ECLI:NL:GHSHE:2017:2045

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
11 mei 2017
Zaaknummer
200.211.300_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdhulp

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van [minderjarige] om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 januari 2017 te vernietigen, waarin een machtiging tot gesloten jeugdhulp was verleend. De rechtbank had op verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landgraaf besloten tot een gesloten uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen.

Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de noodzaak van de gesloten plaatsing en de ontwikkeling van [minderjarige] binnen de gesloten jeugdhulp. Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige] te maken heeft met verschillende gedragsproblemen, waaronder ADHD en een oppositionele gedragsstoornis, en dat hij in het verleden betrokken is geweest bij incidenten die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [minderjarige] aangegeven dat hij bereid is om hulp te aanvaarden en dat hij zijn gedrag wil verbeteren.

Het hof heeft geconcludeerd dat de gesloten plaatsing noodzakelijk blijft om [minderjarige] de structuur en veiligheid te bieden die hij nodig heeft. Ondanks de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt, is het hof van oordeel dat het nog te vroeg is om de gesloten plaatsing te beëindigen. De resterende termijn van de machtiging tot gesloten plaatsing, die loopt tot 19 juli 2017, moet door [minderjarige] worden benut om zich verder te ontwikkelen in het kader van de hulpverlening. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 11 mei 2017
Zaaknummer : 200.211.300/01
Zaaknummers 1e aanleg: C/03/230692 / JE RK 17-62 en C/03/230750 / JE RK 17-80
in de zaak in hoger beroep van:
[minderjarige],
thans opgenomen en verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdhulp Icarus te [verblijfplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. S. Mestrini,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landgraaf,
gevestigd te Landgraaf,
verweerder,
hierna te noemen: het college.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [de moeder] en [de vader] ,
hierna te noemen: de ouders.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 januari 2017, zoals hersteld bij beschikking van 24 maart 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 maart 2017, heeft [minderjarige] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat zijn gesloten uithuisplaatsing per direct wordt beëindigd, dan wel wordt beëindigd met ingang van een datum die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 28 maart 2017, heeft het college verzocht het verzoek van [minderjarige] niet toe te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 april 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [minderjarige] , bijgestaan door mr. Mestrini;
  • het college, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van het college] ;
  • de ouders;
  • de raad, vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger van de raad] .
Het hof heeft speciale toegang verleend aan de heer [trajectbegeleider bij Icarus] , de trajectbegeleider van [minderjarige] bij Icarus.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 januari 2017, overgelegd bij V-formulier van mr. Mestrini van 7 april 2017;
  • de V-formulieren van mr. Mestrini van 28 maart 2017 en 21 april 2017 met bijlagen;
  • de machtiging van het college, overgelegd bij faxbericht van 25 april 2017, waarin het college de heer [vertegenwoordiger van het college] machtigt om het college ter zitting in hoger beroep te vertegenwoordigen.
2.5.
Na de mondelinge behandeling zijn, op verzoek van het hof, nog ingekomen:
- op 25 april 2017 een faxbericht van het college van diezelfde datum met als bijlagen
ontbrekende stukken uit de procedure in eerste aanleg;
- op 26 april 2017 een V-formulier van mr. Mestrini van 25 april 2017 met als bijlagen ontbrekende stukken uit de procedure in eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
[minderjarige] is op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] geboren uit het huwelijk van de ouders.
3.2.
Bij beschikking van 12 januari 2017 heeft de rechtbank, op verzoek van het college, een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van twee weken.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van het college, ten behoeve van [minderjarige] een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang 19 januari 2017 voor de duur van zes maanden, derhalve tot 19 juli 2017.
3.4.
