In deze zaak gaat het om de vraag of de ex-echtgenoten gebonden zijn aan een overeenkomst van borgtocht die is afgesloten door de man na hun echtscheiding. De appellante, die in faillissement verkeerde, heeft de borgtocht betwist en stelt dat zij niet gebonden is aan de verplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst. De ex-echtgenoten waren in 1995 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en zijn op 25 juli 2007 gescheiden. In het echtscheidingsconvenant dat op 8 mei 2007 is ondertekend, zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de schulden. De man heeft zich op 1 augustus 2008 als borg gesteld voor een lening van € 35.000,00 die door de Rabobank aan de appellante was verstrekt. Na het faillissement van de appellante heeft de man een minnelijke regeling getroffen met de bank, maar de appellante heeft geen verweer gevoerd in de eerste aanleg. De rechtbank heeft de vorderingen van de man toegewezen, waarop de appellante in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft geoordeeld dat de appellante gebonden is aan de borgtocht, omdat deze verband houdt met de kredietovereenkomst van de appellante. Het hof heeft de grief van de appellante verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de proceskosten zijn gecompenseerd.