ECLI:NL:GHSHE:2017:256

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
20-001965-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor langdurige drugshandel en bezit van hard- en softdrugs met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het handelen in hennep en harddrugs gedurende een periode van meer dan vier jaar. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De zaak kwam aan het licht na een wijziging van de tenlastelegging, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het bezit en de handel in verschillende soorten drugs, waaronder cocaïne, GHB, MDMA, mefedron, LSD en DMT.

Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De bewezenverklaring was gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had zich gedurende een lange periode beziggehouden met drugshandel, wat aanzienlijke maatschappelijke schade met zich meebracht. Het hof heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder deelname aan gedragsinterventies en behandeling voor zijn drugsgebruik.

De beslissing van het hof om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en opnieuw recht te doen, was gebaseerd op de gewijzigde tenlastelegging en de ernst van de feiten. Het hof heeft de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en de reclassering opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-001965-16
Uitspraak : 27 januari 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van
24 juni 2016 in de strafzaak met parketnummer 03-700121-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte voor de onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de rechtbank;
  • de in beslag genomen agenda’s verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
1.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 10 december 2011 tot en met 25 februari 2016, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,(telkens) een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep en/of psilocybine en/of psilocine, zijnde hasjiesj en/of hennep en/of psilocybine en/of psilocine, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2016, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,7 gram psilocybine en/of psilocine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende psilocybine en/of psilocine, en/of 87 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram bevattende hennep en/of 148 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram bevattende hasjiesj, zijnde psilocybine en/of psilocine en/of hennep en/of hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 26 november 2015 tot en met 25 februari 2016, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of amfetamine en/of 4-methylmethcathinon (mefedron) en/of lysergide (LSD) en/of N,N-dimethyltryptamine (DMT) en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B) zijnde cocaïne en/of 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of amfetamine en/of 4-methylmethcathinon (mefedron) en/of lysergide (LSD) en/of N,N-dimethyltryptamine (DMT) en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 26 februari 2016, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 8 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
487 gram 4-hydroxyboterzuur (GHB), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur en/of
12,9 gram 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine en/of
50 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
3,8 gram 4-methylmethcathinon (mefedron), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-methylmethcathinon en/of
0,10 gram lysergide (LSD), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende lysergide en/of
0,50 gram N,N-dimethyltryptamine (DMT), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende N,N-dimethyltryptamine en/of
31 pillen 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine en/of
38 pillen 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine,
zijnde 4-hydroxyboterzuur en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine en/of amfetamine en/of 4-methylmethcathinon en/of lysergide en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine en/of N,N-dimethyltryptamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij meermalen in de periode van 10 december 2011 tot en met 25 februari 2016 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 26 februari 2016 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende psilocybine en/of psilocine en 87 gram hennep en 148 gram hasjiesj, zijnde psilocybine en psilocine en hennep en hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij meermalen in de periode van 26 november 2015 tot en met 25 februari 2016 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of amfetamine en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B), zijnde cocaïne en 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en amfetamine en 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B) telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 26 februari 2016 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 8 gram cocaïne en
457 gram 4-hydroxyboterzuur (GHB) en
12,9 gram 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en
48 gram amfetamine en
3,8 gram 4-methylmethcathinon (mefedron) en
0,10 gram lysergide (LSD) en
0,50 gram N,N-dimethyltryptamine (DMT) en
31 pillen 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B) en
33 pillen 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA),
zijnde 4-hydroxyboterzuur en 3,4-methyleendioxymethamfetamine en amfetamine en
4-methylmethcathinon en lysergide en 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine en
N,N-dimethyltryptamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3. bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het onder 1. bewezen verklaarde het medeplegen van handel in softdrugs inhoudt en het onder 2. bewezen verklaarde in relatie staat met de handel in softdrugs, welke handel allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten veroorzaakt zoals het ontduiken van belastingen en de diefstal van stroom, terwijl wetenschappelijk is aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft;
  • de omstandigheid dat harddrugs als cocaïne, amfetamine, 2C-B en MDMA, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend;
  • de grote hoeveelheid verdovende middelen die verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad en die een aanzienlijke handelswaarde vertegenwoordigt;
- de omstandigheid dat verdachte zich gedurende langere tijd met het onder 1. bewezen verklaarde feit heeft beziggehouden;
- de omstandigheid dat verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
  • de inhoud van het hem betreffend reclasseringsadvies d.d. 26 mei 2016 van
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het voorgaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Op grond daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden tot uitgangspunten.
Het hof ziet in de persoon van verdachte evenwel aanleiding deze gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof ziet daarbij aanleiding een proeftijd van 3 jaren vast te stellen. Voorts acht het hof termen aanwezig om aan deze straf bijzondere voorwaarden te verbinden zoals opgelegd door de rechtbank.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als bepleit door de verdediging, aangezien daarin de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt. Het hof wil aannemen dat, zoals de verdediging heeft gesteld, de handel in hennep gedurende de onder 1. bewezen verklaarde periode niet altijd even intensief is geweest, doch zulks doet gelet op de duur van deze periode niet zodanig af aan de ernst van het bewezen verklaarde dat het hof daarin aanleiding ziet om de straf te matigen.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1. en/of 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan of voorbereid. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het onder 1. en/of 3. ten last gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart,zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden.
Bepaaltdat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

zich binnen drie dagen na tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke strafdeel zal melden bij SVG Reclassering Limburg / Mondriaan (Meezenbroekerweg 1 te Heerlen / [telefoonnummer] ) en zich hierna gedurende de proeftijd zal blijven melden, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
gedurende de proeftijd, indien geïndiceerd door de reclassering, zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit GI-GGZ Leefstijltraining 24/7 en GI-RN Solo, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan verdachte zullen worden gegeven.
zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek Radix of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn drugsgebruik en zijn persoonlijkheids-problematiek, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven.
voorafgaand aan de behandeling onder c. genoemd, zal meewerken aan verdiepingsdiagnostiek, uitgevoerd door de forensische polikliniek van Radix;
zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
gedurende de proeftijd dagbesteding zal verrichten, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
gedurende de proeftijd zal meewerken aan toeleiding naar budgetbeheer, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeftde reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • drie agenda's, goednr. 750875;
  • vier geldbedragen, zijnde in totaal € 1.480.
Aldus gewezen door
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 27 januari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.P.M.F. Mols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.