[minderjarige] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In het beroepschrift voert [minderjarige] , kort samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de verklaring van de gedragswetenschapper alsmede de verklaringen ter zitting kenbaar maken dat gesloten plaatsing noodzakelijk is voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft inderdaad in februari 2015 een klasgenoot met een schroevendraaier in de rug gestoken, maar dit is gebeurd nadat [minderjarige] maandenlang het slachtoffer is geweest van pesten. [minderjarige] is niet fysiek agressief, enkel verbaal agressief. [minderjarige] heeft niet op 1 januari 2017 zijn ouderlijk huis verlaten met twee grote vleesmessen en een Nokia mobiel. Tevens wordt de betrokkenheid van [minderjarige] bij de zelfmoord van zijn vriend uit het verband gerukt. Zelfmoord is geen gedachte waar [minderjarige] zelf mee heeft gespeeld. Er is een negatief beeld ontstaan over [minderjarige] en de onjuistheden in het rapport van de gedragswetenschapper hebben geleid tot een conclusie met verstrekkende gevolgen.
[minderjarige] is gebaat bij de behandelingen van kinder- en jeugdpsychiater [kinder- en jeugdpsychiater] . [minderjarige] begrijpt dat hij hulp nodig heeft en hij wil deze hulp aanvaarden. [minderjarige] ziet in dat hij verkeerde keuzes heeft gemaakt en wil zijn leven beteren. [minderjarige] heeft enerzijds de vrijheid nodig om zijn eigen beslissingen te nemen, maar is anderzijds ook gebaat bij regelmaat en structuur.
[minderjarige] functioneert goed in de groep van Icarus en accepteert gezag van hogerhand. Hij gebruikt geen verdovende middelen meer. Het onderwijs van Icarus komt niet tegemoet aan [minderjarige] opleidingsniveau. [minderjarige] loopt studievertraging op binnen Icarus en wil uiteindelijk zijn atheneumdiploma halen. De gesloten plaatsing doet [minderjarige] meer kwaad dan goed.
Het contact tussen [minderjarige] en zijn ouders is weer enigszins hersteld en [minderjarige] vindt het fijn zijn ouders regelmatig te zien.
[minderjarige] vervult zijn taken binnen Icarus met verve en doet zijn uiterste best. Er is geen sprake van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en evenmin van het onttrekken aan hulp, aldus [minderjarige] in zijn beroepschrift. [minderjarige] is bovendien bereid om in een open groep te gaan wonen. Ter zitting in hoger beroep heeft [minderjarige] verklaard weer bij zijn ouders te willen wonen.
3.5.
Het college voert in het verweerschrift, kort samengevat, het volgende aan.
De feitelijke onjuistheden in het rapport van de gedragswetenschapper wegen niet op tegen de zorgen met betrekking tot [minderjarige] . Zorgwekkend is ook dat [minderjarige] ter zitting bij de rechtbank desgevraagd aan zijn vader niet kon beloven dat hij, als hij weer thuis zou komen wonen, zijn mobiele telefoon zou inleveren en zich aan de regels zou houden.
De behandelingen van psychiater [kinder- en jeugdpsychiater] zijn in juni 2016 afgesloten. Of het wenselijk is om deze behandelingen te hervatten, is vooralsnog onduidelijk.
[minderjarige] wenste zich ten tijde van het verzoek niet te conformeren aan de regels binnen de gesloten jeugdhulp van Icarus en hij heeft zich bovendien op 16 maart 2017 onttrokken aan de gesloten jeugdhulp door weg te lopen. Een verblijf op een open groep is daarom niet aan de orde.
Dat [minderjarige] zich nu binnen Icarus behandelbaar opstelt en goed functioneert in de groep, laat zien dat [minderjarige] de grenzen van de gesloten jeugdhulp nodig heeft om dit te realiseren. Ook het feit dat hij nu gezag van hogerhand accepteert, is het resultaat van de behandeling en het verblijf binnen de gesloten jeugdhulp. [minderjarige] heeft nu slechts één keuze waarbij er geen ruimte is om zich aan het gezag te onttrekken en hij zijn gedrag moet bijstellen en veranderen.
[minderjarige] is door alle gedragsproblemen en verschillende incidenten op het Bernardinuscollege overgeplaatst naar het speciaal onderwijs van De Buitenhof in [vestigingsplaats] . Wanneer de gesloten plaatsing zou worden beëindigd, zal [minderjarige] in eerste instantie terug moeten naar het speciaal onderwijs. Dit zal een net zo grote studievertraging opleveren als de huidige situatie dat doet.
