4.1.De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis onder 3.1 de feiten vermeld die tussen partijen vaststaan. Tegen die vaststelling zijn geen bezwaren gemaakt, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Hierna volgt een opsomming van datgene waar het hof van zal uitgaan. Aan die opsomming is een enkel feit toegevoegd.
a. [geïntimeerde 1] is de ex-echtgenote van [geïntimeerde 2] en de ex-vriendin van de vader van [appellant] . De relatie tussen de vader van [appellant] en [geïntimeerde 1] is verbroken in december 2014.
b. [appellant] en zijn vader wonen op het adres [adres 1] te [woonplaats] . [geïntimeerde 1] woont aan de [adres 2] te [woonplaats] , welke woning is gelegen aan de achterzijde van de woning van [appellant] en zijn vader.
c. [appellant] heeft aangifte gedaan bij de politie van tegen [geïntimeerden] van incidenten op 7 april 2015, 19 april 2015, 9 juni 2015, 23 november 2015, 24 februari 2016, 23 maart 2016 en 24 maart 2016. Daarnaast is door de vader van [appellant] eveneens aangifte gedaan van een aantal incidenten en ook de zus van [appellant] heeft een aantal malen incidenten aangegeven.
d. Bij vonnis van 4 februari 2016 (productie 2 conclusie van antwoord) heeft de voorzieningenrechter op vordering van [geïntimeerden] en [dochter geïntimeerde 2] , een dochter van [geïntimeerde 2] , een contact- en straatverbod opgelegd aan de vader van [appellant] ten aanzien van [geïntimeerden] [dochter geïntimeerde 2] is bij dat vonnis niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.
4.2.1[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de voorzieningenrechter [geïntimeerden] bij wijze van onmiddellijke voorziening uitvoerbaar bij voorraad voor een termijn van 1 jaar zal verbieden om:
- op welke wijze dan ook contact op te nemen met [appellant] , alsmede om [geïntimeerden] te verbieden om op welke wijze dan ook, direct dan wel indirect, bedreigingen en/of beledigingen te uiten jegens [appellant] , alsmede
- [geïntimeerde 1] te verbieden om zich gedurende een periode van een jaar te begeven in een straal van 10 meter rondom het woonadres van [appellant] , zijnde de [adres 1] te ( [postcode] ) [woonplaats] , alsmede;
- [geïntimeerde 2] te verbieden om zich gedurende een periode van een jaar te begeven in een straal van 500 meter rondom het woonadres van [appellant] , zijnde de [adres 1] te ( [postcode] ) [woonplaats] , alsmede;
- onder de bepaling dat voor iedere keer dat [geïntimeerden] de hiervoor gegeven verboden overtreden, [geïntimeerden] een dwangsom verbeuren van € 500,- per overtreding, alsmede;
- met machtiging om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstellingen, indien [geïntimeerden] handelen in strijd met het verbod,
een en ander vanaf betekening van het vonnis en met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de kosten van het geding.
4.2.2De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat de incidenten van 7 april 2015, 6 september 2015, 18 februari 2016, 24 mei 2016 en 18 juli 2016 betrekking hebben op de vader van [appellant] of zijn zus, zodat deze niet kunnen dienen tot onderbouwing van zijn stelling (rov. 3.7). Van de incidenten van 23 november 2015 en 24 maart 2016 is niet voldoende aannemelijk dat [geïntimeerden] daarvan de daders zijn (rov. 3.8). Van de bedreiging op 24 februari 2016 is niet voldoende aannemelijk dat deze (mede) was gericht tegen [appellant] (rov. 3.9). Ter zake het incident op 13 maart 2016, bedreiging met de dood, zijn de verklaringen zodanig strijdig met elkaar dat aan de hand daarvan niet is vast te stellen wie de waarheid spreekt (rov. 3.10). Ter zake het incident bij de benzinepomp op 29 april 2016 zijn de lezingen van partijen dermate verschillend, terwijl [appellant] niet heeft betwist dat hij weg kon rijden om de situatie te ontwijken, dat ook dit incident niet als grondslag voor het gevorderde kan dienen (rov. 3.11). Het incident van 29 juni 2016 (deurklink) kan evenmin als grondslag dienen omdat niet is vast te stellen dat [geïntimeerde 1] hier bij betrokken is geweest (rov. 3.12). De voorzieningenrechter heeft niet uitgesloten dat [geïntimeerde 1] op 19 april 2015 [appellant] en zijn vader heeft bedreigd met de woorden “ik zorg dat je vader wordt afgetuigd en jou erbij vies vuil kankerjong”. Dit ene voorval is bezien in relatie tot hetgeen verder is overwogen ten aanzien van de overige incidenten beoordeeld als onvoldoende om aannemelijk te achten dat [appellant] op structurele wijze wordt bedreigd en beledigd en/of lastiggevallen door [geïntimeerden] De vorderingen zijn vervolgens afgewezen met compensatie van de proceskosten.