3.1.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellante] is een vennootschap onder firma die wordt gevormd door de drie vennoten: de heer [vennoot 1] , mevrouw [vennoot 2] en mevrouw [vennoot 3] .
[appellante] houdt zich bezig met het opbouwen en verhuren van marktkramen op diverse weekmarkten in [plaats] .
[appellante] heeft voor het plaatsen van de marktkramen toestemming van de gemeente Eindhoven (hierna: de gemeente). Aanvankelijk werd die toestemming verleend in de vorm van een vergunning, maar sinds december 2008 is dat in de vorm van een overeenkomst (hierna: de private overeenkomst).
[appellante] is op 8 maart 2016 met [geïntimeerde] het volgende overeengekomen:
DEZE KOOPOVEREENKOMST WORDT AANGEGAAN OP
DINSDAG 8 MAART 2016,
HIJ WORDT AANGEGAAN TUSSEN 2 PARTIJEN NL
PARTIJ 1 [geïntimeerde] HIERNA TE NOEMEN KOPER
PARTIJ 2 FIRMA [appellante] HIERNA TE NOEMEN VERKOPER
BEIDEN PARTIJEN ZIJN BEVOEGD OVEREENKOMST AF TE SLUITEN
OVEREENKOMST ;
ER WORDT OVEREENGEKOMEN DAT DE KOPER VAN VERKOPER KOOPT EEN HOEVEELHEID MARKTKRAMEN MET TOEBEHOREN ALS VOLGT:
880 BUITENREKKEN
280 MIDDELSCHRAGEN
540 PLANKEN VAN 4 METER
800 LATTEN VAN 4 METER
30 PLANKEN VAN 2 METER
30 LATTEN VAN 2 METER
50 KLADJES SCHRAGEN
AANHANGER MET KENTEKEN [kenteken 1]
[kenteken 2]
[kenteken 3]
[kenteken 4]
[kenteken 5]
[kenteken 6]”
Voorts zijn partijen op 8 maart 2016 overeengekomen:
BIJ DE KOOPOVEREENKOMST IS OVEREEN GEKOMEN DAT ER
EEN BEDRAG VAN € 15.000,00 PER BANK WORDT VOLDAAN
OP 8 MAART 2016 VOOR OVERNAME VAN HET MATERIAAL
ZODRA DE VERGUNNINGEN VOOR DE WEEKMARKTEN
DINSDAG [weekmarkt 1]
WOENSDAG WINKELCENTRUM [weekmarkt 2]
[weekmarkt 3]
VRIJDAG [weekmarkt 4]
ZATERDAG [weekmarkt 5]
ZIJN OVERGESCHREVEN OP DHR. [betrokkene] OF DHR
[geïntimeerde] ZAL EEN RESTEREND BEDRAG BETAALD WORDEN
PER 1 APRIL AS ZAL DHR [betrokkene] DE KRAMEN
PLAATSEN EN TEVENS DE VERGOEDING HIERVAN
DECLAREREN. (…)”.
Hierna samen te noemen: de overeenkomst.
[geïntimeerde] heeft aan [appellante] het in de overeenkomst genoemde bedrag van € 15.000,- betaald. Daarnaast heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 35.000,- in contanten aan [appellante] betaald. [appellante] heeft de in de overeenkomst genoemde materialen (hierna: de materialen) aan [geïntimeerde] afgegeven.
[appellante] heeft de gemeente verzocht de private overeenkomst over te schrijven op naam van [betrokkene] . Bij brief van 1 april 2016 heeft de gemeente aangegeven geen toestemming te geven voor de overschrijving omdat zij het van belang vindt dat ten minste twee contractspartijen die werkzaamheden (blijven) uitvoeren.
Bij brief van 6 juli 2016 schrijft de gemeente aan [appellante] dat zij geen aanleiding ziet om terug te komen op het in de brief van 1 april 2016 ingenomen standpunt en dat overschrijving van de private overeenkomst door [appellante] aan [betrokkene] en eventueel aan hem zakelijk gelieerde derde(n) niet aan de orde is.
In zijn e-mail van 7 juli 2016 schrijft [geïntimeerde] aan [appellante] :
“
Na diverse gesprekken betreffende overschrijving weekmarkten, heeft U zelf de datum van 4 juli jl als uiterste datum opgegeven
Daar ik tot op heden niets van U heb mogen vernemen ga ik ervan uit dat U afziet van overschrijving.
Ik zie dit dan ook als beëindiging van onze afspraken doordat U deze niet nakomt.
Ik neem aan dat U op korte termijn niet aan Uw afspraken kunt voldoen.
Ik ben genoodzaakt om op zoek te gaan naar een andere oplossing betreffende mijn aangekochte huurkramen.
Dit is ook mondeling in bijzijn van dhr [betrokkene] en Mevrouw [mevrouw] afgesproken
.
Veel succes met de verdere gang van zaken, mocht U het met dit schrijven niet eens zijn graag binnen 24 uur reactie anders neem ik aan dat U akkoord gaat en Uw bedrijf zelf voortzet.”
i. Op 28 juli 2016 heeft [appellante] ten laste van [geïntimeerde] conservatoir beslag tot afgifte doen leggen op de materialen.