Uitspraak
Afdeling strafrecht
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
24 juni 2016 in de strafzaak met parketnummer 03-866072-16 tegen:
[verdachte] ,
- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
- de kwalificatie van het onder 2. bewezen verklaarde, deze behoort te luiden als hieronder vermeld;
- de opgelegde gevangenisstraf en de strafmotivering;
- het verzuim van de rechtbank om een beslissing te nemen op de in beslag genomen, nog niet terug gegeven, geldbedragen;
- de door de eerste rechter aangehaalde wetsartikelen.
- met betrekking tot de verklaring van [medeverdachte] naar het proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Limburg, opgenomen op dossierpagina 120;
- met betrekking tot het bij verdachte aangetroffen notitieboekje naar het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op dossierpagina 162, alsmede de bij dat proces-verbaal gevoegde foto’s opgenomen op dossierpagina’s 181 en 182.
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het onder 1. bewezen verklaarde het medeplegen van handel in softdrugs inhoudt en het onder 2. bewezen verklaarde in relatie staat met de handel in softdrugs, welke handel allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten veroorzaakt zoals het ontduiken van belastingen en de diefstal van stroom, terwijl wetenschappelijk is aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft;
- de omstandigheid dat verdachte zijn zoon betrokken heeft bij de handel in softdrugs;
3 november 2016, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
€ 15.265,00.