ECLI:NL:GHSHE:2017:2214
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling voorlopige hechtenis in hoger beroep met betrekking tot poging tot woninginbraak
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij de voorlopige hechtenis van de verdachte werd bevolen. De verdachte, een 18-jarige vrouw zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd verdacht van poging tot diefstal door middel van braak, gepleegd in vereniging op 7 april 2017. Getuigen zagen de verdachte en haar medeverdachte in de nabijheid van de woning van de latere aangever, waarna zij door buurtbewoners werden aangehouden. Forensisch onderzoek toonde aan dat er schoenafdrukken en een sok van de verdachte op de plaats delict waren aangetroffen.
Het hof heeft het toetsingskader voor voorlopige hechtenis vastgesteld op basis van artikel 5 EVRM en nationale wetgeving. Het hof oordeelde dat er ernstige bezwaren waren tegen de verdachte, en dat er een reëel gevaar bestond dat zij zich aan haar berechting zou onttrekken, gezien haar gebrek aan een vaste woonplaats en haar reizende bestaan. Het hof weegt de belangen van de samenleving zwaarder dan het belang van de verdachte om in vrijheid te blijven.
De verdediging voerde aan dat de verdachte vrijwillig was teruggetreden van de poging tot inbraak, maar het hof verwierp dit argument. Ook het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, omdat de gestelde voorwaarden onvoldoende garantie boden dat de verdachte zich aan haar berechting zou houden. Het hof bevestigde de beschikking van de rechtbank en wees het hoger beroep af.