ECLI:NL:GHSHE:2017:222

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
200.181.567_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van de curator op voormalig bestuurder inzake schriftelijke geldlening en netto provisiebedrag

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een vordering van de curator, Petrus Johannes Schambergen, op de voormalig bestuurder, aangeduid als [appellant]. De curator stelt dat er een schriftelijke geldlening is verstrekt aan de appellant, of dat er sprake is geweest van een uitbetaling van een netto provisiebedrag. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 8 november 2016, waarin het hof de appellant heeft toegelaten tot het bewijzen van feiten die de conclusie rechtvaardigen dat een bedrag van € 45.000 in 2001 aan hem is voldaan als netto equivalent van een verschuldigde bonus over 2006.

Tijdens de zitting op 9 januari 2017 heeft de appellant geprobeerd bewijs te leveren door het horen van zichzelf en een getuige, de heer [getuige 2]. De getuige is echter niet verschenen, wat leidde tot een verzoek van de advocaat van de appellant om een rogatoire commissie te benoemen. De curator heeft zich verzet tegen dit verzoek en aangegeven dat de getuige bij exploot moet worden opgeroepen. Het hof heeft geoordeeld dat de getuige in persoon moet verschijnen en dat de oproeping niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de procedure omdat de getuige op de hoogte was van de zitting.

Het hof heeft besloten dat de appellant de getuige bij exploot moet oproepen, voorzien van een Engelse vertaling van het arrest, zodat de getuige kennis kan nemen van de inhoud van het Nederlandse rechtssysteem. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en de rol van 7 februari 2017 is vastgesteld voor verhinderdata van partijen, advocaten en getuigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.181.567/01
arrest van 24 januari 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
verder: [appellant] ,
advocaat: mr. S. Buddingh te Utrecht,
tegen
Petrus Johannes Schambergen q.q. ,
wonende en kantoorhoudende te [woon- en kantoorplaats] ,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[de vennootschap] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
verder: de curator,
advocaat: mr. P.J. Schambergen te Maastricht,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 8 november 2016 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht onder zaaknummer C/03/190002 HA ZA 14-192 gewezen vonnis van 26 augustus 2015.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 8 november 2016;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 januari 2017.
De raadsheer-commissaris heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

7.De verdere beoordeling

in principaal en in incidenteel hoger beroep
7.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [appellant] toegelaten tot het bewijzen van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat het bedrag van € 45.000,= aan hem in 2001 is voldaan als netto equivalent van de aan hem nog verschuldigde bonus over 2006, zodat dit bedrag niet door hem terugbetaald behoefde te worden.
[appellant] heeft aangegeven bewijs te willen leveren door het horen van zichzelf en een tweede getuige, de heer [getuige 2] , wonende te [woonplaats] (Duitsland). Het hof heeft daarop een datum voor het horen van deze getuigen bepaald en de advocaat van [appellant] heeft per e-mail de heer [getuige 2] opgeroepen. Ter zitting van 9 januari 2017 is de heer [appellant] wel verschenen, de heer [getuige 2] echter niet.
7.2.
Tijdens voormelde zitting heeft de advocaat van [appellant] verzocht om een rogatoire commissie te benoemen teneinde de heer [getuige 2] als getuige te kunnen horen. De heer [getuige 2] heeft haar namelijk enkele uren voorafgaande aan de zitting per e-mail laten weten niet als getuige te willen verschijnen en te willen verklaren. Op verzoek van de raadsheer-commissaris heeft zij een kopie van dit e-mailbericht overgelegd en is dit aan het proces-verbaal van getuigenverhoor gehecht.
De curator heeft zich verzet tegen dit verzoek en aangegeven dat de heer [getuige 2] bij exploot moet worden opgeroepen teneinde alsnog door de raadsheer-commissaris te worden gehoord.
7.3.
Blijkens zijn e-mailbericht stelt de heer [getuige 2] niet bereid te zijn een hele dag te besteden om naar Nederland te reizen teneinde aldaar een getuigenverklaring af te leggen. Als zijn eerder afgelegde schriftelijke verklaringen niet voldoende zijn, zo schrijft hij, gaat hij ervan uit dat er in het Nederlandse rechtssysteem mogelijkheden zijn ten behoeve van in het buitenland wonende getuigen om een verklaring af te leggen zonder in persoon te moeten verschijnen.
7.4.
Krachtens artikel 165 Rv is een getuige na daartoe op wettige wijze te zijn opgeroepen, verplicht om ter terechtzitting, waar het verhoor wordt gehouden, te verschijnen en is de getuige verplicht een verklaring af te leggen. Een uitzondering op deze regel, zoals door de heer [getuige 2] aangenomen, bestaat er niet.
Krachtens artikel 182 Rv begroot de rechter, indien de getuige schadeloosstelling vordert wegens de aan de deelname aan het verhoor bestede tijd alsook aan reistijd bestede tijd, de hoogte ervan. Dit wordt in het proces-verbaal opgenomen en de begrote schadeloosstelling wordt voldaan door de partij die de getuige heeft opgeroepen.
7.5.
Gegeven voormelde regeling kunnen de door de heer [getuige 2] aangegeven redenen zijn beslissing om niet te verschijnen niet dragen en dient hij als getuige in persoon te verschijnen teneinde te worden gehoord.
7.6.
Zoals door de advocaat van [appellant] is aangegeven, is de heer [getuige 2] per e-mail opgeroepen. Dit is niet overeenkomstig de door de wet voorgeschreven wijze van oproeping; oproeping moet in eerste instantie per aangetekend schrijven plaatsvinden. Nu de oproep de heer [getuige 2] evenwel heeft bereikt, behoeft aan het niet volgen van de in de wet geregelde wijze van oproeping geen consequentie te worden verbonden. De getuige is daardoor niet in zijn belangen geschaad. Omdat de heer [getuige 2] , naar alle waarschijnlijkheid, niet anders op een aangetekend schrijven zou hebben gereageerd dan dat nu het geval is, is het hof van oordeel dat de heer [getuige 2] in deze fase van het geding bij exploot moet worden opgeroepen, een en ander conform de van toepassing zijnde Europese regelgeving. Het hof zal bepalen dat partij [appellant] bij het exploot een vertaling in het Engels van dit arrest dient te voegen zodat de heer [getuige 2] kennis kan nemen van de inhoud van dit arrest en het feit dat hij ten aanzien van de inhoud van het Nederlandse rechtssysteem uit is gegaan van een onjuiste voorstelling van zaken.
7.7.
Het hof houdt het verzoek om een rogatoire commissie te benoemen aan. Ervan uitgaande dat de heer [getuige 2] , na op voormelde wijze te zijn opgeroepen, alsnog verschijnt, heeft dat enerzijds als voordeel dat de twee getuigen tijdens één zitting achtereenvolgend kunnen worden gehoord en anderzijds dat de heer [getuige 2] door het hof dat over deze zaak beslist, kan worden gehoord. Bij benoeming van een rogatoire commissie zal dat laatste niet het geval zijn.
7.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

8.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
verwijst de zaak naar de rol van 7 februari 2017 voor verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuigen in de periode van 8 tot 16 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat [appellant] getuige [getuige 2] bij exploot, voorzien van een vertaling van dit arrest in het Engels, vervolgens zal oproepen tegen deze dag en dit uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, R.R.M. de Moor en J.M.H. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 januari 2017.
griffier rolraadsheer