Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/224367/KG ZA 16-408)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord (met 15 producties);
- het pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij brief van 15 mei 2017 door [appellante] toegezonden productie 16, die bij het pleidooi bij akte in het geding zijn gebracht.
3.De beoordeling
“(…) Ja, ik heb het in een opwelling misschien toegezegd maar de afgelopen weken zonder persoonlijk adviseur voor mij is nou niet bepaald een situatie geweest voor mij om helder na te kunnen denken en te beslissen. Ik zeg zolang de handtekeningen nog niet zijn gezet is er nog van alles mogelijk. (…)”
“(..) Ik heb in de bijlage (*) de vaststellingsovereenkomst bijgevoegd met enkele kleine wijzigingen van mijn kant. Ik deel de mening van mr. Vliexs dat de overeenkomst een nauwkeurige weergave van het besprokene is. De wijzigingen (weergave in blauw) spreken voor zich. (…) Er zijn twee opmerkingen mijnerzijds: artikel 8: oorspronkelijk stond hier een ontbindende voorwaarde. Mr. Vliexs heeft hier een opschortende voorwaarde van gemaakt, echter ik ben met de oorspronkelijke tekst van mening dat dit een ontbindende voorwaarde betreft. Het is immers een voorwaarde welke de verbintenis met het plaatsvinden van een gebeurtenis doetvervallen(…) Artikel 9: Mr. Vliexs heeft het tweede (sub)deel van art. 8 doorgestreept. Dit was echter wel een uitdrukkelijke afspraak tussen partijen. Daarom heb ik de afspraakopnieuwin artikel 9 opgenomen, maar iets gewijzigd (..) Voor het overige ben ik het eens met de overeenkomst en de wijzigingen. Mochten alle partijen verder akkoord zijn, dan kunnen de wijzigingen worden uitgevoerd en partijen op korte termijn tekenen.”
“Naar aanleiding van de opmerking van mr. Spijker dat de betalingsverplichting van de vennootschap vervalt bij het einde van het krediet van de bank, merk ik op dat zulks enkel geldt indien de vennootschap door een faillissement niet meer kan betalen. (..)”Bij email van 30 april 2016 heeft mr. Vliexs vervolgens opnieuw de vaststellingsovereenkomst doen toekomen met daarin nog een wijziging van artikel 4 (t.a.v. de verschuldigde rente) en artikel 10 (t.a.v. de notariële kosten).
“(..) OP 4/5 heeft de heer Spijker laten weten dat de heer [werknemer van electrotechnisch bedrijf] in verband met zijn vakantie die week niet in staat was om zijn definitief akkoord te geven. Dat akkoord heeft hij gisteren aan het einde van de middag gegeven op de op dat moment laatste versie van het stuk. De aanpassingen die u nu voorstelt, betekenen dat ik weer genoodzaakt ben om de reactie van de heren Spijker en [werknemer van electrotechnisch bedrijf] af te wachten, alvorens het definitieve stuk te produceren.(..)”Bij een daarop volgende email van 10 mei 2016 stelt mr. Vliexs verder nog een aanpassing voor in art. 6 van de beoogde overeenkomst in verband rente over de rekening-courant en een aanpassing betreffende het geven van een prikkel tot een correcte nakoming.
“Geachte confrère, Eerder hadden wij telefonisch overleg. Dat heeft geresulteerd in de vaststellingsovereenkomst (VSO) als bijgevoegd. Cliënte is akkoord met de inhoud daarvan en kan zich vinden met verzending daarvan aan de bank. Indien de bank cliënte ontslaat uit de hoofdelijkheid, kan artikel 9 komen te vervallen en kan de VSO als bijgevoegd worden ondertekend. Graag verneem ik het akkoord van uw cliënte met de inhoud en verzending van de VSO als bijgevoegd aan de bank. De heer [bedrijfsaccountant] van [Accountants] zal daarvoor dan zorgen. (..)”
“(..)1. [appellante] B.V. verkoopt aan [geïntimeerde] B.V. (…) het door haar gehouden aandeel in de vennootschap (..) voor een koopsom van € 1,= (..)De notariële leveringsakte wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening van de onderhavige vaststellingsovereenkomst gepasseerd. De koop en levering zal economisch terugwerken tot 1 januari 2016.(..)4. [appellante] scheldt de aan de vennootschap verstrekte achtergestelde geldlening (..) € 50.000 (..) volledig kwijt. (..) De laatste dag tot wanneer rente wordt berekend is 31 december 2015. Deze rente is reeds voldaan. (..)(..)8.(overeengekomen managementvergoeding tot en met maart 2017)
9. De afspraken uit de onderhavige vaststellingsovereenkomst vinden doorgang onder de ontbindende voorwaarde dat de Rabobank [vestigingsnaam] : [appellante] niet ontslaat uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid (..)(..)”
“Indien de bank overgaat tot ontslag van [appellante] B.V. uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, dan zal artikel 9 komen te vervallen en zal de VSO als bijgevoegd door partijen worden ondertekend.”
