ECLI:NL:GHSHE:2017:2809

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
200.188.971_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over kopieerapparaten en de geldigheid van opzeggingsbepalingen

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [Holding] Holding B.V. (appellante) en [Onderneming in Kopieerapparaten] B.V. (geïntimeerde) over vier kopieerapparaten. De kwestie draait om de vraag welke vennootschap als contractspartij van de verhuurder moet worden beschouwd en de geldigheid van de opzeggingsbepalingen in de huurovereenkomst. De huurovereenkomst werd op 3 juli 2012 gesloten, met een looptijd van een halfjaar en een stilzwijgende verlenging van 24 maanden, tenzij tijdig opgezegd. De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat [appellante] de contractspartij was en dat de overeenkomst niet tijdig was opgezegd, waardoor deze was verlengd. [geïntimeerde] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van openstaande facturen, wat door de kantonrechter werd toegewezen. In hoger beroep heeft [appellante] de grieven ingediend, onder andere over de contractspartij en de facturering. Het hof heeft de grieven verworpen en het eindvonnis van de kantonrechter bekrachtigd, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.188.971/01
arrest van 20 juni 2017
in de zaak van
[Holding] Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. M. Weij te Amsterdam,
tegen:
[Onderneming in Kopieerapparaten] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.F.J. van Os te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 10 februari 2016 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen vonnis van 11 november 2015 tussen appellante - [appellante] - als gedaagde en geïntimeerde
- [geïntimeerde] - als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer: 3686257/CV/14-7831)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 18 maart 2015.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 10 februari 2016;
- de memorie van grieven van [appellante] van 19 juli 2016 met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 11 oktober 2016.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1
De vaststelling van de feiten in het eindvonnis van 11 november 2015 onder 3.1 is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt, met een door het hof aangebrachte letteraanduiding:
[geïntimeerde] heeft op of omstreeks 3 juli 2012 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot vier kopieerapparaten, te weten [kopieerapparaat 1] met serienummer [serienummer] , [kopieerapparaat 2] met serienummer [serienummer 2] , [kopieerapparaat 2] met serienummer [serienummer 3] en [kopieerapparaat 3] met serienummer [serienummer 4] ;
Op deze huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van [geïntimeerde] (versie april 2009) van toepassing die, voor zover voor deze procedure van belang, het volgende bepalen:
“Artikel 1 - inhoud, duur, prijs en facturering
1.1 (...)
De overeenkomst wordt telkens stilzwijgend verlengd met 24 maanden, tenzij deze overeenkomst minimaal drie maanden voor het verstrijken van de huurperiode door één van de partijen aan de andere partij door middel van een aangetekend schrijven zal zijn opgezegd. (...)”
Bij het aangaan van de overeenkomst is een looptijd van een halfjaar afgesproken (met ingangsdatum 1 juli 2012 en expiratiedatum 31 december 2012);
De maandelijkse huurprijs bedraagt € 50,= (exclusief btw) met een minimum van 8500 zwart/wit tellertikken en € 0,0149 per additionele zwart/wit tellertik alsmede € 195,= per maand voor full color, inclusief 3000 full color afdrukken en een additionele afdrukprijs van € 0,0650 per extra afdruk;
Op de overeenkomst staat op pagina 1 als contractant vermeld [Holding] Holding BV;
Op de overeenkomst (eveneens op pagina 1) staat als installatieadres vermeld [Holding] Holding BV aan het [adres] ( [postcode] ) te [vestigingsplaats] ;
Op de ‘Bijlage additionele contractgegevens’ staat als naam van de rechtspersoon vermeld ‘ [Agenturen] Agenturen’;
[Agenturen] Agenturen BV is op 30 januari 2013 failliet verklaard;
Vanaf 2 april 2013 zijn de facturen van [geïntimeerde] onbetaald gebleven.
Bij dagvaarding van 8 december 2014 heeft [geïntimeerde] de onderhavige procedure tegen [appellante] aanhangig gemaakt.
