Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/259271/HA ZA 13-75)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord;
- de akte van TWS van 7 april 2015;
- de antwoordakte van 12 mei 2015.
3.De beoordeling
“in elk geval juist meer dan 5%”van de door haar gehouden aandelen in Houdstermaatschappij [houdstermaatschappij] verkocht aan Rice Investment B.V.; de aandelen zijn geleverd bij akte van 21 maart 2003. Houdstermaatschappij [houdstermaatschappij] heeft bij overeenkomst van 3 december 2002 (prod. 5 conclusie van antwoord)
“in elk geval juist meer dan 5%”van de door haar gehouden aandelen in zowel [Palen] Palen als [B.V.] verkocht aan Rice Investment B.V.; de aandelen zijn geleverd bij akte van 13 maart 2003 (prod. 1 en 2 conclusie van antwoord).
De Ontvanger heeft een deel van deze teruggaven Vpb op de voet van artikel 24 lid 2 Invorderingswet 1990 (Iw) (oud) verrekend met de hiervoor onder (iv) genoemde naheffingsaanslagen omzetbelasting van [Palen] Palen en [B.V.] . Het betreft hier een bedrag van € 383.997,-. De Ontvanger heeft daartoe op 19 oktober 2004, 6 januari 2005 en 9 maart 2005 aan TWS een verrekeningsmededeling gedaan.
- Houdstermaatschappij [houdstermaatschappij] is bij op 26 november 2002 gedateerde brief in verband met voormelde faillissementsaanvrage opgeroepen voor de faillissementszitting van 11 december 2002; eerst daags daarna, op 27 november 2002, en op 3 december 2002 zijn de betreffende koopovereenkomsten gesloten;
- op de faillissementszitting van 11 december 2002 heeft het bestuur van [Palen] Palen het gestelde in het faillissementsrekest erkend;
- uit het faillissementsverslag inzake [Palen] Palen van 14 september 2011 blijkt dat het faillissement is veroorzaakt door de sterk teruggelopen omzet in de laatste periode voorafgaande aan het faillissement, terwijl bovendien enkele debiteuren van [Palen] Palen waren gefailleerd;
- ten aanzien van [B.V.] geldt volgens de Ontvanger hetzelfde: ook de aanvrager van het faillissement van [B.V.] had een aanzienlijk vordering op [B.V.] voor geleverde zaken in de periode van 17 september 2002 tot en met 25 november 2002. Ondanks aanmaningen is betaling uitgebleven. [B.V.] heeft tijdens de faillissementszitting geen verweer gevoerd;
- uit het faillissementsverslag inzake [Palen] Palen (par. 9) blijkt dat [Palen] Palen en [B.V.] hoofdelijk waren verbonden voor een onbetaald gebleven schuld aan [schuldeiser] S.A. Het faillissement van [Palen] Palen dreigde derhalve [B.V.] mee te slepen.