Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 4] ,
[geïntimeerde 5],
[geïntimeerde 6],
[geïntimeerde 7],
[geïntimeerde 8],
[geïntimeerde 9],
[geïntimeerde 10],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2912554/417 / 14-2986)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het exploot van anticipatie van [geintimeerde 1 c.s.] ;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij brieven van 21 maart 2016 door Silo-Tank en [geintimeerde 1 c.s.] toegezonden producties, die zij bij het pleidooi bij akten in het geding hebben gebracht.
3.De beoordeling
Ingevolge de EEX-Vo (in het bijzonder artikel 22) bestaat er geen noodzaak ambtshalve tot een ander oordeel te komen aangaande de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, zodat deze bevoegdheid als uitgangspunt zal dienen.
[geintimeerde 1 c.s.] , allen Hongaren, hebben een arbeidsovereenkomst gesloten met Silo-Tank. Zij wonen in Hongarije, zijn aldaar sociaal verzekerd en aldaar belastingplichtig. [geintimeerde 1 c.s.] hebben onvoldoende gemotiveerd bestreden dat zij regelmatig na transporten terugkeerden naar Hongarije en van daaruit weer te werk werden gesteld. Vanaf het moment van vertrek vanuit hun woonplaats in Hongarije naar de opstapplaats ontvingen zij loon. Voorts staat vast dat de door Silo-Tank in opdracht van [Transporten B.V.] gereden internationale ritten, waarop [geintimeerde 1 c.s.] werden ingezet, voor slechts een zeer beperkt deel in tijd en in kilometrage in Nederland werden uitgevoerd. In het licht van het vorenstaande legt de omstandigheid dat de betreffende internationale ritten als zodanig in de relevante periode werden uitgevoerd vanuit [vestigingsplaats] en aldaar weer eindigden en dat wellicht ook instructies werden gegeven vanuit [Transporten B.V.] onvoldoende gewicht in de schaal om aan te knopen bij Nederland als het gewoonlijk werkland in de zin van artikel 6 EVO respectievelijk artikel 8 Rome I. Voor zover de vorderingen van [geintimeerde 1 c.s.] gebaseerd zijn op de stelling dat Nederlands arbeidsrecht rechtstreeks van toepassing is omdat Nederland het gewoonlijk werkland is, zijn zij niet toewijsbaar.
Blijkens art. 1, lid 3, sub a van de Detacheringsrichtlijn is deze richtlijn van toepassing op een situatie waarin een in een lidstaat gevestigde onderneming (Silo-Tank) in het kader van een transnationale dienstverrichting – nu in het onderhavige geval in ieder geval immers niet uitsluitend in Hongarije door [geintimeerde 1 c.s.] wordt gereden, vergelijk HvJ EU 18 september 2014, C. 549/13 inzake Bundesdruckerei c. Stadt Dortmund r.o. 26, ECLI:EU:C:2014:2235 - een werknemer voor haar rekening en onder haar leiding, zoals bij een charter het geval, ter beschikking stelt van de ontvanger van de (charter)dienst. Deze laatste, [Transporten B.V.] , is in ieder geval in de lidstaat Nederland werkzaam althans gevestigd. Dat tijdens de periode van terbeschikkingstelling een dienstverband tussen de onderneming (van herkomst, Silo-Tank) en de werknemer bestaat, is in het onderhavige geval zonder meer aan de orde. Er is aldus op het punt van (sec) ter beschikking stellen van een werknemer voldaan aan de in art. 1 lid 3 aanhef en onder a van de Detacheringsrichtlijn voorziene situatie in het kader van charters als ten behoeve van [Transporten B.V.] door Silo-Tank uitgevoerd
op of vanaf het grondgebied van een lidstaat”, waarbij vervolgens (klaarblijkelijk) niet relevant is in welke lidstaat of lidstaten de betrokken chauffeur in het kader van de charter successievelijk zijn werkzaamheden daadwerkelijk verricht.
“Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „ter beschikking gestelde werknemer” verstaan, iedere werknemer diegedurende een bepaalde periode werkt op het grondgebied[vet hof ’s-Hertogenbosch]
van een lidstaat die niet de staat is waar die werknemer gewoonlijk werkt”.
