In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellant] om de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren. Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg van 21 februari 2017, waarin het verzoek van [appellant] werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [appellant] in minder dan tien jaar voorafgaand aan het verzoek al eerder onder de schuldsaneringsregeling had gestaan, en dat er geen uitzonderingsgrond was die de afwijzing kon rechtvaardigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2017 heeft [appellant], bijgestaan door zijn advocaat mr. D.M. Gijzen, zijn verzoek toegelicht. De beschermingsbewindvoerder van [appellant] was ook aanwezig en steunde het verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de schuldsaneringsregeling op 6 november 2012 van toepassing was verklaard en dat deze op 26 februari 2013 tussentijds is beëindigd. De rechtbank had geoordeeld dat er geen grond was voor een uitzondering op de afwijzingsgrond van artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet, omdat [appellant] niet voldeed aan de kernverplichtingen van de schuldsanering.
Het hof heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht het verzoek van [appellant] heeft afgewezen. Het hof heeft de argumenten van [appellant] overwogen, maar kwam tot de conclusie dat het vonnis van de rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan en dat een nieuwe aanvraag om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling niet de juiste weg is om het eerdere vonnis aan te vechten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van [appellant] om de schuldsaneringsregeling toe te passen werd afgewezen.