Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 765604 CV EXPL 13-1322)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 21 juli 2014;
- het anticipatie-exploot van 23 september 2014 van de zijde van [geïntimeerde] ;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties.
3.De beoordeling
Nadat u zich heeft ziek gemeld, hebt u de door [Schoonmaakbedrijf] aan u ter beschikking gestelde bedrijfswagen, zijnde een Opel Vivaro met kenteken [kenteken] , bij [Schoonmaakbedrijf] achtergelaten. Maandag 14 november jl. is [Schoonmaakbedrijf] met deze bedrijfswagen naar de ANAC Autowasstraat [vestigingsnaam] B.V. te [vestigingsplaats] gereden, omdat ze vuil was. Aldaar werd [Schoonmaakbedrijf] echter de toegang geweigerd, aangezien een dergelijke bedrijfswagen niet in deze wasstraat past. [Schoonmaakbedrijf] was erg verbaasd door dit bericht, aangezien zij van u gedurende de afgelopen 1,5 jaar, met een gemiddelde van 2 maal per maand á € 12,00 per wasbeurt, declaraties heeft ontvangen in verband met het schoonmaken van de betreffende bedrijfswagen in diezelfde ANAC autowasstraat. Cliënte heeft vervolgens uw declaratiegedrag onderzocht en is zij tot de conclusie gekomen dat u meerdere malen ten onrechte, want onder valse voorwendselen, bedragen voor het schoonmaken van een bedrijfsauto bij [Schoonmaakbedrijf] heeft gedeclareerd, welke u vervolgens vergoed heeft gekregen. Dat sprake is van onrechtmatig handelen blijkt wel uit de combinatie van uw declaratiegedrag en de verklaring welke [Schoonmaakbedrijf] van de heer [directeur van ANAC] , directeur van ANAC, heeft mogen ontvangen (zie bijlage 1). Naar aanleiding van het hiervoorgaande heeft cliënte u uitgenodigd voor een gesprek op 17 november 2011, om u zodoende de mogelijkheid te geven te reageren (…). U heeft van deze mogelijkheid voor een gesprek geen gebruik gemaakt. Wel hebt u in de loop van de middag gereageerd middels een e-mail, met daarin de mededeling dat u, kort gezegd, opdracht zou hebben gekregen tot het indienen van zo hoog mogelijke declaraties, hetgeen door cliënte en [Schoonmaakbedrijf] ten zeerste wordt ontkend. Na het bestuderen van de feiten en omstandigheden, heeft cliënte u besloten op staande voet te ontslaan vanwege een door u aan haar gegeven dringende reden. (…) Van een dergelijke situatie is hier sprake, aangezien u meerdere malen ten onrechte bedragen heeft gedeclareerd, welke bedragen u vervolgens uitbetaald hebt gekregen.(…)”.
Verder vordert [geïntimeerde] veroordeling van [appellante] tot betaling van achterstallig loon inclusief emolumenten over de periode van 1 oktober 2010 tot 1 februari 2012 (€ 47.565,66), vakantiedagen (€ 3.618,88) pensioenpremie (€ 3.734,16, primair te betalen aan hem en subsidiair aan het pensioenfonds), wettelijke verhoging over voornoemde bedragen
€ 4.374,00, althans een in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in reconventie.
- verklaard voor recht dat de door [geïntimeerde] ingeroepen nietigheid van het ontslag ertoe heeft geleid dat het ontslag is vernietigd en [appellante] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van achterstallig loon (€ 83,97 en
€ 2.430,00 bruto, alsmede € 286,94 netto) en een vergoeding voor vakantie-uren (€ 393,36 bruto), te vermeerderen met de tot 10% gematigde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, alsmede [appellante] veroordeeld tot betaling van pensioenpremie aan de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (€ 3.734,16 bruto), met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding. Hiertoe is ten aanzien van het ontslag op staande voet overwogen dat van een dringende reden niet is gebleken.