Dat [minderjarige] inziet dat de plaatsing binnen Icarus ervoor zorgt dat er beter contact is met zijn ouders, spreekt opnieuw voor de noodzaak van de plaatsing en behandeling binnen de gesloten jeugdhulp. Ter zitting heeft het college gepersisteerd bij zijn standpunt.
3.6.
De ouders hebben ter zitting verklaard dat zij nog steeds instemmen met de gesloten plaatsing, mits [minderjarige] in de vorm van verlof zo veel mogelijk thuis kan zijn. Met Pasen en ook het daaropvolgende weekend is [minderjarige] met verlof geweest en dat is goed verlopen. De ouders hebben een heftige tijd met [minderjarige] doorgemaakt. Het gaat nu goed met hem en de ouders achten het in het belang van [minderjarige] dat hij nog iets langer gebruik kan maken van de door Icarus aangeboden hulpverlening. Al met al zien de ouders graag dat [minderjarige] zijn volledige traject bij Icarus - met zoveel mogelijk weekendverlof - succesvol afrondt.
3.7.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de raad [minderjarige] gecomplimenteerd met het positieve gedrag dat hij de afgelopen periode heeft laten zien: [minderjarige] leert voor zichzelf op te komen en [minderjarige] houdt zich tijdens de verlofmomenten aan de regels. Er komt volgens de raad langzaamaan zicht op een thuisplaatsing van [minderjarige] en de raad schat in dat het niet nodig is dat [minderjarige] gesloten geplaatst blijft voor de volledige duur van de machtiging. Beëindiging van de gesloten plaatsing acht de raad op dit moment evenwel prematuur. De raad vreest dat [minderjarige] zijn positieve gedrag nog niet kan vasthouden indien hij wordt geconfronteerd met de vrijheden na beëindiging van de plaatsing. De raad betwijfelt of [minderjarige] al in staat is om op verantwoorde wijze om te gaan met zijn mobiele telefoon en het gebruik van social media en de raad maakt zich zorgen of [minderjarige] weerbaar genoeg is om niet langer om te gaan met ‘verkeerde’ vrienden.
Het hof overweegt omtrent het voorgaande als volgt.
3.8.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 1 Jeugdwet (Jw) kan de rechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jw staat ter beoordeling of:
  • voor [minderjarige] jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
3.8.2.
Een machtiging voor een jeugdige onder de achttien jaar kan op grond van artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
3.8.3.
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jw kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is.
Tot slot behoeft op grond van artikel 6.1.2 lid 6 Jw het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
3.8.4.
Vast staat dat voldaan is aan artikel 6.1.2 lid 3 Jw (instemming van de ouders) en aan de vereisten van lid 5 en lid 6 van dit artikel
.
3.8.5.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat tevens voldaan is aan de vereisten van artikel 6.1.2 lid 2 Jw. Het hof overweegt daartoe als volgt.
3.8.6.
Uit de stukken is gebleken dat [minderjarige] heeft te kampen met ADHD, een oppositionele gedragsstoornis en een licht narcistische persoonlijkheidsstructuur. Op de basisschool is hij wegens ontoelaatbaar gedrag jegens de leerkrachten tweemaal geschorst geweest. Voorts heeft hij wegens ernstige misdragingen (onder meer het bedreigen van medeleerlingen) na de zomer van 2016 gedwongen moeten overstappen van de HAVO naar het speciaal onderwijs. [minderjarige] vertoont manipulatief, verbaal agressief en zelfbepalend gedrag en er zijn zorgen over zijn gewetensontwikkeling. Tevens was tot aan de gesloten plaatsing sprake van drugs- en alcoholgebruik. Het hof begrijpt uit de stukken dat [minderjarige] tegenover de rechtbank en de gedragswetenschapper heeft verklaard dat hij soft- en harddrugs heeft gebruikt en dat hij heeft gehandeld in wiet. In de thuissituatie is het begin januari 2017 tot een ernstig conflict tussen [minderjarige] en zijn ouders gekomen, wat heeft geresulteerd in een zorgmelding van de politie bij Veilig Thuis.
