3.1.Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. a) De VOF exploiteerde een onderneming die zich bezighield met het ontwerpen en verkopen van serviezen, het geven van workshops en het maken van schilderijen en muurschilderingen.
b) Vanaf de oprichting in 2001 was de VOF gevestigd in het pand [adres 1] te [vestigingsplaats] , terwijl de vennoten woonachtig waren in het pand [woonadres] .
c) In 2006 hebben de vennoten zich gewend tot de Bank met een verzoek tot financiering van de aankoop van het pand [adres 2] (koopprijs € 660.000) en van een voorgenomen uitbreiding van hun ondernemingsactiviteiten. In januari 2007 hebben zij daarvoor een door henzelf opgesteld businessplan aan de Bank verstrekt en een door DRV Accountants en Belastingadviseurs te [vestigingsplaats] (hierna: DRV) opgestelde prognose op jaarbasis van de VOF (prod. 9 bij cva tevens voorw eis in rec.). Daarin is voor de panden aan de [straat] een getaxeerde waarde van € 298.000 en € 177.000 opgenomen en een af te lossen hypotheek van € 181.153. De bruto jaaromzet betreffende het jaar 2007 wordt daarin geprognotiseerd op € 242.800 en de nettowinst op € 75.237.
d) In februari 2007 heeft de Bank aan de VOF een krediet verstrekt van € 805.000, bestaande uit een tienjarige lening van € 300.000, een 25-jarige lening van € 200.000 en een krediet in rekening-courant van € 305.000, dat bestaat uit een basiskrediet van € 30.000 en een overbruggingskrediet van € 275.000. Ter aflossing van het overbruggingskrediet zouden de panden aan [straat] worden verkocht. Tot zekerheid voor de nakoming van het samengestelde krediet bedong de Bank een recht van hypotheek op deze panden en het pand [adres 2] , alsook een pandrecht op goederen en vorderingen van de VOF.
e) Het pand [woonadres] is vervolgens door [appellanten c.s.] verkocht voor ca. € 300.000. Daarmee is de (oude) hypotheek afgelost. Een bedrag van € 105.000 is ingelost op het overbruggingskrediet. De Bank en de VOF hebben daarop de kredietovereenkomst per 16 juli 2017 aangepast. Op grond van de aangepaste overeenkomst (prod. 2 bij cva tevens voorw. eis in rec.) heeft de Bank de VOF een krediet versterkt van € 700.000, bestaande uit een 10-jarige geldlening van € 300.000, een 25-jarige geldlening van € 200.000 en een krediet in rekening-courant van € 200.000, bestaande uit een basiskrediet van € 30.000 en een overbruggingskrediet van € 170.000. De kredietovereenkomst vermeldt dat het overbruggingskrediet per 1 juli 2008 zal worden verlaagd tot nihil.
f) Het pand [adres 1] is door [appellanten c.s.] niet verkocht. Het van het overbruggingskrediet na voornoemde aflossing resterende bedrag van € 170.000 werd niet ingelost. In september 2009 werd dat omgezet in een lening met een looptijd van 20 jaren. De omvang van de (langlopende) kredietfaciliteit werd daarmee in 2009 verhoogd van € 516.000 naar € 686.000, zo vermeldt de in 2009 vernieuwde kredietovereenkomst (prod. 3 bij cva in voorw. rec.).
g) In aanvulling op de leningen en kredieten zoals hiervoor opgenomen heeft de Bank aan de VOF verder een krediet verschaft van € 36.500 voor het aangaan van een financial lease voor een auto.
h) In mei 2012 werd door de Bank het rekening-courantkrediet (tijdelijk, tot 1 mei 2013) verhoogd van € 30.000 naar € 55.000 om een overstand op de rekening-courant op te lossen. De omvang van de kredietfaciliteit bedroeg daarmee op dat moment € 666.972 (prod. 1 inl. dagv.).
i. i) Bij brief van 18 september 2013 (prod. 7a bij cva in voorw rec.) heeft de Bank de VOF opgeroepen om een ongeoorloofde overstand in rekening-courant ten bedrage van € 48.961,33 integraal aan te zuiveren.
j) Bij brief van 20 januari 2014 (prod. 2 bij inl. dagv.) is aan [appellanten c.s.] de gehele kredietfaciliteit opgezegd
“mede gezien het stelselmatig niet (kunnen) voldoen aan uw rente- en aflossingsverplichtingen en dientengevolge de huidige overstand op uw rekening-courant krediet alsmede de algehele precaire financiële situatie”met het verzoek de schuld op uiterlijk 3 februari 2014 integraal af te lossen.
k) Met daartoe strekkend verlof van de voorzieningenrechter heeft de Bank op 29 juli 2014 ten laste van de VOF conservatoir derdenbeslag doen leggen op de tegoeden van [appellanten c.s.] bij ING Bank N.V., SNS Bank N.V., F. van Lanschot Bankiers N.V. en Coöperatieve Rabobank Oosterschelde U.A.
l) Op 6 november 2014 is het aan de Bank verhypothekeerde registergoed aan de [adres 1] in opdracht van de Bank openbaar verkocht. Met de verkoop is een opbrengst van € 62.000 gerealiseerd. Op 4 december 2014 heeft de executieveiling van het pand [adres 2] te [plaats] plaatsgehad, die een netto-opbrengst heeft opgeleverd van € 254.000.
m) Op 12 januari 2016 is het faillissement van [appellanten c.s.] uitgesproken met benoeming van de Curator in zijn hoedanigheid.