Met betrekking tot de loonvordering is niet gebleken van een uitdrukkelijke opdracht of instemming van [appellante] met betrekking tot overuren, zodat geen recht op vergoeding hiervan bestaat. Het minimum-uurloon van de functie rayonleider in de cao is lager dan het door [geïntimeerde] ontvangen loon, zodat evenmin grond bestaat voor toewijzing van loon over de periode oktober 2010 tot 1 november 2011. De periode van 1 november 2011 tot en met 18 november 2011 is wel herzien (€ 83,97) en het loon over de periode na het ontslag op staande voet, vanaf 19 november 2011 tot en met 31 januari 2011 [
het hof begrijpt: 31 januari 2012], is toegewezen voor 90% wegens de arbeidsongeschiktheid van [geïntimeerde]
(€ 2.4320,00) (tussenvonnis, rov. 3.9. tot 3.11.).
aangezien u meerdere malen ten onrechte bedragen heeft gedeclareerd, welke bedragen u vervolgens uitbetaald hebt gekregen”), acht het hof deze handelwijze, mede gezien de stelselmatigheid ervan, zo ernstig dat deze [appellante] een dringende reden gaf voor het ontslag op staande voet van [geïntimeerde] .
heeft met betrekking tot de punten (a) en (b) gesteld dat de kas aan het eind van het dienstverband van [geïntimeerde] volgens de door [geïntimeerde] bij haar ingeleverde kasadministratie een positief saldo van € 125,11 had moeten bevatten, dat moet worden vermeerderd met het kasoverschot van (16 x € 6 =) € 96,00 dat door de handelwijze van [geïntimeerde] is gecreëerd zonder dat hiervoor een instructie was gegeven of hierover een afspraak was gemaakt, zodat er aan het eind van het dienstverband van [geïntimeerde] nog € 221,11 in de kas had moeten zitten, terwijl [geïntimeerde] tegenover [appellante] heeft verklaard dat er nog € 15,00 in de kas zat. Uitgaande van deze stellingen is er dus een tekort van € 206,11, hetgeen volgens [appellante] leidt tot de conclusie dat [geïntimeerde] in elk geval het bedrag van € 96,00 uit de kas heeft gehaald.
Ten bewijze van deze stellingen met betrekking tot punt (a) heeft [appellante] de bankafschriften van de door [geïntimeerde] met de pinpas van [appellante] gedane kasopnames (productie 35 bij memorie van grieven) en de door [geïntimeerde] ingeleverde kasadministratie (productie 34) in het geding gebracht. Deze kasadministratie ondersteunt de stellingen van [appellante] , zoals blijkt uit de door [geïntimeerde] niet betwiste berekening van [appellante] (productie 36).
Ten bewijze van de stellingen met betrekking tot punt (b) heeft [appellante] verwezen naar een e-mail van 7 oktober 2011 aan [geïntimeerde] waarin onder andere is vermeld dat [geïntimeerde] twee keer per maand zijn auto door de wasstraat haalt voor € 12 per keer, dat in verband met bezuinigingen op de kleintjes moet worden gelet en wordt [geïntimeerde] verzocht op het wassen te letten en dat zo nodig te voorkomen (productie 39). Verder heeft [appellante] verwezen naar de verklaring van de echtgenote van [directeur en enig aandeelhouder] waarin zij ontkent [geïntimeerde] ooit opdracht heeft gegeven te frauderen met het invullen van autowasbonnen (productie 31).
heeft met betrekking tot punt (b) gesteld dat [appellante] hem mondeling opdracht heeft gegeven om de bedrijfsauto voor een bedrag van € 6,00 per keer bij ANAC met de hand te wassen en om stelselmatig in de kasadministratie te vermelden dat € 12,00 was uitgegeven voor een wasbeurt van de bedrijfsauto in de autowasstraat.
Het hof zal [geïntimeerde] gezien voornoemde uitkomst in de gelegenheid stellen tot het leveren van dit tegenbewijs, zoals hij ook in algemene bewoordingen heeft aangeboden. Dat betekent dat [geïntimeerde] de voorshands bewezen geachte stelling dat hij meerdere malen ten onrechte bedragen heeft gedeclareerd, die hij vervolgens uitbetaald heeft gekregen, dient te ontzenuwen.
De werkzaamheden worden normaliter uitgevoerd op door-de-weekse dagen van maandag tot en met vrijdag tussen 6.30 uur en 21.30 uur, wijzigingen voorbehouden.”