In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de ondertoezichtstelling van haar minderjarige kind, [minderjarige], werd verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, stelt dat zij heeft voldaan aan de gestelde doelen en dat het onduidelijk is op welke gronden de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd. De GI, Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, verzet zich tegen het appel van de moeder en stelt dat de moeder niet in staat is om een stabiele opvoedomgeving te bieden. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 april 2017, waarbij de moeder niet aanwezig was. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat zij klaar is om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. Het hof oordeelt dat de huidige pleegzorgplaatsing in het belang van [minderjarige] is, gezien zijn onveilige en onvoorspelbare verleden. De moeder heeft in de afgelopen jaren meerdere keren van verblijfplaats gewisseld en heeft niet consistent voldaan aan de bezoekregeling, wat leidt tot teleurstellingen bij [minderjarige]. Het hof concludeert dat de moeder niet in staat is om de belangen van [minderjarige] voorop te stellen en bevestigt de beslissing van de rechtbank.