ECLI:NL:GHSHE:2017:2215

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
AVNR 000451-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking gevangenhouding met verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij de gevangenhouding van de verdachte werd bevolen. De verdachte, geboren in Irak en thans verblijvende in een Huis van Bewaring, had hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, die op 26 april 2017 was gegeven. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

De voorlopige hechtenis is gegrond op het ernstig gevaar dat de verdachte, indien hij niet in voorlopige hechtenis wordt gehouden, zich opnieuw schuldig zal maken aan een misdrijf waarvoor een gevangenisstraf van zes jaar of meer kan worden opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte met betrekking tot het medeplegen van een poging tot afpersing. Dit blijkt uit verschillende bewijsstukken, waaronder aangiften en verklaringen van getuigen.

Het hof heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, dat concludeert dat het risico op recidive zeer hoog is. De verdachte heeft een verleden van zowel vermogensdelicten als geweldsdelicten en er zijn zorgen over zijn gedrag en de afwezigheid van hulpverlening. Het hof oordeelt dat de belangen van de samenleving zwaarder wegen dan het belang van de verdachte om in vrijheid te worden berecht. Daarom is het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen en is de beschikking van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Bijzondere zaak, nummer: AVNR. 000451-17
Parketnummer 1e aanleg: 03-659156-17
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank Limburg van 2 mei 2017, waarbij namens:
[verdachte]
geboren [geboortedag] te [geboorteplaats] (Irak)
wonende te [adres]
thans verblijvende in [Huis van Bewaring]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Limburg van 26 april 2017, bij welke beschikking de gevangenhouding van [verdachte] werd bevolen.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de appelakte gericht tegen het bevel gevangenhouding voor de duur van 90 dagen d.d. 26 april 2017.
Het hof heeft gehoord de raadsman van verdachte, alsmede de advocaat-generaal. Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Het hof heeft gezien een schriftelijke verklaring van de verdachte, waarin deze kenbaar maakt afstand te doen van de mogelijkheid om in raadkamer te worden gehoord.
Namens verdachte is bepleit dat ten aanzien van het aan verdachte verweten feit, namelijk
het medeplegen van poging tot afpersing, geen ernstige bezwaren bestaan. Voorts heeft de
raadsman de grond voor de voorlopige hechtenis, namelijk de recidivegrond, betwist nu het
strafblad van verdachte geen melding maakt van veroordelingen voor terzake relevante
strafbare feiten.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er wel sprake is van ernstige
bezwaren, dat er ernstig gevaar voor recidive is.
Het hof overweegt en beslist als volgt:
Voor wat betreft de ernstige bezwaren is het hof van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat er ernstige bezwaren zijn tegen verdachte ten aanzien van het medeplegen van een poging tot afpersing. Het hof verwijst daartoe naar de aangifte van [aangever] (pagina 7), de verklaring van [getuige 1] (pagina 10-11), het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant X] en [verbalisant Y] (pagina 12-14), de
herkenning van verdachte op camerabeelden door [verbalisant Z] (pagina 19), de herkenning van verdachte op camerabeelden door [verbalisant A] (pagina 21), de herkenning van verdachte door [verbalisant B] (pagina 23), de herkenning van verdachte op videobeelden door [verbalisant C] (pagina 25), en het proces verbaal van
bevindingen van [verbalisant C] (pagina 27-31). Het hof is van oordeel dat uit deze stukken in dit stadium van het strafproces genoegzaam blijkt van ernstige bezwaren.
De voorlopige hechtenis is gegrond op het ernstig gevaar dat verdachte wanneer hij zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, zich zal schuldig maken aan een misdrijf waar naar de wettelijke omschrijving zes jaar of meer gevangenisstraf op staat en waardoor de gezondheid van personen en/of de veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Het hof stemt in met deze grondslag en overweegt daartoe als volgt:
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor zowel vermogensdelicten als geweldsdelicten, en daar ook onherroepelijk voor is veroordeeld. Nu verdachte wordt verweten zich te hebben schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing waarbij geweld is gebruikt althans gedreigd is met geweld, is het hof anders dan door de raadsman bepleit, van oordeel dat verdachte reeds eerder veroordeeld is wegens terzake relevante strafbare gedragingen. Op zichzelf is relevante justitiële documentatie onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van een ernstig gevaar voor herhaling. Echter, het hof heeft ook kennis genomen van het advies van de reclassering van 13 april 2017 waarin ten aanzien van de vrees voor herhaling wordt geconcludeerd dat het risico daarvoor zeer hoog is. Daarbij is de volgende toelichting gegeven:
“De kans op recidive schatten we zeer hoog gezien het feit dat betrokkene zich in het criminele circuit lijkt te begeven, zwakbegaafd is, gedragsproblematiek laat zien en geen vaste vorm van dagbesteding heeft. Daarnaast is er geen hulpverlening actief en is de kans dat hulpverlening of enige vorm van behandeling op dit moment zal kunnen slagen, klein.” (Reclasseringsadvies 13 april 2017, pagina 2).
Gelet op de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, wanneer hij zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, zich zal schuldig maken aan een misdrijf waardoor de gezondheid en/of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
Op grond van het voorgaande dient het hoger beroep ongegrond verklaard te worden.
Namens verdachte is in raadkamer een verzoek tot schorsing gedaan.
Het hof overweegt en beslist hierover als volgt.
De verdachte heeft in beginsel het recht om zijn berechting in vrijheid af te wachten. Dat kan anders zijn bijvoorbeeld, zoals in dit geval, als er sprake is van een ernstig gevaar voor herhaling, zoals blijkt uit het strafblad van verdachte en het terzake uitgebrachte reclasseringsrapport. Desalniettemin dient het hof na te gaan of met een minder vergaande maatregel hetzelfde doel kan worden bereikt als wordt beoogd met de voorlopige hechtenis, in dit geval de bescherming van de samenleving tegen voortgaand strafbaar gedrag door verdachte. Het hof is echter van oordeel dat het stellen van algemene en bijzondere voorwaarden onvoldoende garantie biedt om het gevaar voor herhaling terug te brengen naar een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Het hof heeft daarbij in het bijzonder acht geslagen op het rapport van de reclassering d.d. 13 april 2017 waarin onder meer vermeld staat dat er vele jaren intensief is ingezet op verdachte maar dat verdachte zich blijft onttrekken, dat verdachte regelmatig afspraken niet na komt, en dat verdachte zich eerder onvoldoende begeleidbaar opstelde.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat het belang dat de samenleving heeft bij voortduring van de voorlopige hechtenis zwaarder moet wegen dan het belang dat verdachte heeft bij het in vrijheid afwachten van zijn berechting.
Het hof wijst af het verzoek om schorsing.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 18 mei 2017
door mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. E.F.G.M. Gelderman en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. A.G.A. Aben, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 18 mei 2017
Gezien d.d.
De directeur van [Huis van Bewaring]