gebruik worden gemaakt van schakelbewijs, omdat er geen sprake is van een eerdere bewezenverklaring van een feit met een soort gelijke modus operandi. De aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kunnen niet over en weer als schakelbewijs worden gebruikt. De verklaringen van de getuigen zijn niet voldoende om als steunbewijs te worden aangemerkt. Al het bewijs is namelijk in de kern afkomstig van één bron, namelijk de aangevers zelf.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van aangevers over onvoldoende betrouwbaarheid en authenticiteit beschikken. Volgens de raadsman bevat de aangifte van [slachtoffer 2] inconsistenties. De verklaringen van beide aangevers zijn weinig gedetailleerd en betreffen conclusies van hetgeen achteraf bezien en beredeneerd in de beleving van aangevers heeft plaatsgevonden. Aangevers zijn ook niet voldoende in staat gebleken om het vermeende misbruik te relateren aan tijd, leeftijd of specifieke omstandigheden of gebeurtenissen. Ook dat tast de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen in ernstige mate aan. Tevens is betoogd dat aangevers vooraf met elkaar gesproken hebben over de gebeurtenissen en dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
Het hof overweegt als volgt.
Evenals de rechtbank overweegt het hof dat aangevers elk op eigen initiatief en onafhankelijk van elkaar de politie hebben benaderd over het seksueel misbruik door verdachte. Uit de stukken in het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] in 2007 al een informatief zedengesprek met de politie heeft gevoerd en dat [slachtoffer 2] in 2013 heeft besloten om een dergelijk gesprek aan te vragen. Hij heeft toen contact gezocht met [slachtoffer 1] . Het hof twijfelt niet aan de verklaring van aangevers dat zij voorafgaand aan hun aangiften niet inhoudelijk met elkaar over het gebeurde hebben gesproken en het dossier bevat ook geen aanknopingspunten dat zij hun aangiften op elkaar hebben afgestemd. Aangevers komen authentiek en oprecht over in hun aangiften. Zij hebben ieder op eigen wijze open en gedetailleerd verklaard. Ondanks het tijdsverloop zijn aangevers in staat gebleken aan de hand van ijkmomenten als 'echtscheiding ouders', 'start middelbare school' en 'aanschaf van scooter' voldoende specifiek te verklaren.
Op verzoek van de verdediging zijn beide aangevers in hoger beroep op 27 oktober 2016 bij de raadsheer-commissaris onder ede gehoord. Zij hebben bij die gelegenheid hun bij de politie afgelegde verklaringen bevestigd.
Het hof acht de verklaringen van aangevers voldoende betrouwbaar en bezigt deze tot het bewijs, op de wijze zoals hierboven bij de bewijsmiddelen weergegeven.
Naar het oordeel van het hof staan de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet op zichzelf, maar ondersteunen deze elkaar over en weer in voldoende mate en voorts worden beide aangiftes ondersteund door ander bewijs.
Uit de aangiften volgt dat verdachte bij beide slachtoffers op vergelijkbare wijze te werk is gegaan. Als schooldirecteur heeft verdachte beide aangevers tijdens de basisschoolperiode speciale aandacht gegeven en zo een band met hen opgebouwd. Toen aangevers naar de middelbare school gingen, heeft verdachte contact met hen gehouden. Verdachte onderhield met beide aangevers contact via MSN en ook via het e-mailadres [mailadres] . In gesprekken toonde verdachte belangstelling voor hun lichamelijke ontwikkeling en stuurde er op aan dat zij hun piemel aan hem zouden laten zien. Tegen beiden heeft hij gezegd dat hijzelf op een “internaat” heeft gezeten en dat dit soort dingen daar gewoon waren.
De aangifte van [slachtoffer 1] vindt voorts steun in de verklaring van de getuige [getuige] over hetgeen [slachtoffer 1] in [jaartal] aan haar heeft verteld en de bevindingen van de politie met betrekking tot zijn bezoek in 2007 aan studentenpsycholoog [naam] . De aangifte van [slachtoffer 2] vindt op zijn beurt steun in de verklaring van de getuige [getuige] . Weliswaar betreft het hier bewijs dat in beginsel voortkomt uit dezelfde bron, te weten de verklaringen van aangevers, maar de getuigenverklaringen van [getuige] en [getuige] betreffen ook de waarneming van de getuigen omtrent de worsteling van beide aangevers met de onderhavige zedenmisdrijven en de wijze waarop zij daarover voor het eerst naar buiten zijn getreden. Beide aangiftes worden voorts op onderdelen gesteund door de verklaring van de echtgenote van verdachte, de getuige [getuige] . Zij bevestigt dat beide aangevers bij verdachte op basisschool [school] hebben gezeten en dat verdachte op een “internaat” heeft gezeten. Tot slot worden de aangiften ondersteund door de resultaten van het technische onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen computer. Uit dat onderzoek leidt het hof af dat verdachte gebruik maakte van het emailadres [mailadres] en dat hij op zijn computer op internet zoektermen als 'blote jongetjes', 'pikkie' en 'kleine piemeltjes' heeft gebruikt. Nu het om zoektermen gaat die op internet zijn ingevoerd, kan het - in tegenstelling tot de door verdediging gegeven verklaring - niet gaan om zogenoemde bijvangst bij het zoeken naar pornografische heteroseksuele afbeeldingen.
