In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben appellanten [appellanten c.s.] een incident ingediend op basis van artikel 162 Rv, waarin zij de curator verzoeken om openlegging van boeken en bescheiden van Tegelzettersbedrijf [tegelzettersbedrijf] B.V., dat in faillissement verkeert. De vordering is gericht op het verkrijgen van inzicht in de financiële transacties tussen de failliete onderneming en de appellanten, met als doel te bewijzen welke bedragen aan de failliet zijn geleend. De curator heeft verweer gevoerd en betoogd dat de appellanten niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, omdat zij geen verzoek tot openlegging hebben gedaan aan de curator. Het hof heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat de appellanten wel degelijk recht hebben op inzage in de gevraagde stukken, maar heeft uiteindelijk de vordering in het incident afgewezen. Het hof oordeelt dat de vordering niet voldoende onderbouwd is en dat er geen direct belang is aangetoond voor de openlegging van de boeken. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord in de hoofdzaak, waarbij de kosten van het incident voor rekening van de appellanten komen. Het arrest is gewezen op 23 mei 2017 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.