26. Het is algemeen bekend dat de arresten van het Hof in de zaken Laval un Partneri[hof ‘s-Hertogenbosch:: C-341/05, EU:C:2007:809 (hierna: „Laval”
), Rüffert[hof ‘s-Hertogenbosch: Rüffert, C-346/06, EU:C:2008:189]
en Commissie/Luxemburg[hof ‘s-Hertogenbosch: Commissie/Luxemburg, C-319/06, EU:C:2008:350]
aanleiding hebben gevormd voor heftige debatten in de rechtsleer over met name de gevolgen die de vrijheid van dienstverrichting in grensoverschrijdende gevallen heeft voor de rechten van werknemers (en de rechten van vakbonden om die rechten te beschermen). Als vervolg op de genoemde reeks van zaken toont de onderhavige zaak opnieuw aan dat de grensoverschrijdende verrichting van diensten een netelige kwestie blijft. Zo doen zich een aantal moeilijkheden voor die met name verband houden met de positie van ter beschikking gestelde werknemersdie arbeid verrichten in een andere lidstaat[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
dan waar zij in dienst zijn genomen.
“28.
te beschermen. Het feit dat de arbeidskosten van de verschillende lidstaten onderling niet zijn afgestemd vormt ongetwijfeld een stimulans voor de invoering van regels met betrekking tot de detachering van werknemers uit de ene lidstaat naar de andere.29.
en Vander Elst[hof ‘s-Hertogenbosch: C-43/93, EU:C:1994:310]
de lidstaat van ontvangst een ruime marge liet om zijn arbeidsrecht toe te passen op gedetacheerde werknemers, zolang de relevante Verdragsbepalingen inzake de vrijheid van dienstverrichting in acht werden genomen. Tot op zekere hoogte gaf dit de ontvangende lidstaten een blanco volmacht om hun nationale arbeidsrechtelijke wetgeving integraal op gedetacheerde werknemers toe te passen. Volgens deze gedachtegang stond het buitenlandse ondernemingen vrij om hun diensten te verrichten in delidstaat van ontvangst[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
, mits zij zich aanpasten aan de arbeidswetgeving van de ontvangende staat (…).
, tenzij het recht van de staat van herkomst gunstiger is voor de werknemer.
naar de vrijheid van dienstverrichting “.
].
het doel op zich van de dienstverrichting door de dienstverlenende onderneming vormt. (…)
hij noodzakelijk acht – hetgeen in het hoofdgeding het geval lijkt te zijn blijkens de opmerkingen die verweerders in het hoofdgeding ter terechtzitting hebben gemaakt – erop dat de verplaatsing van werknemersnaar de lidstaat van ontvangst[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
niet het doel van de aan de orde zijnde dienst is, maar ondergeschikt is ten opzichte van het verrichten van de in de overeenkomst vastgelegde dienst en dat daarmee sprake is van terbeschikkingstelling van werknemers in de zin van artikel 1, lid 3, onder a), van richtlijn 96/71.”
lagere lonen (…) en andere arbeidsvoorwaarden (…) dan die welke gebruikelijk zijn in de plaats waar het werk tijdelijk wordt uitgevoerd”, en er wordt onder 14 (p.11) in het kader van niet tijdelijkheid van dienstverlening gerept van ‘
werkzaamheden die geheel of voornamelijk op het grondgebied van deze lidstaat zijn gericht”.In onderdeel 19 (p. 13) wordt ook meermalen gerept van “
het gastland” en in onderdeel 24 (p. 15) “
van dwingende bepalingen” die “
nageleefd moeten worden door een onderneming die werknemers detacheert om in dat land tijdelijk werk te verrichten”.
De combinatie en onderlinge samenhang van artikel 1 en 2 maken het onnodig eenlijst met uitzonderingen[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
op te stellen, zoals handelsreizigers, leden van het reizend personeel van een onderneming dieinternationale transportdiensten vanpersonen ofgoederen verzorgt(..)over de weg[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
(...)”.Kortom de Detacheringsrichtlijn ziet bewust niet op de charters als in deze zaak aan de orde, doch slechts op nationaal dat wil zeggen op het grondgebied van een andere lidstaat of in elk geval overwegend op het gebied van die andere lidstaat uitgevoerde charters.
De vrijheid van dienstverrichting geeft ondernemingen onder meer het recht om in een andere lidstaat diensten te verrichten en daarheen tijdelijk eigen werknemers te detacheren voorhet aldaar verrichten[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
van die diensten.”, vervolgens als terug te vinden in artikel 1 lid 1 van bedoelde richtlijn (“
waarde diensten worden verricht”).