Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122.
2.Feiten
“Ik ben u ter wille door mijn gedachten op papier te stellen. Ik kan echter door mijn certificering bij NRVT sinds begin dit jaar geen verkorte taxaties en waardeverklaringen meer afgeven met handtekening eronder, zeker niet zonder referenties. Echter heb ik als agrarisch makelaar/taxateur in de regio Midden Zeeland een heel goed beeld van de markt voor objecten als de uwe.”.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
– evenals de Rechtbank – in goede justitie vast op een bedrag van € 520.000. Het Hof neemt hierbij voorts in aanmerking dat het percentage van het object dat kan worden toegerekend aan het woongedeelte lager is dan 30%, zodat het object in zijn geheel als niet-woning moet worden aangemerkt. Voor de ozb dient een onroerende zaak namelijk slechts tot woning als de WOZ-waarde in hoofdzaak toe te rekenen is aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning of die volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden (art. 220a, lid 2, van de Gemeentewet). Daarvan uitgaande heeft de Rechtbank de waarde correct vastgesteld en moet vraag I ontkennend worden beantwoord.
(zie onderdeel 1.1). Belanghebbende heeft hiertegen op 17 maart 2013 tijdig bezwaar gemaakt
(zie onderdeel 1.2).
(zie onderdeel 1.3). Dit geschrift is op 25 maart 2013 aan belanghebbende verzonden. Op 3 september 2013 heeft de Rechtbank belanghebbendes beroepschrift dat gericht is tegen deze uitspraken ontvangen
(zie onderdeel 1.5).
zie onderdeel 1.5) volgt dat het beroepschrift, dat de Rechtbank op 3 september 2013 heeft ontvangen, niet tijdig is ingediend.
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.