ECLI:NL:GHSHE:2017:1898

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 mei 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
200.187.777_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van stroom: aansprakelijkheid en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Enexis B.V. betreffende de aansprakelijkheid voor ongeregistreerd elektriciteitsverbruik ten behoeve van een hennepkwekerij. Op 15 juli 2014 werd in de woning van [appellant] een hennepkwekerij aangetroffen, waarbij illegaal elektriciteit werd afgetapt. Enexis vorderde betaling van € 3.833,72 van [appellant] voor de schade die zij had geleden door het ongeregistreerde verbruik. Het hof oordeelde dat [appellant] jegens Enexis aansprakelijk was voor de schade, omdat hij een zorgplicht had geschonden door de illegale aftakking van elektriciteit toe te laten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, die de vorderingen van Enexis had toegewezen. [appellant] had in hoger beroep grieven aangevoerd tegen de berekening van het verbruik en de proceskostenveroordeling, maar het hof oordeelde dat deze grieven niet konden slagen. De berekeningsmethodiek van Enexis werd als deugdelijk beschouwd en de aannames die aan de vordering ten grondslag lagen, werden niet voldoende weersproken door [appellant]. Het hof veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.187.777/01
arrest van 2 mei 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: mr. A.F.G. Bergmans-Jeurissen te Sittard,
tegen
Enexis B.V.,
gevestigd te Rosmalen,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Enexis,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 maart 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 9 december 2015, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en Enexis als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4131855 / CV EXPL 14-4880)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met één productie;
  • de memorie van grieven met acht producties, genummerd 2 tot en met 9;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Op 15 juli 2014 is in de woning van [appellant] aan de [adres] te [woonplaats] een in gebruik zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In het pand werden twee ruimten aangetroffen die waren ingericht voor het telen van hennepplanten, waarbij één ruimte een reguliere teeltruimte betrof voor het kweken van de hennepplanten en de andere ruimte een droogruimte betrof, waarin geoogste hennep werd gedroogd. De aangetroffen hennepplanten waren ten tijde van ontdekking van de kwekerij ongeveer 6 weken oud. De elektriciteits-aansluiting op voormeld adres stond vanaf 1 maart 2009 op naam van [appellant].
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Enexis de veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [appellant] tot betaling van € 3.833,72, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2014 en met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding.
Aan deze vordering legt Enexis, kort samengevat, ten grondslag dat [appellant] jegens haar tekort is geschoten in de nakoming van een contractuele althans wettelijke zorgplicht, althans jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, door toe te laten dat in zijn woning een illegale aftakking op de aansluitkabel vóór de elektriciteitsmeter was gemaakt, waardoor afgenomen elektriciteit niet werd geregistreerd. Enexis stelt hierdoor schade te hebben geleden, welke zij in totaal begroot op het gevorderde bedrag.
3.2.2.
[appellant] heeft tot verweer aangevoerd dat hij geen overeenkomst heeft gesloten met Enexis en dat hij geen illegale aansluiting heeft aangelegd. Voorts betwist [appellant] de omvang van de door Enexis gestelde schade.
3.3.1.
In het vonnis van 9 december 2015 heeft de kantonrechter de vorderingen van Enexis toegewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld. [appellant] komt hiertegen in hoger beroep en heeft in dat verband twee grieven aangevoerd. Grief 1 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat in al hetgeen Enexis heeft aangevoerd ter onderbouwing van het door haar gevorderde bedrag voldoende grondslag is gelegen om uit te gaan van de juistheid van het berekende verbruik en het in dat verband gevorderde bedrag. Grief 2 is gericht tegen de veroordeling van [appellant] tot vergoeding van de proceskosten. [appellant] concludeert tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Enexis.
3.4.
Geen grief is gericht tegen het oordeel dat [appellant] jegens Enexis aansprakelijk is vanwege het schenden van een zorgplicht. De aansprakelijkheid van [appellant] voor de schade van Enexis als gevolg van het ongeregistreerde elektriciteitsverbruik staat daarom vast. De enkele opmerking dat [appellant] het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof wil voorleggen is onvoldoende om aan te nemen dat [appellant] ook de aansprakelijkheid op zich in hoger beroep ter discussie wil stellen, omdat een specifiek daarop gerichte grief ontbreekt.