Mede gezien de pas 13-jarige leeftijd van [minderjarige] , beschouwt het hof dit alles als zeer zorgelijk. Voor het hof staat vast dat voor [minderjarige] jeugdhulp noodzakelijk is wegens ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren.
De ernst van de problemen is ter zitting bij het hof door [minderjarige] ook erkend. [minderjarige] heeft verklaard dat het destijds een goede keuze is geweest om hem tijdelijk gesloten te plaatsen en dat hij het zijn ouders niet langer verwijt dat zij de gesloten plaatsing ondersteunden. Ten aanzien van zijn drugs- en alcoholgebruik heeft [minderjarige] verklaard dat hij niet meer gebruikt sinds hij bij Icarus verblijft. [minderjarige] heeft verder ter zitting verklaard dat hij zichzelf heeft verbeterd en dat hij inmiddels bereid én in staat is om zich aan de regels van zijn ouders thuis te houden. Hij zegt te hebben geleerd van zijn fouten.
3.8.7.
Het hof constateert dat [minderjarige] zich binnen Icarus goed gedraagt. Er is inmiddels overgegaan tot het toekennen van weekendverloven. Ter zitting is gebleken dat de ouders en [minderjarige] onder leiding van de heer [trajectbegeleider bij Icarus] deelnemen aan het hulpverleningsprogramma van Icarus genaamd ‘geweldloos verzet’. Ter zitting is verder gebleken dat [minderjarige] na de meivakantie 2017 binnen Icarus zal starten met cognitieve gedragstherapie.
Gezien de ernst van de zorgen en de persoonlijke problematiek van [minderjarige] , acht het hof het in het belang van [minderjarige] dat hij blijft c.q. gaat deelnemen aan de hulpverleningstrajecten binnen Icarus en dat die trajecten succesvol worden afgerond. De gesloten setting vormt hierbij naar het oordeel van het hof een noodzakelijke waarborg. [minderjarige] heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt gedurende zijn plaatsing bij Icarus, maar hij staat nog pas aan het begin van zijn leerproces. Binnen het regime van Icarus ontvangt [minderjarige] de structuur die hij nodig heeft en functioneert hij naar behoren, hetgeen ter zitting door alle betrokkenen is onderschreven. Het hof is van oordeel dat er op dit moment nog een te groot risico bestaat dat [minderjarige] bij het wegvallen van de structuur die hem binnen Icarus wordt geboden, zal terugvallen in zijn eerdere gedragsproblemen en dat hij zich aan de noodzakelijke jeugdhulp zal onttrekken. Bij dit laatste punt neemt het hof in aanmerking dat [minderjarige] recent nog, medio maart 2017, (kortdurend) is weggelopen van Icarus en dat het college ter zitting heeft verklaard dat volgens een recente schoolrapportage (van medio april 2017) [minderjarige] op school heeft verklaard dat hij ‘geen zin heeft in therapie.’
3.8.8.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het op dit moment nog te vroeg is om de gesloten plaatsing te beëindigen. De structuur en de veiligheid die [minderjarige] thans worden geboden, acht het hof noodzakelijk met het oog op [minderjarige] ontwikkeling. De resterende termijn van de afgegeven machtiging, die loopt tot 19 juli 2017, dient door [minderjarige] te worden benut om zich in het kader van voornoemde hulpverleningstrajecten verder te ontwikkelen en om te laten zien dat hij tijdens de verlofmomenten op verantwoorde wijze kan omgaan met vrijheden. Aangezien de therapie ‘geweldloos verzet’ pas onlangs is gestart en [minderjarige] na de meivakantie kan beginnen met de cognitieve gedragstherapie, acht het hof een bekorting van de duur van de verleende machtiging tot gesloten plaatsing niet aan de orde.
3.8.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking (zoals hersteld) dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 januari 2017, zoals hersteld bij beschikking van 24 maart 2017;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M.M. Mostermans, H. van Winkel en A.M.M. Hompus en is op 11 mei 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.