4.2
In deze procedure stelt [geïntimeerde] dat de huurovereenkomst voor de vier kopieerapparaten is gesloten met [appellante] en dat deze overeenkomst na het eerste halfjaar niet (tijdig) door [appellante] is opgezegd, zodat deze toen op grond van de algemene voorwaarden stilzwijgend is verlengd met 24 maanden. [appellante] is de afgesproken huurprijs verschuldigd, vermeerderd met de contractuele rente. Aangezien [appellante] nalatig is de toegezonden facturen te voldoen, dient de overeenkomst ontbonden te worden. Ook dient [appellante] de vier kopieerapparaten af te geven.
4.3
Op grond hiervan vorderde [geïntimeerde] in eerste aanleg, samengevat, ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [appellante] tot betaling van de openstaande facturen ten bedrage van € 6.319,89, een bedrag van € 560,36 aan contractuele rente tot 6 augustus 2014 en € 421,25 aan buitengerechtelijke kosten, in totaal € 7.301,50, te vermeerderen met de contractuele rente over € 6.319,89 vanaf 6 augustus 2014. Tevens vorderde [geïntimeerde] veroordeling van [appellante] tot teruggave van de kopieerapparaten en tot betaling van een boete van € 250,= per dag dat zij dat nalaat, vanaf de datum van ontbinding van de overeenkomst.
4.4
[appellante] heeft deze vorderingen bestreden. Volgens haar is de overeenkomst met [geïntimeerde] aangegaan door [Agenturen] Agenturen BV en bij brief van 22 november 2012 per 31 december 2012 opgezegd. De bepaling in de algemene voorwaarden over opzegging mist volgens [appellante] toepassing omdat een opzegtermijn van drie maanden bij een huurperiode van een halfjaar in strijd is met redelijkheid en billijkheid. [geïntimeerde] heeft altijd gefactureerd aan [Agenturen] Agenturen BV en is eerst na het faillissement van die vennootschap facturen aan [appellante] gaan sturen. Daaruit blijkt volgens [appellante] dat [geïntimeerde] zelf ook [Agenturen] Agenturen BV als contractspartij beschouwde.
4.5
Bij tussenvonnis van 18 maart 2015 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 16 juni 2015 plaatsgevonden.
Bij eindvonnis van 11 november 2015 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellante] en niet [Agenturen] Agenturen BV als contractspartij heeft te gelden en dat de gestelde (en betwiste) opzegging de overeenkomst niet per 31 december 2012 heeft doen eindigen. De kantonrechter is er verder van uitgegaan dat [geïntimeerde] de huurovereenkomst per 31 december 2013 heeft beëindigd, zodat [geïntimeerde] geen belang meer heeft bij ontbinding van de overeenkomst en de vordering daartoe wordt afgewezen. De hoofdsom met rente en kosten achtte de kantonrechter toewijsbaar als gevorderd. De kopieerapparaten dienen naar het oordeel van de kantonrechter door [appellante] te worden teruggegeven op verbeurte van een dwangsom, zoals de gevorderde boete door de kantonrechter is opgevat. Deze dwangsom heeft de kantonrechter bepaald op € 100,= per dag vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis, met een maximum van € 10.000,=. [appellante] is veroordeeld in de proceskosten. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
4.6
Tegen de gedeeltelijke afwijzing van haar vorderingen heeft [geïntimeerde] niet (incidenteel) geappelleerd zodat in dit hoger beroep haar vorderingen alleen aan de orde zijn voor zover deze door de kantonrechter zijn toegewezen.
4.7
De eerste twee grieven van [appellante] betreffen de kwestie van de contractspartij van [geïntimeerde] bij de huurovereenkomst. Volgens [appellante] blijkt uit de omstandigheden dat er een bestendige relatie was tussen [geïntimeerde] en [Agenturen] Agenturen BV, dat deze vennootschap is vermeld op de bijlage bij de huurovereenkomst, dat [geïntimeerde] facturen voor de verhuur van kopieerapparaten steeds aan [Agenturen] Agenturen BV heeft gericht, die de facturen ook betaalde en dat [geïntimeerde] zich tot de curator in het faillissement van [Agenturen] Agenturen BV heeft gewend om de kopieerapparaten terug te krijgen.