3.5.
Voor zover [appellant] in de inleiding van de memorie van grieven bij de weergave van de feiten verwijst naar zijn standpunt in de eerste aanleg (“geen aansprakelijkheid, omdat volgens hem geen sprake was van een illegale aftakking”) kan dat niet tot een ander oordeel leiden dan in eerste aanleg gegeven. Het betreft een blote ontkenning van een feit waarvan Enexis bewijs heeft bijgebracht in de vorm van de foto’s van de hoofdaansluitkast als (onderdeel van) productie 21 bij inleidende dagvaarding (nrs. P7150003, P7150004 en P7150008). Gelet op de met deze foto’s onderbouwde stellingname is de enkele opmerking dat van een illegale aftakking geen sprake is geweest, zonder nadere toelichting waarom dat niet kan blijken uit de geproduceerde foto’s, geen voldoende deugdelijk gemotiveerd verweer en gaat het hof – zo die opmerking al als grief zou zijn bedoeld – daar aan voorbij.
Overigens volgt uit de toelichting op grief 1 dat [appellant] niet bestrijdt dat voor een deel van de apparatuur in de hennepkwekerij elektriciteit is verbruikt zonder dat dat verbruik is geregistreerd. De stelling dat geen sprake zou zijn geweest van een illegale aftakking laat zich niet verenigen met de inhoud van de toelichting op grief 1. Het hof gaat daarom aan die ontkenning voorbij.
3.6.
In de toelichting op grief 1 betwist [appellant] de juistheid van de berekening van het door [appellant] gevorderde bedrag. Blijkens de toelichting op grief 1 is deze slechts gericht tegen de berekening van de omvang van het niet geregistreerde verbruik van elektriciteit. In de toelichting wordt niets opgemerkt over het oordeel van de kantonrechter dat de in het gevorderde bedrag inbegrepen overige onderdelen van de schade (administratiekosten ad € 363,89, vooronderzoekskosten ad € 331,24 en kosten fraudeinspecteur ad € 296,=) toewijsbaar zijn.
3.7.
Ter onderbouwing van de grief voert [appellant] het navolgende aan:
[appellant] is strafrechtelijk vervolgd (en veroordeeld) voor de betrokkenheid bij hennepteelt in de periode van 1 februari 2014 tot en met 15 juli 2014 en in die tijd kan aan de aangetroffen oogst hoogstens één eerdere kweek vooraf zijn gegaan;
[appellant] is in januari 2014 benaderd door twee mannen met het aanbod om in zijn woning een hennepkwekerij te exploiteren;
Enexis brengt geen enkel bewijs bij van het door haar gestelde feit dat aan de aangetroffen teelt acht eerdere kweekrondes vooraf zijn gegaan;
het verhoogde elektriciteisverbruik in 2012 laat zich verklaren door de aanwezigheid van een aquarium en de kantonrechter heeft [appellant] ten onrechte niet toegelaten tot het bewijs van dit feit;
en deel van de apparatuur die in gebruik was voor de hennepkwekerij verbruikte elektriciteit via de meter en alleen de verbruikte elektriciteit voor 9 lampen en 2 waterpompen is niet geregistreerd.
[appellant] berekent het niet geregistreerde elektriciteitsverbruik op 9.154,32 kWh.
3.8.
Enexis heeft in reactie op de memorie van grieven aangevoerd dat zij bij de berekening van het ongeregistreerde verbruik rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de ventilatoren en een kachel in de droogruimte op de huishoudelijke installatie waren aangesloten.
Enexis betwist de relevantie van het feit dat in de strafzaak van een kortere kweekperiode is uitgegaan dan zij doet en verwijst naar haar onderbouwing ten aanzien van de door haar gestelde kweekperiode in de stukken van de eerste aanleg.
3.9.1.
