In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van het faillissement van Beheer 1 Beheer B.V. Het faillissement was eerder uitgesproken door de rechtbank Oost-Brabant op 25 april 2017, op verzoek van de openbare maatschap Brabant Accountants en Belastingadviseurs. De aanvrager stelde een vordering van € 13.506,66 op Beheer 1 Beheer B.V. te hebben, die onbetaald was gebleven. Beheer 1 Beheer B.V. betwistte de vordering en stelde dat er geen sprake was van een pluraliteit van schuldeisers, aangezien de enige steunvordering pas in 2024 opeisbaar zou zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2017 werd duidelijk dat er nieuwe betalingsafspraken waren gemaakt tussen Beheer 1 Beheer B.V. en Brabant, en dat Brabant instemde met de vernietiging van het faillissement. Het hof overwoog dat, nu de vordering van Brabant conform de nieuwe betalingsregelingen binnen afzienbare tijd kon worden voldaan en er geen steunvorderingen waren die reeds opeisbaar waren, Beheer 1 Beheer B.V. niet langer in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen. Het hof concludeerde dat niet langer aan de vereisten voor een faillissement was voldaan en vernietigde het eerdere vonnis, waarbij de kosten van het faillissement ten laste van Beheer 1 Beheer B.V. kwamen.
De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek tot faillietverklaring van Beheer 1 Beheer B.V. wordt afgewezen en dat het salaris van de curator is vastgesteld op € 4.600,37, inclusief btw, ten laste van Beheer 1 Beheer B.V.