ECLI:NL:GHSHE:2017:2804

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
20-002034-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door penningmeester van parochies met aanzienlijke schade voor de gemeenschap

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, als penningmeester van twee parochies, is beschuldigd van verduistering van een totaalbedrag van € 752.477,-. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een aangepaste strafoplegging. Het hof heeft de zaak onderzocht en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen verduistering van gelden die aan de parochies toebehoorden, en dat dit heeft geleid tot aanzienlijke schade voor de parochies en hun donateurs.

Het hof heeft de strafmaat bepaald op 15 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die op 78-jarige leeftijd is en niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Het hof heeft de bijzondere voorwaarden die eerder door de rechtbank zijn opgelegd, bevestigd en de verdachte veroordeeld tot het nakomen van de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit een vaststellingsovereenkomst met de parochies.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002034-16
Uitspraak : 22 juni 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 22 juni 2016 in de strafzaak met parketnummer 03-661201-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van verduistering, meermalen gepleegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Naast algemene voorwaarden heeft de rechtbank bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk opgelegde strafdeel verbonden, te weten – kort gezegd – een meldplicht bij de reclassering, het gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en het nakomen van de betalingsverplichtingen, zoals vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft gevorderd aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dezelfde voorwaarden te verbinden als eerder door de rechtbank zijn opgelegd.
De raadsvrouwe heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de strafmotivering, de opgelegde straffen en de door de rechtbank aangehaalde wetsartikelen.
Op te leggen straf of maatregel
De raadsvrouwe heeft gewezen op meerdere strafmatigende omstandigheden. Gelet op deze omstandigheden heeft zij verzocht aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen, dan wel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf op te leggen.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich, als penningmeester van de parochies [parochie I] en [parochie II], in een periode van ruim 5 maanden schuldig gemaakt aan het meermalen verduisteren van gelden toebehorende aan het kerkbestuur van deze parochies. Gedurende deze periode is zijn handelen onopgemerkt gebleven en is het totaal verduisterde geldbedrag opgelopen tot een bedrag van € 752.477,-. Dit zijn gelden die leden van de parochies in goed vertrouwen aan de parochie hebben gedoneerd, waarbij zij ervan uit hebben moeten kunnen gaan dat de parochie die gelden op correcte wijze zou beheren. Door zijn laakbare handelwijze heeft verdachte niet alleen het vertrouwen dat de beide parochies in hem hadden gesteld beschaamd en heeft hij de parochies enorme schade berokkend, maar hij is tevens voorbij gegaan aan het vertrouwen in het financieel beheer van de parochies bij de donateurs.
Bij de straftoemeting neemt het hof als uitgangspunt de rechterlijke (LOVS) oriëntatiepunten voor fraude. In deze oriëntatiepunten wordt bij een benadelingsbedrag tussen de € 500.000,- tot € 1.000.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden genoemd. Gelet op het bedrag dat verdachte heeft verduisterd neemt het hof, evenals de advocaat-generaal in zijn requisitoir, een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden als uitgangspunt.
Ten nadele van verdachte houdt het hof er rekening mee dat verdachte in een periode van ruim 5 maanden meermalen de keuze heeft gemaakt om gelden van de parochies te verduisteren. Van een bevlieging of een onbesuisde actie kan niet worden gesproken.
Ten voordele van verdachte houdt het hof rekening met het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 maart 2017. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast houdt het hof in strafmatigende zin rekening met de hierna te noemen omstandigheden:
  • verdachte heeft persoonlijk geen voordeel genoten van zijn frauduleuze handelen en niet is gebleken dat verdachte het oogmerk had om zichzelf geldelijk te verrijken, hetgeen de onderhavige zaak tot een atypische verduisteringszaak maakt;
  • verdachte heeft met de parochie een terugbetalingsregeling getroffen en heeft reeds een deel van het verduisterde geld terugbetaald. Om te kunnen voldoen aan deze betalingsregeling heeft hij het bisdom gemachtigd zijn huis te verkopen en heeft hij onder meer zijn auto verkocht;
  • verdachte is thans 78 jaar oud en is zoals hiervoor vermeld nimmer met justitie in aanraking gekomen;
  • de kans op recidive wordt door Reclassering Nederland blijkens het rapport van 31 mei 2017 als laag ingeschat.
Het hof houdt er verder rekening mee dat als gevolg van verdachtes handelen de verhoudingen binnen zijn familie, gezin en zijn sociale netwerk ernstig zijn ontwricht. Daarnaast is verdachte tot zijn fraudeleuze handelen gekomen doordat hij zelf slachtoffer is geworden van oplichting, waarbij hij zelf ook veel privévermogen heeft verloren. Ook de gang naar eerst de rechtbank en later het hof heeft op verdachte een grote impact gehad.
Hoewel de reclassering in voornoemd rapport geen bijzondere voorwaarden heeft geadviseerd heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat hij gesprekken met en begeleiding van de reclassering als positief ervaart.
Het hof is van oordeel dat een rechterlijk pardon of een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de raadsvrouwe is verzocht, geen recht doen aan de ernst van de feiten.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, alsmede het feit dat het hof aan voornoemde strafmatigende omstandigheden een zwaarder gewicht toekent dan aan de strafverzwarende omstandigheden, acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straffen passend en geboden. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal het hof de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de advocaat-generaal gevorderd en eerder door de rechtbank opgelegd.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafmotivering, de straf en de aangehaalde wetsartikelen en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren:
-zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden; of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland, Adviesunit 1 Zuid en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en frequent als de reclassering noodzakelijk acht, en zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en de aanwijzingen hem door of namens de reclassering gegeven;
- dat verdachte zich zal houden aan de (betalings)verplichtingen welke zijn vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst d.d. 20 mei 2016 die de verdachte, tezamen met zijn echtgenote, heeft gesloten met de [parochie I], waarbij verdachte de reclassering desgevraagd zal informeren over de door hem verrichte betalingen op grond van deze vaststellingsovereenkomst;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. P.M. Frielink, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier,
en op 22 juni 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.M. Frielink is buiten staat dit arrest te ondertekenen.