Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
4.De uitspraak
woensdag, 30 november 2017, PRO FORMA;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de toelating tot de schuldsanering van een echtpaar, [appellant 1] en [appellante 2], die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Het hof behandelt het hoger beroep van hun verzoek om de schuldsaneringsregeling toe te passen, nadat de rechtbank Oost-Brabant hun verzoek had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat het echtpaar te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van hun schulden. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 17 mei 2017 gehouden, waarbij de beschermingsbewindvoerder van het echtpaar ook aanwezig was.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellant 1] en [appellante 2] een aanzienlijke schuldenlast hebben, met een totale schuldenlast van € 144.262,41, waaronder schulden aan het CJIB. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de schulden niet te goeder trouw waren ontstaan, maar het hof komt tot de conclusie dat de omstandigheden die hebben geleid tot de schulden inmiddels onder controle zijn. [appellant 1] heeft een vaste baan en er zijn geen nieuwe schulden ontstaan. Het hof oordeelt dat [appellant 1] aan de voorwaarden voor toelating tot de schuldsanering voldoet, terwijl het verzoek van [appellante 2] wordt aangehouden, omdat zij nog niet voldoende saneringsrijp is.
Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart de schuldsaneringsregeling van toepassing voor [appellant 1]. Voor [appellante 2] wordt de behandeling van haar verzoek aangehouden, zodat zij de kans krijgt om haar behandeling voort te zetten. De uitspraak is gedaan op 1 juni 2017.