ECLI:NL:GHSHE:2017:1856
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en de beoordeling van sollicitatie-activiteiten
In deze zaak gaat het om de toelating van de appellant tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De appellant, die een aanzienlijke schuldenlast heeft van € 149.468,--, heeft in hoger beroep verzocht om het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant te vernietigen, dat zijn verzoek om toelating tot de WSNP had afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen en dat hij te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 12 april 2017 heeft de appellant zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij voornamelijk bij zijn vriendin verblijft en het adres van zijn broer als postadres gebruikt. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder sollicitaties van de appellant en correspondentie met de Belastingdienst. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant pas vanaf november 2016 actief is gaan solliciteren, terwijl hij al eerder had kunnen solliciteren gezien zijn arbeidsongeschiktheid van 61%. Het hof concludeert dat de appellant niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich zal inspannen om baten voor de boedel te verwerven en dat hij niet te goeder trouw is geweest in de afgelopen vijf jaar. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank.