In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter Tilburg. De zaak betreft een geschil over een cessie van een vordering door Essent Retail Energie B.V. aan [de vennootschap]. [appellante] had een overeenkomst met Essent voor de levering van energie, maar heeft een bedrag van € 6.167,49 onbetaald gelaten. De kantonrechter heeft [appellante] veroordeeld tot betaling van € 6.379,64, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
In hoger beroep betwist [appellante] de rechtsgeldigheid van de cessie en de hoogte van het toegewezen bedrag. Het hof overweegt dat [de vennootschap] niet heeft aangetoond dat de cessie rechtsgeldig is, en biedt [appellante] de gelegenheid om zich uit te laten over de nieuwe argumenten die door [de vennootschap] zijn ingebracht. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol voor memorie aan de zijde van [appellante].
De uitspraak van het hof is gedaan op 23 mei 2017, en de zaak is behandeld door de rechters B.A. Meulenbroek, M.G.W.M. Stienissen en J.R. Sijmonsma. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en zal later een definitieve uitspraak doen.