4.8
[geïntimeerde] heeft dit verweer van [appellante] bestreden. De overeenkomst bestaat volgens haar alleen uit de schriftelijke huurovereenkomst ten name van [appellante] en de daarbij behorende algemene voorwaarden waarnaar wordt verwezen in de huurovereenkomst. De bijlage waarop [Agenturen] Agenturen is vermeld behoort niet tot de overeenkomst; er wordt niet naar verwezen in de schriftelijke huurovereenkomst. Dat facturen op naam van [Agenturen] Agenturen BV zijn gesteld betekent niet dat deze vennootschap daardoor contractspartij is geworden. De curator heeft zij benaderd om de kopieerapparaten terug te krijgen van degene die deze mogelijk onder zich had, niet omdat zij ervan uitging dat [Agenturen] Agenturen BV haar contractspartij was.
4.9
Het hof stelt vast dat de schriftelijke huurovereenkomst is gesteld op naam van [appellante] , met inbegrip van het nummer waaronder [appellante] in het Handelsregister is ingeschreven, en namens [appellante] door haar directeur [directeur] is ondertekend. De vermelding van [Agenturen] Agenturen op de bijlage, wat daarvan ook de status is, houdt op zich geen aanpassing van de schriftelijke huurovereenkomst in, terwijl de tenaamstelling van facturen niet bepalend is voor de vraag wie contractspartij is. Voor het benaderen van de curator in het faillissement van [Agenturen] Agenturen BV om de kopieerapparaten terug te krijgen heeft [geïntimeerde] een aannemelijke verklaring gegeven. Door [appellante] zijn in ieder geval geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat is beoogd een overeenkomst tot stand te brengen tussen [geïntimeerde] en [Agenturen] Agenturen BV maar dat deze ondanks de bestendige relatie tussen deze partijen (per abuis of anderszins) op naam van [appellante] hebben gesteld. Een steekhoudende verklaring heeft [appellante] niet gegeven, zodat het ervoor gehouden dient te worden dat de overeenkomst is gesloten en dat ook beoogd is die te sluiten tussen de partijen die zijn vermeld op de schriftelijke huurovereenkomst: [geïntimeerde] en [appellante] . De grieven 1 en 2 worden verworpen.
4.1
Grief 3 betreft de gefactureerde bedragen. Volgens [appellante] is de facturering onduidelijk en onoverzichtelijk, dienen mogelijke fouten in het systeem die daarvan de oorzaak zijn voor rekening van [geïntimeerde] te blijven en is de tenaamstelling van de facturen in overeenstemming met de contractuele afspraken. Deze grief wordt verworpen. In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] de facturen voldoende onderbouwd, onder meer met het overzicht dat als productie 17 ten behoeve van de comparitie van partijen is overgelegd. De betwisting hiervan is naar het oordeel van het onvoldoende gemotiveerd terwijl de tenaamstelling van de facturen niet meebrengt dat de bedragen die in rekening zijn gebracht niet door [appellante] verschuldigdheid zijn. De vordering tot betaling van de onbetaald gebleven facturen is daarom terecht toewijsbaar geoordeeld terwijl tegen de toewijzing van rente en kosten geen grieven zijn gericht.
4.11
Met grief 4 betoogt [appellante] dat de huurovereenkomst na zes maanden op grond van artikel 7:228 lid 1 BW van rechtswege is geëindigd. Een opzeggingstermijn van drie maanden en een verlenging met 24 maanden acht [appellante] in strijd met redelijkheid en billijkheid. [geïntimeerde] betwist een en ander. Zij voert daarbij aan dat partijen van het bepaalde in artikel 7:228 lid 1 BW kunnen afwijken en dat in de praktijk afwijking ook gebruikelijk is. De afspraken tussen partijen hield in dat de huurovereenkomst opgezegd diende te worden op een termijn van drie maanden en bij gebreke van een tijdige opzegging werd verlengd met 24 maanden. Volgens [geïntimeerde] is een dergelijke regeling niet in strijd met redelijkheid en billijkheid.
