3.1Nu niet is geklaagd over de feitenvaststelling in het bestreden vonnis, gaat ook het hof uit van die navolgende feiten.
Vanaf 1 augustus 2015 huurt [de huurder] van Kleine Meierij de woning aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning) tegen een huurprijs die ten tijde van het bestreden vonnis € 429,79 per maand bedroeg.
De woning bevindt zich op de eerste verdieping van een appartementencomplex met twee woonlagen. De heer [bewoner van adres 1] (hierna: [bewoner van adres 1] ) bewoont [adres 2] , mevrouw [bewoner van adres 3] (hierna: [bewoner van adres 3] ) [adres 3] , de heer [bewoner van adres 4] en mevrouw [mede bewoner van adres 4] (hierna: [bewoner van adres 4] en [mede bewoner van adres 4] ) [adres 4] en de heer en mevrouw [bewoners van adres 5] [adres 5] . Ook zij zijn allen huurders van Kleine Meierij.
De toepasselijke algemene huurvoorwaarden bepalen onder meer in:
- artikel 7.1:
Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.
- artikel 7.5:
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder van welke aard en omvang dan ook (waaronder geluidsoverlast) wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden (waaronder bezoekers) die zich vanwege huurder in het gehuurde, in de gemeenschappelijke ruimten of anderszins in de omgeving van het gehuurde bevinden. Huurder dient een naar het oordeel van verhuurder sociaal woongedrag te vertonen welk woongedrag het woongenot van andere huurders van verhuurder niet mag aantasten.
Eind maart 2016 klaagde [bewoner van adres 1] telefonisch bij de klachtencommissie van Kleine Meierij dat [de huurder] hem op 26 maart 2016 had geduwd, in zijn linkerzij had geslagen, tegen zijn rechterbeen had getrapt en had bespuugd. Op 1 april 2016 deed [bewoner van adres 1] in verband hiermee aangifte bij de politie terzake van mishandeling.
Op 14 april 2016 deed [bewoner van adres 1] aangifte dat [de huurder] hem die dag tegen zijn linkeroor had geslagen.
Op 22 april 2016 deed [bewoner van adres 1] aangifte van een die dag door [de huurder] gedane doodsbedreiging.
Bij brief van 27 juni 2016 schreven [bewoner van adres 4] , [mede bewoner van adres 4] , [bewoner van adres 3] en [bewoner van adres 1] gezamenlijk aan de klachtencommissie over de overlast door [de huurder] het navolgende:
1. Vanaf 2014 sinds bewoning van [de huurder] , zijn er minimaal lx in de week tot meerdere malen in de week ontzettende agressieve buien waarbij urenlang gescholden wordt, tegen muren geslagen wordt en zijn katten uit zijn huis vluchten (laatste 8 weken rustiger)
2. Haalt [de huurder] post uit de brievenbus van bewoners van nr [adres 4]
3. Heeft [de huurder] de auto van vriend van nr [adres 3] beschadigd
4. Heeft [de huurder] bewoner van nr [adres 6] en [adres 2] mishandeld (vanaf maart 2016) Waardoor wij allemaal bewoners [adres 6] , [adres 7] , [adres 8] , [adres 2] , [adres 3] , [adres 1] [de huurder] niet durven aanspreken over zijn asociaal en agressief intimiderend gedrag
5. Is [de huurder] een enorme drugsgebruiker
(het lijkt wel een coffeeshop en stinkt voor in de hal (politie kan dit bevestigen) en achter waardoor wij niet normaal kunnen genieten van de lente/zomer zon)
6. Stinkt het nu ongeveer 8 weken ook enorm naar drugs als [de huurder] niet thuis is.
Bij brief van 13 juli 2016 schreef (woonconsulente [woonconsulente] namens) Kleine Meierij aan [de huurder] dat hij op 10 juli 2016 twee omwonenden ( [bewoner van adres 1] en mevrouw [bewoners van adres 5] ) in hun gezicht heeft gespuugd en sommeerde zij [de huurder] dat hij zich als goed huurder moet gedragen omdat zij anders naar de rechter zal gaan om ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen.
Op 17 juli 2016 meldde [bewoner van adres 3] bij de politie beschadiging van de auto van haar vriend, vermoedelijk gepleegd door [de huurder] .
Op 16 juli 2016 stuurden [bewoner van adres 4] en [mede bewoner van adres 4] een brief met een opsomming van door [de huurder] veroorzaakte overlast naar de klachtencommissie. Naast de in de brief van 27 juni 2016 opgesomde voorvallen vermeldden zij onder meer dat [de huurder] de gehele inhoud van zijn vuilnisbak voor hun deur heeft geleegd en dat [de huurder] medio juli 2016 [bewoner van adres 4] heeft bespuugd. Zij schreven erg bang te zijn en dat zij veelvuldig op een intimiderende manier door [de huurder] worden opgewacht.
Bij brief van 26 juli 2016 schreef [bewoners van adres 5] aan de klachtencommissie over van [de huurder] ondervonden overlast, waaronder dat zij er op 14 april 2016 getuige van was dat [de huurder] [bewoner van adres 1] mishandelde, dat ze zelf begin juli 2016 door [de huurder] is bespuugd en bedreigd en dat ze bang is voor [de huurder] .
Volgens het daarvan opgemaakte proces-verbaal deed [bewoner van adres 1] op 26 juli 2016 aangifte van een die dag door [de huurder] gepleegde mishandeling nadat [de huurder] eerst op straat tegen buurtbewoners had gezegd dat [bewoner van adres 1] pedofiel is, [de huurder] hem had uitgedaagd en een kopstoot had gegeven, hem duwen had gegeven en hem bij zijn keel naar achteren had geduwd.
