ECLI:NL:GHSHE:2017:2788

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
200.176.744_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar achterstallig onderhoud aan vakantiewoningen en de gevolgen daarvan

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot de nakoming van de zorgplicht uit het huishoudelijk reglement door de Vereniging van Bungaloweigenaren. De appellanten, SVDW Holding BV en de Vereniging van Bungaloweigenaren, hebben in principaal appel geprocedeerd tegen de geïntimeerden, waaronder Playmex Holding B.V. De zaak betreft een deskundigenonderzoek naar de omvang van de schade als gevolg van achterstallig onderhoud aan de vakantiewoningen. Het hof heeft in een tussenarrest van 6 december 2016 vastgesteld dat er een deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de schade te beoordelen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om suggesties te doen voor de benoeming van deskundigen en de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden. Het hof heeft uiteindelijk de heer ing. R.C.W. de Kort van [contra-expertise] benoemd als deskundige. De kosten van het deskundigenonderzoek worden voorshands ten laste van de geïntimeerden gebracht, hoewel het hof eerder heeft geoordeeld dat de Vereniging van Bungaloweigenaren tekort is geschoten in haar onderhoudsverplichtingen. Het hof heeft een aantal specifieke vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de punten van achterstallig onderhoud en de kosten die daarmee gemoeid zijn. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie na deskundigenbericht, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun schadebegroting in te dienen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat het deskundigenbericht is ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.176.744/01
arrest van 20 juni 2017
in de zaak van

1.SVDW Holding BV,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna aan te duiden als SVDW,
2.
Vereniging van Bungaloweigenaren [de vakantiewoningen],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna aan te duiden als VEBEGH,
appellanten in principaal appel,
geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. H.C.J. Oomen te Nijmegen,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
Playmex Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna aan te duiden als respectievelijk [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en Playmex, gezamenlijk als [geintimeerden cs.] ,
geïntimeerden in principaal appel,
appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. G.E. Hattink te Boxmeer,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 6 december 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond onder zaaknummer 2447405\CV EXPL 13-10700 gewezen vonnis van 4 maart 2015.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 6 december 2016;
  • de akte na tussenarrest van SVDW en VEBEGH;
  • de akte uitlaten deskundige van [geintimeerden cs.]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof overwogen op het punt van de schade als gevolg van het achterstallig onderhoud aan de binnen- en buitenzijde van de vakantiewoningen een deskundigenonderzoek noodzakelijk te achten. Het hof heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het aantal, de deskundigheid en – bij voorkeur eensluidend – de persoon van de te benoemen deskundige(n). Partijen zijn ook in de gelegenheid gesteld om suggesties te doen over de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
9.2.
Uit de door partijen genomen aktes na het tussenarrest van 6 december 2016 blijkt dat partijen het erover eens zijn dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. SVDW en VEBEGH hebben in hun akte [recreatie bedrijfsmakelaardij] Recreatie Bedrijfsmakelaardij te [vestigingsplaats] genoemd. [geintimeerden cs.] hebben in hun akte de heer ing. R. de Kort van [contra-expertise] contra-expertise aangedragen als deskundige.
Nu [contra-expertise] contra-expertise BV een onafhankelijk expertisebureau is en niet is gebleken van enig mogelijk relevant bezwaar van VEBEGH en SVDW tegen benoeming van de heer ing. De Kort van dit bureau, zal het hof laatstgenoemde als deskundige benoemen. De heer ing. De Kort heeft zich tot het verrichten van het onderzoek bereid verklaard en heeft tegenover het hof verklaard ten aanzien van beide partijen vrij te staan.
9.3.
Zoals aangekondigd in het tussenarrest van 6 december 2016 zullen de kosten van de deskundige voorshands ten laste van [geintimeerden cs.] worden gebracht. [geintimeerden cs.] hebben in hun akte na het tussenarrest betoogd dat het voorschot van de deskundige ten laste van VEBEGH dient te worden gebracht, nu het hof al in het tussenarrest heeft geoordeeld dat VEBEGH tekort is geschoten in de nakoming van haar onderhoudsverplichting en aansprakelijk is voor de door [geintimeerden cs.] geleden schade. Het hof ziet hierin echter geen aanleiding om af te wijken van haar voornemen om de kosten van de deskundige voorshands ten laste van [geintimeerden cs.] te brengen. Weliswaar heeft het hof in het tussenarrest vastgesteld dat sprake is van een tekortkoming van VEBEGH in de nakoming van haar onderhoudsverplichting, maar dat laat onverlet dat op [geintimeerden cs.] de bewijslast rust van (de omvang van) de schade die zij stellen te hebben geleden als gevolg van de tekortkoming van VEBEGH.
9.4.