Verdachte ontkent stellig zich schuldig te hebben gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Gelet op de bovenvermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, hecht het hof hieraan evenwel geen geloof. Bij dit oordeel betrekt het hof de omstandigheid dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd omtrent het emailadres [mailadres] . Na zijn aanhouding in 2014 heeft verdachte gezwegen over genoemd e-mailadres. Toen hem op 29 januari 2014 door de politie werd gevraagd of hij in het verleden naast het mailadres [mailadres] nog andere mailadressen heeft gebruikt, heeft verdachte ontkennend geantwoord. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte echter verklaard dat hij genoemd mailadres heeft aangemaakt toen hij met zijn vrouw op reis ging. Op vragen van het hof heeft hij geantwoord dat dit in [jaartal] moet zijn geweest. Later tijdens dat verhoor heeft hij geantwoord dat hij niet meer precies weet hoe het zit.
Het hof wordt in zijn overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder
1. en 2 ten laste gelegde gesterkt door de inhoud van de e-mailberichten die door aangever [slachtoffer 1] aan de politie zijn verstrekt en de berichten van verdachte aan aangever [slachtoffer 2] die tijdens het politieonderzoek zijn aangetroffen op de computer van verdachte.
Zo heeft verdachte op 22 mei 2014 aan aangever [slachtoffer 1] een bericht gestuurd met de navolgende inhoud (p. 147 van het politiedossier):
“Beste [slachtoffer 1] ,
Je hebt me erg blij gemaakt met je berichtje. Eindelijk na 3 jaar we (opmerking griffier: tekst weggevallen) Ik heb de afgelopen drie jaar eerst wekelijks, later maandelijks gen (opmerking griffier: tekst weggevallen). Steeds maar weer de zelfde vraag: waarom is er geen contact meer. Je betekende zoveel voor mij, je was als mijn vierde zoon.
Ik heb nog zoveel vragen:
- wat ga je studeren?
- waar ga je studeren?
- ga je op kamers?
- heb je een vriendin of een vriend?
Enzovoorts. Misschien wil je wat verhaaltjes blijven mailen.
Of beter nog: misschien een keertje een babbeltje op een terrasje?
Make my day.
Groeten, [verdachte] .
Ps. Wacht nou niet te lang, want ik open dagelijks vol spanning de mail.”
En op 27 juni 2004 (p. 159) onderstaand bericht:
“Beste [slachtoffer 1]
Verklaring: je ontwijkt!
Al verschillende keren heb ik vragen gesteld over de mogelijkheid om buiten deze computer met elkaar te praten.
Op 23 mei vroeg ik je al om een terrasje te pikken om te babbelen.
Om 14 juni vroeg ikje om een babbeltje ergens.
Op 20 juni vroeg ik of je een terrasje wilde pikken of mee naar de film te gaan.
Op 24 juni vroeg ik je voor een partijtje tennis of om mee te gaan naar de film.
Je geeft op die vragen geen antwoord: je ontwijkt dus.
En ik wil gewoon met je praten over alles: het leven, je toekomst, relaties, of je al dronken bent geweest, over sex (of je ‘t al gedaan hebt) over auto’s (neem je rijlessen) of computers, over de voetbal; gewoon de dingen waar mannen onder elkaar over praten.
En dat kan niet allemaal via de computer.
Kom op: make my day.
[verdachte] ”
Dergelijke berichten, verzonden door een schooldirecteur aan een oud-leerling, zijn naar het oordeel van het hof opmerkelijk en vragen - gelet op de aard en inhoud van de aangiftes - om uitleg. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte desgevraagd verklaard dat de inhoud van het mailbericht d.d. 27 juni 2014 te maken zal hebben gehad met zijn stemming destijds. Deze verklaring acht het hof evenwel niet afdoende, gelet op de aantijgingen aan het adres van verdachte.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Op grond van het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met inachtneming van het navolgende.