“Tsja, de wijze waarop en de snelheid waarmee ik het veld moet ruimen is enorm groot. Zo groot dat ik daar nu pas goed de financiële consequenties van inzie. (…) Het afscheid nemen van [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] is in zoverre een onderdeel van jouw reorganisatieplan, maar dat is niet correct om te korten op mijn vordering uit hoofde van de lening en opzegtermijn van onze overeenkomst. (..)”. In een email van 9 juni 2016 (prod. 30 [appellante] ) schrijft [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] aan [werknemer van electrotechnisch bedrijf] onder meer:
“(…) We zijn inmiddels ruim 2 maanden verder en er liggen nog steeds geen cijfers en prognoses bij de bank waardoor zij geen beslissing omtrent mijn ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid kunnen nemen. De concept vaststellingsovereenkomst is op dit moment formeel gezien niets waard wanneer het doek valt voor [elctrotechnisch bedrijf] . (..) Ik bevestig hierbij nogmaals met klem dat we geen getekende vaststellingsovereenkomst hebben en ik me dus ook niet geroepen voel me te houden aan stukken die formeel voor de wet geen enkele betekenis hebben. (..)”[medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] weigert te voldoen aan een verzoek van [werknemer van electrotechnisch bedrijf] om ondertekening van een formulier tot beëindiging van zijn volmacht voor [elctrotechnisch bedrijf] bij de bank. In een email van 17 juni 2016 (prod. 32 [appellante] ) schrijft [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] :
“(..) Ik heb geen enkel stuk van Rabobank ontvangen waaruit blijkt op welke termijn de Rabobank de intentie heeft mij te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en voornemens is om [appellante] BV te ontbinden uit de kredietlijn. (…) Wij zullen eerstens schriftelijke overeenstemming moeten bereiken, voorzien van beide handtekeningen voor akkoord (…) alvorens ik de beëindiging van de volmacht (..) voor akkoord teken. (..)”.
“Heden ochtend heb ik [roepnaam] (toev. hof: [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] ) gesproken naar aanleiding van het onttrekken van managementfee van de rekening van [Holding 3] bij onze bank. Als onderdeel van de herstructurering ligt het verzoek ontslag hoofdelijkheid van [appellante] BV ter beoordeling bij de Staat in verband met de staatsgegarandeerde leningen. Van [roepnaam] heb ik vernomen dat jullie er niet uit zijn voor wat betreft de voorwaarden en condities waaronder ontslag hoofdelijkheid kan plaatsvinden. Ontslag hoofdelijkheid en de offerte voor herstructurering zijn echter onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hiermee is het noodzakelijk dat de afspraken omtrent het ontslag geformaliseerd zijn. (..)”
“(..) Zowel de bank als de Staat zijn akkoord met ontslag hoofdelijkheid van [appellante] BV. Een voorwaarde is wel dat onderstaande discussie met [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] is afgerond en dat wij inzicht hebben gekregen in de gemaakte afspraken. (..)”In een email aan [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] en [werknemer van electrotechnisch bedrijf] d.d. 25 juli 2016 (prod. 39 [appellante] ) schrijft [de Accountmanager Bijzonder Beheer Bedrijfsmanagement] namens de bank
: “(..) In navolging op onderstaande mail (hof: voormelde email van 21 juli 2016
) het volgende. Ontslag hoofdelijkheid is door zowel bank als Staat akkoord bevonden. Echter is tussen jullie nog geen overeenstemming omtrent de lening van € 50.000,00 ingebracht door [appellante] BV, welke is achtergesteld aan de bank. Ook voor vrijgave van deze achterstelling dient er goedkeuring door de Staat verleend te worden. (..) Vooralsnog blijven de huidige afspraken omtrent deze achterstelling ongewijzigd, wat inhoudt dat er niet afgelost mag worden hierop. Indien jullie hier afspraken over maken, dient minimaal een geactualiseerde liquiditeitsprognose te worden aangeleverd waaruit blijkt dat het additionele onttrekken van liquiditeiten verantwoord en hiermee acceptabel is. Op dat moment kan ik dit voorleggen aan de Staat. (…)”Bij email van 26 juli 2016 (prod. 40 [appellante] ) schrijft [de Accountmanager Bijzonder Beheer Bedrijfsmanagement] namens de bank aan [werknemer van electrotechnisch bedrijf] en [medewerker werkzaam bij de accountant van het bedrijf] :
“Heden ochtend heb ik met jullie beide gesproken over ontslag hoofdelijkheid en vrijgave van de achterstelling ad 50/k van [appellante] BV. De huidige situatie is dat jullie gezamenlijk bevoegd zijn. Ontslag hoofdelijkheid en hiermee de herstructurering van de financiering dient hierdoor door jullie beiden getekend te worden. Stap één is dat jullie er uitkomen en dat de bevoegdheden aangepast worden bij de Kamer van Koophandel. Hierna kan dit proces opgestart worden. Als onderdeel van de herstructurering en hiermee ontslag hoofdelijkheid van [appellante] BV, dien ik een nieuw oordeel te vellen over hoe jullie omgaan met de achtergestelde vordering van € 50.000,-- (..) Dit dient tevens voorgelegd te worden aan de Staat. Ik zie de nieuwe vaststellingsovereenkomst graag tegemoet. Tot die tijd doe ik een pas op de plaats.(..)”
De voorzieningenrechter overwoog onder meer:
- dat [geïntimeerde] een spoedeisend belang had bij haar vorderingen in verband met de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de onderneming;
- dat [geïntimeerde] uit de email van de advocaat van [appellante] van 18 mei 2016 dan ook heeft mogen begrijpen dat het voorbehoud van [appellante] alleen nog het ontslag uit de hoofdelijkheid door de bank zou betreffen;
‘subject to contract’/’subject to signature’heeft miskend. Volgens [appellante] heeft zij hiermee uitdrukkelijk te kennen gegeven dat er pas overeenstemming zou zijn wanneer alle partijen de vaststellingovereenkomst zouden ondertekenen.