Bij brief van 29 juli 2016 schreef [bewoner van adres 1] aan de klachtencommissie dat hij te lijden heeft onder de mishandelingen, bedreigingen, overlast en leugens van [de huurder] . Een soortgelijke brief stuurde hij op 16 augustus 2016 naar Kleine Meierij.
Onder verwijzing naar haar sommatie van 13 juli 2016 schreef Kleine Meierij bij brief van 2 augustus 2016 aan [de huurder] dat zijn agressieve gedrag naar omwonenden onacceptabel is en dat ontvangen nieuwe meldingen van agressief intimiderend gedrag van omwonenden aanleiding is een juridische procedure te starten waarin zij in rechte ontbinding van de huurovereenkomst zal eisen.
Na een door [de huurder] gedane telefonische melding over een slaande ruzie in hun huis kwam de politie op 8 augustus 2016 bij [bewoner van adres 4] en [mede bewoner van adres 4] aan de deur.
[bewoners van adres 5] deed aangifte van een op 10 augustus 2016 door [de huurder] gepleegde (doods)bedreiging.
Volgens het daarvan opgemaakte proces-verbaal deed [bewoner van adres 1] aangifte van een op 17 augustus 2016 door [de huurder] gepleegde vernieling doordat [de huurder] na het roepen van een scheldwoord met een ringsleutel sloeg, waarvoor [bewoner van adres 1] kon wegduiken maar die vervolgens het windscherm van diens snorfiets beschadigde.
Op 22 augustus 2016 mailde [mede bewoner van adres 4] aan Kleine Meierij dat [de huurder] die avond hard op zijn overkapping sloeg en tegen iedereen die bij haar op bezoek was begon te schelden, waarvoor de politie is gebeld. Daarbij schreef [mede bewoner van adres 4] ook dat [de huurder] de hele middag van de dag daarvoor een erg hard op de muur kloppend geluid maakte en dat hij hen nog steeds dreigend op staat te wachten als ze thuis komen.
Op 30 augustus 2016 mailde [mede bewoner van adres 4] aan Kleine Meierij dat [de huurder] hen nog steeds dreigend op staat te wachten als ze thuis komen van het werk, dat [de huurder] hen dan naspuugt en dat [de huurder] op 26 augustus 2016 voor haar deur ging staan en belemmerde dat zij haar woning in kon.
Volgens het daarvan opgemaakte proces-verbaal deed [bewoner van adres 4] aangifte van een op 1 september 2016 door [de huurder] gepleegde mishandeling doordat [de huurder] hem een stoot in de rug had gegeven.
Bij brief van 1 september 2016 schreef [bewoners van adres 5] aan de klachtencommissie te hebben gezien dat [de huurder] [bewoner van adres 1] sloeg, bevestigt zij ook andere incidenten en beschrijft ze dat ze uit angst voor [de huurder] niet alleen thuis durft te zijn en slecht slaapt.
Een op 7 september 2016 door de politie opgemaakt proces-verbaal van bevindingen vermeldt onder meer de vorengenoemde incidenten en totaal 38 in de periode van 27 februari 2015 tot en met 4 september 2016 gedane meldingen, waarbij is opgemerkt dat er nog meer meldingen waren waarvoor de politie niet is opgetreden omdat dat niet noodzakelijk was of omdat er geen capaciteit voor was. Blijkens het proces-verbaal waren twee meldingen afkomstig van [de huurder] maar constateerde de politie daarvoor geen overlast en de politie concludeert onder meer:
De huidige situatie is derhalve verstoort dat niet alleen de bewoners van perceelnummer [adres 2] en [adres 1] hierbij betrokken zijn maar dat er van meerdere buurtbewoners klachten komen. De klachten zijn vooral gericht op de bewoner van perceelnummer [adres 1] . Tevens kan ik, als vertegenwoordiger van de politie, de veiligheid van de bewoner van perceelnummer [adres 1] niet garanderen, in die zin dat buurtbewoners te kennen hebben gegeven dat zij mogelijk op hun eigen manier dit probleem zouden kunnen aanpakken. Wijkbewoners geven aan dat de woonsituatie en het woongenot door de bewoner van perceelnummer [adres 1] dermate is verstoort.
Na daartoe bij brief van 12 september 2016 door Kleine Meierij gedane uitnodiging, spraken partijen op 27 september 2016 over de overlastmeldingen van omwonenden betreffende [de huurder] .
Bij aan Kleine Meierij gestuurde e-mail van 25 september 2016 beschreven [bewoner van adres 4] en [mede bewoner van adres 4] voornoemde incidenten en dat [de huurder] op 4 september 2016 intimiderend naar [mede bewoner van adres 4] zou hebben gekeken en stukken hout naar haar zou hebben gegooid, waarvoor [mede bewoner van adres 4] de politie belde. Daarin beschreven zij ook dat [de huurder] in september 2016 meermalen foto’s en filmpjes van hen zou hebben gemaakt, hetgeen zij eveneens bij de politie hebben gemeld. Zij beschreven verder dat zij bang zijn dat [de huurder] hen iets zal aandoen en dat zij hun huis geen veilige omgeving meer vinden.
Bij op 26 september 2016 aan Kleine Meierij gezonden e-mail benadrukte [bewoners van adres 5] dat de door [de huurder] veroorzaakte problemen haar teveel worden, dat zij het niet meer aan kan en dat zij een gesprek met Slachtofferhulp had om daarover te praten.