In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag en kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal in overweging heeft genomen. De advocaat-generaal vorderde een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden en een werkstraf van 240 uren. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, waarbij hij met een mes een ernstige verwonding heeft toegebracht aan het slachtoffer. Het hof heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen van de verdachte na het delict, waaronder zijn voortgang in de opleiding en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Gezien de termijnoverschrijding in de behandeling van de zaak, heeft het hof besloten om de maximale taakstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De verdachte kreeg een voorwaardelijke jeugddetentie van 9 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren.
Het hof heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de strafoplegging zodanig vormgegeven dat deze dienstbaar is aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit, maar ook de positieve ontwikkeling van de verdachte, wat heeft geleid tot een aangepaste strafmaat.