Enexis legt aan haar vordering ten grondslag dat op basis van het gemiddelde elektriciteitsverbruik in de periode van 1 maart 2009 tot 10 februari 2012 het normale huishoudelijke verbruik van [appellant] 7,38 kWh per dag bedroeg (de in de inleidende dagvaarding en in de memorie van antwoord sub 22 genoemde datum 1 maart 2008 berust op een kennelijke verschrijving). Aan de hand van dit daggemiddelde berekent Enexis het normaal huishoudelijk verbruik in deze periode op 2.525 kWh. Dit trekt Enexis af van het geregistreerd verbruik in de periode van 10 februari 2012 tot en met 17 januari 2013 (4.951 kWh), waarna zij het resterende verschil (het “meerverbruik”, volgens Enexis 2.126 kWh, maar feitelijk 2.416 kWh) volledig toerekent aan apparatuur ten bate van een hennepkwekerij die was aangesloten op de huishoudelijke installatie. Vervolgens berekent Enexis het verbruik van die apparatuur voor één teeltronde (1.415 kWh) en deelt zij het geregistreerde meerverbruik door het verbruik van die apparatuur. Het resultaat, een factor 1,5, is volgens Enexis het aantal kweekrondes dat in de genoemde periode heeft plaatsgevonden. Vervolgens veronderstelt Enexis dat de kwekerij operationeel is geweest vanaf 1,5 kweekronde vóór 17 januari 2013, een periode van 15 weken. Op basis van deze berekeningen en aannamen stelt Enexis dat de hennepkwekerij operationeel is geweest vanaf begin oktober 2012.
3.9.2.
Via dezelfde methodiek berekent Enexis dat in de periode van 17 januari 2013 tot 15 juli 2014 een “meerverbruik” van 10.307 kWh kan worden toegerekend aan het aansluiten van de ventilatoren en kachels op de huishoudelijke installatie. Bij een verbruik van die ventilatoren en kachels van 1.415 kWh voor één kweekronde berekent Enexis het aantal kweekrondes in deze periode op 7,3. Bij een periode van 10 weken per kweekronde zou, aldus Enexis, in deze periode de kwekerij 73 weken actief zijn geweest. De periode van 17 januari 2013 tot en met 15 juli 2014 beslaat – zo stelt het hof vast - 74 weken. Aldus herleidt Enexis uit het geregistreerde stroomverbruik dat in de kwekerij 8,8 kweekrondes moeten hebben plaatsgevonden, dus 8 kweekrondes voorafgaand aan de aangetroffen kweek.
3.10.1.
Het hof overweegt nu als volgt.
[appellant] heeft in zijn toelichting op grief 1 de deugdelijkheid van de door Enexis gehanteerde berekeningsmethodiek niet betwist. Overigens volgt uit die methodiek dat Enexis rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat het elektriciteitsverbruik van een deel van de apparatuur wel is geregistreerd, zodat de opmerking op dit punt bij memorie van grieven niet afdoet aan het resultaat van de berekening van Enexis. [appellant] heeft aangevoerd dat Enexis geen bewijs heeft bijgebracht waaruit de juistheid volgt van haar standpunt dat aan de aangetroffen kweekrond 8 eerdere kweekronden vooraf zijn gegaan. [appellant] miskent hiermee dat het leveren van bewijs pas aan de orde komt wanneer tegen het door Enexis gestelde een voldoende, deugdelijk onderbouwd, verweer wordt gevoerd.
3.10.2.
Gelet op de capaciteitsberekeningen die Enexis aan haar vordering ten grondslag legt, had het op de weg van [appellant] gelegen om zijn standpunt dat het meerverbruik van vóór 17 januari 2013 zich laat verklaren door de aanwezigheid van een aquarium te onderbouwen, bijvoorbeeld door nader toe te lichten gedurende welke periode welke apparatuur daarvoor in gebruik was (pomp, verwarming, verlichting) of in elk geval nader te stellen hoe groot dat aquarium was, zodat een grove schatting gemaakt zou kunnen worden van het stroomverbruik ten bate van dat aquarium. Schriftelijke bescheiden ter onderbouwing van de aanwezigheid van een aquarium (aankoopbon, bonnen voor de inkoop van apparatuur, planten, vissen of van visvoer) zijn niet in het geding gebracht. [appellant] heeft ook niets gesteld ten aanzien van de periode gedurende welke het aquarium in werking is geweest. De enkele stellingname dat [appellant] in 2012 de beschikking heeft gehad over een aquarium en dat hierdoor het huishoudelijk verbruik hoger is geworden, zonder nadere stellingname ten aanzien van het daarmee gemoeide stroomverbruik of de omvang van die verhoging, is onvoldoende om de deugdelijkheid van de door Enexis gehanteerde berekening te weerleggen.
