[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de verdachte voor de onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de rechtbank;
- de in beslag genomen agenda’s verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
1.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 10 december 2011 tot en met 25 februari 2016, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,(telkens) een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep en/of psilocybine en/of psilocine, zijnde hasjiesj en/of hennep en/of psilocybine en/of psilocine, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2016, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,7 gram psilocybine en/of psilocine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende psilocybine en/of psilocine, en/of 87 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram bevattende hennep en/of 148 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram bevattende hasjiesj, zijnde psilocybine en/of psilocine en/of hennep en/of hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 26 november 2015 tot en met 25 februari 2016, in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of amfetamine en/of 4-methylmethcathinon (mefedron) en/of lysergide (LSD) en/of N,N-dimethyltryptamine (DMT) en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B) zijnde cocaïne en/of 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of amfetamine en/of 4-methylmethcathinon (mefedron) en/of lysergide (LSD) en/of N,N-dimethyltryptamine (DMT) en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 26 februari 2016, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 8 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
487 gram 4-hydroxyboterzuur (GHB), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur en/of
12,9 gram 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine en/of
50 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
3,8 gram 4-methylmethcathinon (mefedron), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-methylmethcathinon en/of
0,10 gram lysergide (LSD), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende lysergide en/of
0,50 gram N,N-dimethyltryptamine (DMT), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende N,N-dimethyltryptamine en/of
31 pillen 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine en/of
38 pillen 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine,
zijnde 4-hydroxyboterzuur en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine en/of amfetamine en/of 4-methylmethcathinon en/of lysergide en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine en/of N,N-dimethyltryptamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij meermalen in de periode van 10 december 2011 tot en met 25 februari 2016 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 26 februari 2016 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende psilocybine en/of psilocine en 87 gram hennep en 148 gram hasjiesj, zijnde psilocybine en psilocine en hennep en hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij meermalen in de periode van 26 november 2015 tot en met 25 februari 2016 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of amfetamine en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B), zijnde cocaïne en 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en amfetamine en 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B) telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 26 februari 2016 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 8 gram cocaïne en
457 gram 4-hydroxyboterzuur (GHB) en
12,9 gram 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en
3,8 gram 4-methylmethcathinon (mefedron) en
0,10 gram lysergide (LSD) en
0,50 gram N,N-dimethyltryptamine (DMT) en
31 pillen 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2C-B) en
33 pillen 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA),
zijnde 4-hydroxyboterzuur en 3,4-methyleendioxymethamfetamine en amfetamine en
4-methylmethcathinon en lysergide en 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine en
N,N-dimethyltryptamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3. bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het onder 1. bewezen verklaarde het medeplegen van handel in softdrugs inhoudt en het onder 2. bewezen verklaarde in relatie staat met de handel in softdrugs, welke handel allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten veroorzaakt zoals het ontduiken van belastingen en de diefstal van stroom, terwijl wetenschappelijk is aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft;
- de omstandigheid dat harddrugs als cocaïne, amfetamine, 2C-B en MDMA, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend;
- de grote hoeveelheid verdovende middelen die verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad en die een aanzienlijke handelswaarde vertegenwoordigt;
- de omstandigheid dat verdachte zich gedurende langere tijd met het onder 1. bewezen verklaarde feit heeft beziggehouden;
- de omstandigheid dat verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
- de inhoud van het hem betreffend reclasseringsadvies d.d. 26 mei 2016 van
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het voorgaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Op grond daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden tot uitgangspunten.
Het hof ziet in de persoon van verdachte evenwel aanleiding deze gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof ziet daarbij aanleiding een proeftijd van 3 jaren vast te stellen. Voorts acht het hof termen aanwezig om aan deze straf bijzondere voorwaarden te verbinden zoals opgelegd door de rechtbank.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als bepleit door de verdediging, aangezien daarin de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt. Het hof wil aannemen dat, zoals de verdediging heeft gesteld, de handel in hennep gedurende de onder 1. bewezen verklaarde periode niet altijd even intensief is geweest, doch zulks doet gelet op de duur van deze periode niet zodanig af aan de ernst van het bewezen verklaarde dat het hof daarin aanleiding ziet om de straf te matigen.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1. en/of 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan of voorbereid. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het onder 1. en/of 3. ten last gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.