In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Falaste B.V. en verschillende geïntimeerden met betrekking tot de verkoop van een onroerende zaak. Falaste B.V. stelde dat de koper en verkoper van het pand, evenals de hypotheekhouder, onrechtmatig hebben gehandeld tegenover haar, omdat zij een ouder recht op het pand claimde op basis van een eerdere koopovereenkomst. De rechtbank Oost-Brabant had in eerste aanleg alle vorderingen van Falaste afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waaronder de verkoop van het pand door de ex-partner van een van de geïntimeerden aan Falaste in 2009, en de daaropvolgende verkoop van hetzelfde pand aan andere partijen in 2012. Falaste voerde aan dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om haar roerende zaken uit het pand te verwijderen voordat de verkoop aan de nieuwe eigenaren plaatsvond. Het hof oordeelde dat Falaste niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst was tussen Falaste en de ex-partner van de geïntimeerde.
Uiteindelijk heeft het hof de eerdere uitspraak van de rechtbank bekrachtigd en Falaste veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs bij claims van onrechtmatige daad en de gevolgen van het niet tijdig ondernemen van juridische stappen.