9.3.2. Het hof zal eerst ingaan op de reactie van [appellante 1] c.s. bij memorie na deskundigenbericht.
Anders dan [appellante 1] c.s. betogen is geen sprake van nevenplaatsing van twee deskundigen waarbij de waardering door Gandolfi pervaleert. Van Heesbeen is als deskundige benoemd, die wat betreft het noodzakelijke marktonderzoek in Italië een Italiaanse deskundige, te weten de heer Gandolfi, verbonden aan Gandolfimmobiliare, zal raadplegen ( r.o. 6.4.).
Het hof deelt niet de opvatting van [appellante 1] c.s. dat van de waarde die Gandolfi als deskundige ter plaatse aan de onroerende zaak toekent, te weten € 427.682,18, dient te worden uitgegaan.
Van Heesbeen heeft gemotiveerd hoe hij tot zijn waardebepaling is gekomen. [appellante 1] c.s. hebben weliswaar betoogd dat Van Heesbeen van een andere oppervlakte berekening van de bovenverdieping van de woning met terras is uitgegaan dan Gandolfi, welke laatste een aftrek heeft toegepast op de oppervlakte van het terras, maar zij hebben niet inhoudelijk onderbouwd waarom Van Heesbeen niet van de door hem berekende oppervlakte 32,88 m2 mocht uitgaan, welke oppervlakte gelijk is aan wat Gandolfi zonder aftrek als oppervlakte noemt. Het hof vindt in het rapport van Gandolfi ook geen verklaring voor de door deze toegepaste vermindering op de daadwerkelijke oppervlakte van het terras.
Ten aanzien van het betoog van [appellante 1] c.s. dat Van Heesbeen een willekeurige aftrek van € 43.250,-- op de woning toepast wegens niet voldoen van de benedenverdieping aan de eisen van bewoonbaarheid, geldt dat de deskundige heeft opgemerkt dat het om een benadering gaat. [appellante 1] c.s hebben niet onderbouwd waarom de door Gandolfi gehanteerde aftrek van 30% van de oppervlakte van de benedenverdieping zou moeten prevaleren boven de berekening van Van Heesbeen, anders dan dat de taxatie van Gandolfi als deskundige ter plaatse tot uitgangspunt moet worden genomen. Deze omstandigheid is naar het oordeel van het hof niet voldoende.
Voorts hebben [appellante 1] c.s. ten aanzien van de tuin betoogd dat Van Heesbeen niet heeft onderbouwd waarom hij, anders dan Gandolfi, die ten aanzien van het perceel tuingrond ( [kavel 4] ) van een waarde van € 20,-- per m2 uitgaat, van een waarde van € 40,-- per m2 uitgaat. Bij het waarderen van een onroerende zaak kan rekening worden gehouden met een in de nabije toekomst te verwachten wijziging van omstandigheden, zoals een bestemmingsplan. De term verwachtingswaarde komt bij het waarderen van een onroerende zaak als waarderingsgrondslag niet voor, aldus [appellante 1] c.s
.Ten aanzien van agrarische gronden betogen [appellante 1] c.s. dat het volstrekt onduidelijk is waarom Van Heesbeen deze anders dan Gandolfi op € 10,-- per m2 waardeert. Gandolfi waardeert deze op € 5,-- per m2.
Het hof is van oordeel dat Van Heesbeen op pagina 32 van zijn deskundigenbericht voldoende heeft aangegeven waarom hij perceel [kavel 4] waardeert op € 40,-- per m2 en de agrarische gronden op € 10,-- per m2. Volgens de deskundige is sprake “(…) van enige verwachtingswaarde omdat de gronden met voorheen een vergelijkbare bestemming later tot bouwgrond zijn bestemd. Daarnaast gaat het bij de onbebouwde percelen steeds om direct nabij woningen gelegen gronden waardoor het bezit daarvan door de eigenaar van het bebouwde perceel het beheer binnen de wettelijke regels naar zijn hand kan doen plaatsvinden opdat het woongenot optimaal kan worden gewaarborgd. Deze omstandigheden zijn waarde verhogend.”
[appellante 1] c.s. onderbouwen niet waarom voornoemde verwachtingswaarde, ook zonder wijziging van het bestemmingsplan, niet waarde verhogend zou kunnen zijn.