Het hof heeft in het tussenarrest van 6 december 2016 overwogen voornemens te zijn de navolgende vragen aan de deskundige voor te leggen:
  • Op welke punten is er aan de binnen- en buitenzijde van de vakantiewoningen sprake van achterstallig onderhoud?
  • Op welke punten is er met betrekking tot de inventaris van de vakantiewoningen sprake van achterstallig onderhoud c.q. noodzaak tot vervanging als gevolg van normale veroudering?
  • Welke werkzaamheden zijn noodzakelijk om de gebreken aan en in de vakantiewoningen die zijn ontstaan als gevolg van het achterstallig onderhoud te herstellen?
  • Welke kosten zijn met deze werkzaamheden gemoeid?
  • Wat kan de deskundige nog meer opmerken, noodzakelijk voor de beoordeling van het onderhoud?
9.5.
[geintimeerden cs.] hebben het hof verzocht bij de eerste vraag achter het woord ‘vakantiewoningen’ tussen haakjes op te nemen ‘de tuin hierbij inbegrepen’, bij de tweede vraag achter ‘inventaris’ toe te voegen ‘en inrichting’ en bij de vierde vraag tevens als vraag op te nemen ‘welke kosten zijn gemoeid met de vervanging van de inventaris en inrichting van de vakantiewoningen’.
Het hof zal dit verzoek inwilligen en bovenstaande vragen in die zin aanvullen.
[geintimeerden cs.] hebben ook nog verzocht aan de deskundige de vraag te stellen of het in opdracht van [geintimeerden cs.] opgestelde schaderapport van Garantexpertise van 1 maart 2016 bij het onderzoek kan worden betrokken. Het hof ziet de toegevoegde waarde van deze vraag echter niet, nu aan de deskundige alle stukken van het procesdossier, waaronder voornoemd schaderapport, ter beschikking zal worden gesteld en de deskundige in het kader van het door hem te verrichten onderzoek geacht wordt hiervan kennis te nemen.
Gelet op het voorgaande zal het hof tevens voorbijgaan aan het verzoek van SVDW en VEBEGH om te bepalen dat geen van partijen een afschrift van het rapport aan de deskundige zal verstrekken. Het enkele feit dat VEBEGH de inhoud van het rapport gemotiveerd heeft betwist en dat het hof dit in het tussenarrest heeft vastgesteld, acht het hof onvoldoende om het rapport dat, zoals al overwogen, onderdeel uitmaakt van het procesdossier, buiten het onderzoek te houden.
9.6.
SVDW en VEBEGH hebben het hof verzocht de navolgende vragen toe te voegen aan de door het hof voorgestelde vragen:
1. In welke mate is het achterstallige onderhoud aan de vakantiewoningen en
de kosten tot vervanging van de inventaris van de vakantiewoningen te
herleiden tot de periode 1995 tot 2002 en de periode 2002 tot en met
2014, en welk percentages moet aan beide periodes worden toegekend?
2. Is het bedrag, dat aan VEBEGH is betaald voor onderhoud, voldoende
geweest voor het binnen- en buitenonderhoud van de vakantiewoningen
en voor de inventaris van de vakantiewoningen?
3. Op welke wijze zal worden bepaald, in welke mate achterstallig onderhoud
aan de vakantiewoningen en noodzaak tot vervanging van de inventaris
een gevolg is van het niet verrichtten van onderhoudswerkzaamheden
door [geintimeerden cs.] vanaf 1 januari 2015?
4. Op welke wijze zal worden bepaald, in welke mate achterstallig onderhoud
aan de vakantiewoningen en noodzaak tot vervanging van de inventaris
een gevolg is van de wijze van gebruik, dat huurders van de
vakantiewoningen van [geintimeerden cs.] hebben gemaakt vanaf 1 januari 2015?
5. Wat is de omvang van de beide schadeposten als gevolg van het gestelde
onder de 2 hiervoor genoemde vragen, die voor rekening van [geintimeerden cs.] moet
blijven?
6. Is de schade van achterstallig onderhoud aan de vakantiewoningen en de
inventaris van de vakantiewoningen van [geintimeerden cs.] met de nummers [perceel 1] en
[perceel 2] groter, kleiner of gelijk aan vergelijkbare vakantiewoningen op het
vakantiepark?
7. In hoeverre is bij de beantwoording van de vorige vraag van belang, dat
[geintimeerden cs.] niet heeft willen deelnemen aan diverse vormen van upgrading van
zijn vakantiewoningen in de afgelopen jaren?
8. Wat is de gebruikelijk omloopsnelheid van inventaris van vakantiewoningen, en in welke mate is de noodzaak tot vervanging van inventaris in de vakantiewoningen van [geintimeerden cs.] groter, kleiner of gelijk aan deze gebruikelijke omloopsnelheid?
9. Voor zover de deskundige kennis zou nemen van het rapport van Garantexpertise van 1 maart 2016: welke kanttekeningen dienen bij dit rapport te worden geplaatst, mede in het kader van de beantwoording van boven gestelde vragen?