4.12
Het hof overweegt hierover het volgende. Artikel 7:228 lid 1 BW houdt in dat een huur voor bepaalde tijd aangegaan, eindigt, zonder dat daartoe een opzegging is vereist, wanneer die tijd is verstreken. Zoals [geïntimeerde] terecht aanvoert, stond het partijen in dit geval vrij om hiervan af te wijken en dat hebben zij ook gedaan door de bepalingen van de toepasselijke algemene voorwaarden, waarin de opzeggingsverplichting, de opzeggingstermijn en de verlenging bij gebreke van een (tijdige) opzegging zijn neergelegd. Wanneer [appellante] een andere regeling beter of redelijker had gevonden, had zij die met [geïntimeerde] kunnen overeenkomen. Nu dat niet is gebeurd, geldt de regeling van de algemene voorwaarden. [appellante] is daaraan gebonden, tenzij geoordeeld zou moeten worden dat een beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Door [appellante] zijn echter geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een dergelijke conclusie rechtvaardigen. Grief 4 wordt daarom verworpen.
4.13
De vijfde en laatste grief van [appellante] betreft de veroordeling van [appellante] tot teruggave van de kopieerapparaten op verbeurte van een dwangsom. Volgens [appellante] is zij geen partij bij de overeenkomst zodat zij niet op teruggave van de machines kan worden aangesproken. Uit de door haar overgelegde correspondentie tussen [geïntimeerde] en de faillissementsmedewerkster van de curator blijkt volgens [appellante] dat [geïntimeerde] in de gelegenheid is gesteld de machines terug te halen en dat door [geïntimeerde] is bevestigd dat dit ook is gebeurd. Als dit achteraf niet het geval blijkt te zijn, komt dat voor rekening en risico van [geïntimeerde] , aldus [appellante] . [geïntimeerde] heeft een en ander betwist. Zij heeft wel geprobeerd de kopieerapparatuur terug te ontvangen van de verhuurder van het pand waarin deze zou moeten staan, maar de verhuurder heeft [geïntimeerde] de toegang tot het pand geweigerd en houdt de apparatuur onder zich.
4.14
Ook deze grief wordt verworpen. De vaststelling van de kantonrechter dat de huurovereenkomst per 31 december 2013 door [geïntimeerde] is beëindigd is niet bestreden. Op [appellante] als huurder rust vanaf dat moment de verplichting om de kopieerapparaten aan de verhuurder terug te geven. Eventuele pogingen van [geïntimeerde] om de kopieerapparaten terug te krijgen via de curator in het faillissement van [Agenturen] Agenturen BV en/of de verhuurder van het pand waarin de kopieerapparaten zich bevinden, ontheffen [appellante] niet van haar verplichting tot teruggave. Niet is komen vast te staan dat de pogingen van [geïntimeerde] het gewenste resultaat hebben gehad, [appellante] gaat daar zelf kennelijk ook niet van uit, zodat voor [appellante] de verplichting tot teruggave is blijven bestaan. Aan die verplichting heeft zij vooralsnog niet voldaan. Iets anders is in ieder geval niet gesteld of gebleken.
4.15
Nu alle grieven zijn verworpen, wordt het eindvonnis van 11 november 2015 bekrachtigd met veroordeling van [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep. Over die kosten is niet, zoals gevorderd, de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW toewijsbaar. De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW en de gevorderde nakosten worden toegewezen als na te melden.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het eindvonnis van 11 november 2015 waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 718,= aan griffierecht en op € 894,= aan salaris advocaat, deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit arrest tot aan de voldoening en wat betreft de nakosten met € 131,= indien geen betekening plaatsvindt, dan wel met € 199,= vermeerderd met de explootkosten indien betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, M.G.W.M. Stienissen en J.H.C. Schouten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 juni 2017.
griffier rolraadsheer