Feit 1
De hierboven vermelde bewijsmiddelen houden in dat verdachte op diverse tijdstippen in de ten laste gelegde periode (13 juli 1998 tot 13 juli 2001) [slachtoffer 1] heeft afgetrokken en diens penis heeft betast, dat hij hem heeft gepijpt en dat hij [slachtoffer 1] zijn penis heeft laten betasten, terwijl [slachtoffer 1] de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt. Nu [slachtoffer 1] geboren is in [jaartal] en de handelingen plaatsvonden in de eerste vier jaren dat hij op de middelbare school zat, acht het hof bewezen dat de handelingen binnen de ten laste gelegde periode en mitsdien voordat [slachtoffer 1] 16 jaar was hebben plaatsgevonden.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de bewezen verklaarde handelingen een
kennelijk seksuele lading hebben en in strijd zijn met de sociaal-ethische normen.
Feit 2
De hierboven vermelde bewijsmiddelen houden in dat verdachte op diverse tijdstippen in de ten laste gelegde periode (1 juli 1998 tot 1 juli 2002) het lichaam van aangever [slachtoffer 2] heeft betast. Het betasten van het kruis van [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden in het kantoortje van verdachte. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat dit betasten heeft plaatsgevonden in de periode dat hij de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt. Het begon toen [slachtoffer 2] 12 jaar was en hij weet zeker dat hij niet meer in het kantoortje is geweest toen hij een scooter had en die heeft hij direct toen hij 16 jaar werd, aangeschaft. [slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat de andere seksuele handelingen hebben plaatsgevonden terwijl hij de leeftijd van 16 jaar al had bereikt. In zoverre zal verdachte (partieel) worden vrijgesproken.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het over de kleding heen betasten van het kruis van de minderjarige [slachtoffer 2] een handeling met een seksuele lading is, die in strijd moet worden geacht met de sociaal-ethische normen en derhalve een ontuchtig karakter heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat een gevangenisstraf negatieve invloed zal hebben op de gezondheid van de nu 70-jarige verdachte, die heeft te kampen met lichamelijke klachten. Voorts heeft de raadsman opgemerkt dat de door de rechtbank gegeven strafmotivering enige relativering behoeft, nu het gelet op het bewezen verklaarde niet om de meest ernstige vorm van zedenmisdrijven gaat. Tevens heeft de raadsman erop gewezen dat de onderhavige feiten zich lang geleden hebben afgespeeld en dat verdachte een blanco strafblad heeft. Naar de mening van de verdediging kan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen redelijk strafdoel meer dienen. De verdachte is in het geval van een bewezenverklaring bereid een taakstraf te verrichten, aldus de raadsman.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde houdt immers in dat verdachte, directeur van een basisschool, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met twee minderjarige (oud-)leerlingen van deze basisschool. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en van het overwicht dat hij als volwassene en directeur van de school op de slachtoffers had, maar heeft hij tevens ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de nog jonge slachtoffers en hun seksuele ontwikkeling verstoord. Uit de slachtofferverklaringen van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , in het bijzonder de slachtofferverklaring van aangever [slachtoffer 1] ter terechtzitting in hoger beroep, blijkt dat verdachtes handelen nog steeds ernstige psychische gevolgen voor hen heeft. Verdachte heeft zich kennelijk geen rekenschap gegeven van de belangen van de slachtoffers en zich slechts bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 april 2017 waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Tot slot heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde acht het hof de oplegging van een taakstraf, ondanks de ouderdom van de feiten en de hoge leeftijd en gezondheidssituatie van verdachte, niet aan de orde. Alles overziend acht het hof het passend en geboden aan verdachte een straf op te leggen als door de advocaat-generaal is gevorderd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden van het geval en de ernst van de psychische gevolgen voor het slachtoffer acht het hof het redelijk hem een vergoeding toe te kennen als gevorderd. Verdachte is tot vergoeding van de geleden schade gehouden, zodat de vordering integraal toewijsbaar.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade is toegebracht. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de gevorderde immateriële schade slechts gedeeltelijk kan worden toegewezen, omdat verdachte van een deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden van het geval en de ernst van de psychische gevolgen voor het slachtoffer acht het hof het redelijk hem evenals de rechtbank een vergoeding toe te kennen van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. Verdachte is tot vergoeding van de geleden schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2001 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2001 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. H.A.W. Vermeulen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. H. Harmsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 26 juni 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, MWB Divisie Recherche, MWB Unit Zeden, registratienummer PL2000 2014191027, gesloten op 22 augustus 2014 en op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-301.