3.10.3.
[appellant] heeft nog expliciet te bewijzen aangeboden dat hij een aquarium heeft gehad en dat dit tot een hoger huishoudelijk verbruik heeft geleid, maar zonder nadere onderbouwing met feiten die dat hoger huishoudelijk verbruik kunnen verklaren (welke onderbouwing ontbreekt) of substantiëring is de enkele stellingname dat [appellant] in het bezit is geweest van een aquarium niet relevant, althans onvoldoende. Dat hij hiermee in een voor deze zaak relevante mate stroom heeft verbruikt is door [appellant] niet voldoende onderbouwd. Het hof ziet daarom geen aanleiding om op het bewijsaanbod van [appellant] op dit punt in te gaan.
3.11.
De omstandigheid dat het OM kennelijk vanuit opportuniteitsoverwegingen heeft besloten om [appellant] te vervolgen voor een periode waarvan hij tegenover de politie heeft erkend dat de kwekerij actief is geweest, is voor wat betreft dit civiel geding niet van belang. Dat staat er niet aan in de weg dat Enexis in een civiel geding als uitgangspunt neemt dat [appellant] over een veel langere periode een hennepkwekerij en –drogerij in werking heeft gehad.
3.12.
Rest tenslotte de verwijzing van [appellant] naar zijn verklaring bij de politie dat hij in januari 2014 door twee mannen, vermoedelijk Albanezen, is benaderd met het aanbod om in zijn woning een hennepkwekerij te exploiteren. Het hof merkt op dat [appellant] stelt dat hij dit bij de politie zo heeft verklaard. Daarmee is echter niet gesteld dat zich vóór januari 2014 geen hennepkwekerij in de woning heeft bevonden. De omstandigheid dat hij wordt benaderd over de exploitatie van een hennepkwekerij sluit niet uit dat [appellant] op dat moment al een hennepkwekerij en –drogerij in zijn woning aanwezig had.
[appellant] heeft niet concreet gesteld wie op welk moment de door de politie aangetroffen kweek- en droogruimte heeft ingericht. Voor zover [appellant] zich erop wil beroepen dat de hennepkwekerij en –drogerij pas op een later tijdstip is ingericht dan oktober 2012, heeft hij naar het oordeel van het hof ook dit verweer onvoldoende met concrete, relevante feiten onderbouwd.
3.13.
De slotsom luidt dat grief 1 niet kan slagen. De deugdelijkheid van de door Enexis als uitgangspunt voor haar schatting van het schadebedrag genomen berekeningsmethodiek is door [appellant] niet althans onvoldoende weersproken. De door Enexis daarbij in aanmerking genomen aannames zijn in beginsel voldoende ter onderbouwing van het door haar gevorderde bedrag wegens ongeregistreerd verbruik van elektriciteit, € 2.842,59 exclusief btw. De juistheid van die aannames is door [appellant] niet, althans niet in voldoende mate onderbouwd, weersproken. Tegen de toewijzing van bijkomende kosten als onderdeel van de schade (in totaal € 991,13) is geen grief gericht. Het geschatte schadebedrag komt dan uit op € 3.833,72, welk bedrag in eerste aanleg ook is toegewezen.
3.14.
Grief 2 is gericht tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg en berust op de veronderstelling dat grief 1 slaagt. Nu dat niet het geval is, faalt ook grief 2.
3.15.
Het voorgaande brengt met zich dat het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Enexis op € 718,= aan griffierecht en op € 632,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en R.J.M. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 mei 2017.
griffier rolraadsheer