Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief van de advocaat van [minderjarige] d.d. 31 maart 2017, ter griffie ingekomen op 3 april 2017;
- het faxbericht met bijlage van de advocaat van [minderjarige] d.d. 4 april 2017, ter griffie ingekomen op diezelfde datum, met als bijlage het hulpverleningsplan behorende bij de voorwaardelijke machtiging gesloten plaatsing.
3.De beoordeling
18 januari 2017 en heeft geconstateerd dat [minderjarige] omgang had met een vijftien jaar oudere, verslaafde en vuurwapengevaarlijke bekende van de politie met een verleden van vermogens- en geweldsdelicten. Niet betwist is dat [minderjarige] deze voor de politie voortvluchtige persoon ook onderdak heeft geboden. Uit de berichten van de mentor van school blijkt bovendien dat er reële zorgen bestonden over criminele activiteiten op school. Daarnaast blijkt uit die berichten dat [minderjarige] een terugval heeft laten zien op school, waarbij hij vaak afwezig was en onacceptabel gedrag heeft laten zien. Verder acht het hof, gelet op de verklaring van de moeder van [minderjarige] , voldoende gebleken dat hij haar onvoldoende openheid heeft gegeven over wat hij doet als hij buitenshuis is. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat hij heeft geweigerd de gezinsvoogd de vereiste openheid te geven. [minderjarige] heeft ter zitting ook erkend dat zijn gedrag buitenshuis niet in orde was. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat de GI voorafgaande aan de opneming meerdere malen met [minderjarige] over zijn zorgelijke gedrag en de voorwaarden heeft gesproken en met hem heeft besproken wat in dit kader van hem werd verwacht. De (reden van de) beslissing tot opneming moet voor [minderjarige] dan ook geen verrassing zijn geweest. Tijdens het telefoongesprek met de gezinsvoogd voorafgaande aan de opneming heeft hij de gezinsvoogd desgevraagd direct ook goed kunnen uitleggen waarom hij dacht terug te moeten naar de gesloten setting.