Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de man, bijgestaan door mr. De Jongh;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Olde Loohuis.
- de brief met bijlage van de advocaat van de vrouw van 16 september 2016;
- de ter zitting door de advocaat van de man overgelegde pleitaantekeningen.
3.De beoordeling.
- sprake is van een landbouwbedrijf met een melkveehouderijtak en een akkerbouwtak, waarbij het melkquotum noodzakelijk is om de melkveehouderij uit te kunnen oefenen. In 2007 bedroeg het melkquotum 673.215 kg (bijlage 4 bij beroepschrift). De omvang van dit melkquotum is ook niet betwist door de vrouw.
- het melkquotum en het bietenquotum een marktwaarde vertegenwoordigen (het melkquotum tot 1 mei 2015, op welke datum het melkquotum is afgeschaft) en deze quota zijn te kwalificeren als productierechten en daarmee als vermogensrechten in de zin van art. 3:6 BW en goederen in de zin van art. 3:1 BW.
- uit bijlage 15 bij verweerschrift man op zelfstandige verzoeken van de vrouw in eerste aanleg (taxatierapport agrarisch productierecht van [taxateur] , hierna: taxatierapport [taxateur] ) blijkt dat de waarde van het melkquotum op 1 juli 2007 € 505.000,- bedroeg en op 17 oktober 2014 € 130.000,-. De waarde van het bietenquotum bedroeg in 2007 € 38.000,-.
- het feit dat noch het melkquotum noch het bietenquotum op de aanbrengstaat is vermeld en ook niet in de maatschapsbalans voorkomt, is niet van belang. Uit de maatschapsakte (bijlage 18 bij verweerschrift man op zelfstandige verzoeken van de vrouw in eerste aanleg) blijkt dat productierechten bij voortzetting van het bedrijf overgaan op de voortzetter zonder dat daarvoor enige vergoeding boven het evenredig deel van de bedrijfswaarde verschuldigd is. Voorts blijkt daaruit dat tegen betaling van vergoeding verworven productierechten voor de boekwaarde in de verdeling worden betrokken. Het is enkel op grond van deze bepaling dat de productierechten in het kader van de overdracht van de ouders van de man aan de man niet op waarde zijn gesteld, zoals ook blijkt uit de akte van bedrijfsoverdracht, p. 11 (bijlage 19 bij verweerschrift man op zelfstandige verzoeken van de vrouw in eerste aanleg). Dit alles betreft echter een interne aangelegenheid binnen de voormalige maatschap, waarbij een en ander werd geregeld conform de gebruiken in de landbouw ten aanzien van bedrijfsovername. Er bestaat echter bij de vaststelling van het stamvermogen in het kader van de huwelijkse voorwaarden van partijen geen aanleiding om aan te haken bij de gebruiken in de landbouw terzake de bedrijfsovername. De man heeft met zijn ouders een zakelijke overeenkomst gesloten, op grond waarvan het melkquotum om niet aan de man is geleverd. Nu bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden het oogmerk was het vermogen afkomstig van de man gescheiden te houden van het vermogen dat tijdens het huwelijk zou worden opgebouwd dient de werkelijke waarde van het melk- en bietenquotum bij de vaststelling van het stamvermogen van de man te worden betrokken.
€ 1.432,00
15.123,00
2.068.902,00*Totaal€
2.068.902,00
2.068.823,00
80.359,00Rekening-courant €
68.062,00
2.927.265,00Totaal€ 2.927.265,00