Het hof zal dit verzoek inwilligen ten aanzien van de vragen 1, 3, 4, 8 en 9. De tweede vraag zal het hof niet voorleggen aan de deskundige, omdat deze vraag niet door de deskundige dient te worden beantwoord, maar, na ontvangst van de uitkomsten van het onderhavige deskundige onderzoek, ter beoordeling aan het hof voorligt. Ditzelfde geldt voor de vijfde vraag. Beantwoording van de zesde en zevende vraag acht het hof in het kader van de vaststelling van de schade niet relevant en zullen evenmin worden voorgelegd aan de deskundige, nu in het onderhavige deskundigenonderzoek enkel de omvang van de schade als gevolg van de tekortkoming van VEBEGH aan de vakantiewoningen van [geintimeerden cs.] aan bod dient te komen en schade aan de overige vakantiewoningen in dat verband niet relevant is.
9.7.
Het hof zal met inachtneming van het voorgaande overgaan tot het gelasten van een deskundigenonderzoek. De zaak zal na ontvangst door het hof van het deskundigenbericht naar de rol worden verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [geintimeerden cs.] waarbij [geintimeerden cs.] tevens in de gelegenheid zullen zijn om een onderbouwde begroting ten aanzien van de schade als gevolg van het achterstallig onderhoud aan de inventaris en de inrichting van de vakantiewoningen in het geding te brengen (vgl. r.o. 6.11.4 van het tussenarrest van 6 december 2016). SVDW en VEBEGH zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om een antwoordmemorie na deskundigenbericht te nemen waarbij zij tevens kunnen reageren op de door [geintimeerden cs.] ingebrachte schadebegroting.
9.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

10.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht ter beantwoording van de navolgende vragen:
1. Op welke punten is er aan de binnen- en buitenzijde van de vakantiewoningen (de tuin hierbij inbegrepen) sprake van achterstallig onderhoud?
2. Op welke punten is er met betrekking tot de inventaris en inrichting van de vakantiewoningen sprake van achterstallig onderhoud c.q. noodzaak tot vervanging als gevolg van normale veroudering?
3. Welke werkzaamheden zijn noodzakelijk om de gebreken aan en in de vakantiewoningen die zijn ontstaan als gevolg van het achterstallig onderhoud te herstellen?
4. Welke kosten zijn met deze werkzaamheden gemoeid? Welke kosten zijn gemoeid met de vervanging van de inventaris en inrichting van de vakantiewoningen?
5. In welke mate is het achterstallige onderhoud aan de vakantiewoningen en zijn de kosten tot vervanging van de inventaris van de vakantiewoningen te herleiden tot de periode van
1995 tot 2002 en de periode van 2002 tot en met 2014, en welk percentage moet aan
beide periodes worden toegekend?
6. Op welke wijze zal worden bepaald, in welke mate achterstallig onderhoud aan de
vakantiewoningen en noodzaak tot vervanging van de inventaris een gevolg zijn van het
niet verrichtten van onderhoudswerkzaamheden door [geintimeerden cs.] vanaf 1 januari 2015?
7. Op welke wijze zal worden bepaald, in welke mate achterstallig onderhoud aan de
vakantiewoningen en noodzaak tot vervanging van de inventaris een gevolg zijn van de
wijze van gebruik dat huurders van de vakantiewoningen van [geintimeerden cs.] hebben gemaakt vanaf 1 januari 2015?
8. Wat is de gebruikelijk omloopsnelheid van inventaris van vakantiewoningen, en in welke mate is de noodzaak tot vervanging van inventaris in de vakantiewoningen van [geintimeerden cs.] groter, kleiner of gelijk aan deze gebruikelijke omloopsnelheid? Welke afschrijvingspercentages gelden daarbij?
9. Voor zover de deskundige kennis zou nemen van het rapport van Garantexpertise van 1 maart 2016: welke kanttekeningen dienen bij dit rapport te worden geplaatst, mede in het kader van de beantwoording van boven gestelde vragen?
10. Heeft de deskundige op grond van zijn bevindingen verder nog opmerkingen die van belang zijn voor de beoordeling van het onderhavige geschil?
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vraag/vragen:
[contra-expertise] contra-expertise
Ing. R.C.W. de Kort
[adres]
[postcode] [kantoorplaats] ;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 5.445,00 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [geintimeerden cs.] laatstgenoemd bedrag zullen overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. R.J.M. Cremers tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier, dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 10 oktober 2017 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [geintimeerden cs.] , tevens met het hiervoor onder r.o. 9.7 vermelde doel (daarna antwoordmemorie na deskundigenbericht aan de zijde van SVDW en VEBEGH);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, O.G.H. Milar en R.J.M. Cremers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 juni 2017.
griffier rolraadsheer