Uitspraak
Dierenkliniek [Dierenkliniek],
5.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2962756 CV EXPL 14-4176)
6.Het geding in hoger beroep
- voormeld arrest van 7 april 2015;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 2 juni 2015;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord, tevens incidenteel appel houdende wijziging van eis met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel met producties;
- de akte houdende uitlating memorie van antwoord incidenteel appel van [geïntimeerde] met producties;
- de antwoordakte van [Dierenkliniek] .
7.De beoordeling
“(…) Na de laatste werkdag van cliënte, 30 september 2013, kwam ze erachter dat vanaf 1 oktober 2013 een andere werkneemster op haar plek zat. Deze werkneemster die met haar voornaam [betrokkene] heet, heeft telefonisch ook laten weten dat ze assistente is. Zij verricht aldus dezelfde werkzaamheden dan die door cliënte 22 jaar lang zijn verricht. Uw cliënte heeft de mijne niet in de gelegenheid gesteld op haar werkplek terug te keren. De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat de door UWV gestelde voorwaarde is geschonden (…)”.
“(…) [Dierenkliniek] heeft (…) geen nieuwe medewerkster in de functie van dierenartsassistente aangenomen. Wat is echter wel de situatie? (…) Mevrouw [betrokkene] heeft zich op enig moment tot de dierenkliniek [Dierenkliniek] gewend met de vraag of zij als gediplomeerd trimster van honden en katten haar diensten aan de klanten van de dierenkliniek mocht aanbieden. Nu deze extra dienstverlening de positie van de Dierenkliniek [Dierenkliniek] duidelijk kon versterken is aan mw. [betrokkene] een arbeidsovereenkomst op afroep aangeboden, zodat haar beschikbaarheid (=kosten) voor de dierenkliniek volledig aan kon sluiten bij het aantal klanten voor het trimmen van hond of kat. (…) Het betreft hier niet, in tegenstelling tot de functie van dierenartsassistente, een ondersteunende functie, maar een functie met een eigen omzetverantwoordelijkheid waaraan directe opbrengsten worden gekoppeld. (…) Het dienstverband met mw. [geïntimeerde] is beëindigd om economische redenen, die helaas nog steeds actueel zijn. (…)”.
Partijen noch de rechter in eerste aanleg hebben zich uitgelaten over het toepasselijke recht. Partijen hebben evenwel in art. 13 van de arbeidsovereenkomst een rechtskeuze voor het Nederlandse recht gemaakt zodat ingevolge het bepaalde in artikel 3 in verbinding met artikel 6 van het Europees verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO), welk verdrag gelet op de datum van totstandkoming van de arbeidsovereenkomst van toepassing is, het Nederlands recht van toepassing is.
heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van [geïntimeerde] . Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
een zogenaamde valse reden ten grondslag (…) gelegen aan het ontslag”. Zij voert verder aan dat [Dierenkliniek] de door de UWV gestelde wederindiensttredingsvoorwaarde heeft geschonden (nr. 7 dagvaarding in eerste aanleg).
Kamerstukken II1951/52, 881, nr. 6, p. 30) te verschaffen die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de wederpartij. Daarmee strookt dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft op grond van alle omstandigheden de hoogte van de schadevergoeding te bepalen. De algemene regels van Boek 6 BW zijn op de begroting van de schadevergoeding van toepassing. Derhalve moet de rechter de schade begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is (artikel 6:97 BW). Alleen indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt zij geschat.
Nu beide partijen op enige punten in het ongelijk worden gesteld, ziet het hof aanleiding de kosten van de procedure in hoger beroep te compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.