ECLI:NL:GHSHE:2017:212

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
200.164.632_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar schade aan gebit na klap door geïntimeerde

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van een appellant tegen een geïntimeerde in een civiele procedure. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft een deskundigenonderzoek naar de schade aan het gebit van de appellant, die zou zijn ontstaan door een klap die door de geïntimeerde is gegeven. De klap vond plaats op 4 oktober 2006, en de appellant heeft schade aan zijn gebit, zoals beschreven in een brief van zijn tandarts. Het hof heeft in eerdere tussenarresten overwogen dat er aanleiding is voor een deskundigenbericht over de vraag of de schade aan het gebit het gevolg is van de klap en in hoeverre deze schade ook zonder de klap zou zijn ontstaan. De deskundige, dr. R.J.J. van Es, is benoemd om deze vragen te beantwoorden. Het hof heeft bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek in beginsel door de appellant moeten worden voorgeschoten, maar dat deze kosten voorlopig ten laste van de Rijkskas kunnen komen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling na ontvangst van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.164.632/01
arrest van 24 januari 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. J.M. van Gool te Breda,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren te Breda,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 22 maart 2016 en 22 november 2016 in het hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West Brabant zittingsplaats Breda van 15 augustus 2012, 30 januari 2013 en 29 oktober 2014, onder zaaknummer C/02/250561 / HA ZA 12-427 gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde. Het hof zet de nummering van het tussenarrest voort.

8.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

8.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het voornoemde tussenarrest van 22 november 2016 waarbij de zaak naar de rol is verwezen voor akte aan de zijde van [appellant] waarna [geïntimeerde] bij antwoordakte zal mogen reageren;
  • de akte na tussenarrest van [appellant] ;
  • de antwoordakte na tussenarrest van [geïntimeerde] .
8.2
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de bovenvermelde stukken, die genoemd in de tussenarresten van 22 maart 2016 en 22 november 2016 en die van de eerste aanleg.

9.De verdere beoordeling

9.1
Het hof verwijst naar en volhardt bij de tussenarresten van 22 maart 2016 en 22 november 2016. In het laatste tussenarrest van 22 november 2016 heeft het hof overwogen aanleiding te zien voor een deskundigenbericht over de voorlopige vraagpunten:
1. Kunt u gemotiveerd aangeven of en in hoeverre de schade aan het gebit van [appellant] zoals beschreven in de brief van tandarts [tandarts 2] van 12 maart 2012 (inleidende dagvaarding, productie 8) het gevolg is van de klap op zijn mond door [geïntimeerde] gegeven op 4 oktober 2006?
2. Als en voor zover die door tandarts [tandarts 2] beschreven schade inderdaad het gevolg is van die door [geïntimeerde] gegeven klap, kunt u dan gemotiveerd aangeven of en in hoeverre die schade aan het gebit van [appellant] ook zonder die op 4 oktober 2006 door [geïntimeerde] gegeven klap zou zijn ontstaan?
3. Welke opmerkingen acht u verder nog van belang voor de door het hof te nemen beslissing?
In voornoemd tussenarrest stelde het hof voor als deskundige te benoemen: dr. R.J.J. van Es, UMC Utrecht, Postbus [postbus] , [postcode] [kantoorplaats] , tel. [netnummer + telefoonnummer] en ervan uit te gaan dat [appellant] de deskundige desgewenst zal machtigen om relevante gegevens op te vragen bij artsen of instanties. Verder deelde het hof mee dat de voorgestelde deskundige zijn kosten begroot op € 1.130,50 inclusief BTW en dat zijn uurtarief € 159,10 exclusief BTW bedraagt en overwoog het hof dat [appellant] in beginsel de kosten van het deskundigenbericht dient te bevoorschotten.
9.2
Bij de geboden gelegenheid om zich over de voornoemde voornemens uit te laten, zegt [appellant] in te stemmen met de benoeming van dr. R.J.J. van Es tot deskundige en de voorlopige vraagpunten en zich te kunnen vinden in de voornoemde kostenbegroting van
€ 1.130,50 inclusief BTW en het uurtarief van € 159,10 exclusief BTW. Nu ook [geïntimeerde] zegt in te stemmen met de benoeming van dr. R.J.J. van Es tot deskundige en de voorlopige vraagpunten, zal het hof beslissen als na te melden. Hoewel [appellant] in beginsel de kosten van het deskundigenbericht dient te bevoorschotten, zal het hem op te leggen voorschot voorlopig ten laste van ’s Rijks kas kunnen komen en voorlopig in debet kunnen worden gesteld. Onder aanhouding van verder iedere beslissing, beslist het hof daarom als volgt.

10.De uitspraak

Het hof:
10.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de vraagpunten:
1. Kunt u gemotiveerd aangeven of en in hoeverre de schade aan het gebit van [appellant] zoals beschreven in de brief van tandarts [tandarts 2] van 12 maart 2012 (inleidende dagvaarding, productie 8) het gevolg is van de klap op zijn mond door [geïntimeerde] gegeven op 4 oktober 2006?
2. Als en voor zover die door tandarts [tandarts 2] beschreven schade inderdaad het gevolg is van die door [geïntimeerde] gegeven klap, kunt u dan gemotiveerd aangeven of en in hoeverre die schade aan het gebit van [appellant] ook zonder die op 4 oktober 2006 door [geïntimeerde] gegeven klap zou zijn ontstaan?
3. Welke opmerkingen acht u verder nog van belang voor de door het hof te nemen beslissing?
10.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
dr. R.J.J. van Es, UMC Utrecht,
Postbus [postbus] ,
[postcode] [kantoorplaats] ,
tel. [netnummer + telefoonnummer] ;
10.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
10.4
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
10.5
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
10.6
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
10.7
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
vier maandenna de arrestdatum van dit arrest;
10.8.
bepaalt het in beginsel door [appellant] te betalen voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.130,50 inclusief BTW en dat dit voorschot van [appellant] , nu aan deze partij een toevoeging is verleend, voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komt;
10.9
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
10.1
benoemt mr. M.G.W.M. Stienissen tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
10.11
verwijst de zaak naar de rol van 21 februari 2017 in afwachting van het deskundigenbericht;
10.12
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant] ;
10.13
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M.G.W.M. Stienissen en J.H.C. Schouten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 januari 2017.
griffier rolraadsheer