4.1De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder “2. De feiten” vermeld van welke feiten zij is uitgegaan. Hetgeen vervolgens is vermeld, is niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
a. In 2006 is [geïntimeerde] begonnen met het exploiteren van zijn éénmanszaak waarin hij actief was in het leveren en aanleggen van elektrische vloerverwarming van het merk ‘Speedheat’. Zijn werkzaamheden bestonden uit het voor opdrachtgevers zelf aanleggen van de vloerverwarming en daarnaast uit niet-uitvoerende werkzaamheden als verkoop en administratie. [geïntimeerde] had geen personeel in dienst en huurde voor de uitvoering van de opdrachten incidenteel (ongeveer één dag per maand) andere franchisenemers van Speedheat in wanneer hij het leggen van de vloerverwarming door tijdgebrek zelf niet kon uitvoeren.
b. Met ingang van 8 december 2006 heeft [geïntimeerde] bij Achmea afgesloten een arbeidsongeschiktheidsverzekering genaamd ‘InkomensZekerPlan’. Hiertoe heeft [geïntimeerde] in november 2006 een aanvraagformulier (productie 13 bij brief van [geïntimeerde] van 14 augustus 2014) ingevuld, waarin is vermeld:
“(…)
(Kandidaat-)verzekerde
(…)
Hoofdberoep: installateur, verkoop vloerverwarming electrisch
(…)
Bedrijf/beroep
- Welk bedrijf/ beroep oefent u uit? Uren per week Sinds Zelfstandig
installateur, verkoop vloerverwarming electrisch 45 2006 ja
- Waaruit bestaan uw werkzaamheden?
30% niet uitvoerende werkzaamheden
70% uitvoerende werkzaamheden te weten: Installatie Electrische vloerverwarming
- Welke rechtsvorm heeft het bedrijf? Eenmanszaak
- Heeft u personeelsleden in dienst? nee
- Werken uw partner en/of uw kinderen in het bedrijf mee? nee
(…)”.
Het antwoord ter zake de verdeling van de werkzaamheden tussen uitvoerend en niet-uitvoerend gaf [geïntimeerde] naar aanleiding van een daartoe strekkende vraag van Achmea.
c. Achmea heeft op 11 december 2006 aan [geïntimeerde] een Kopie Verzekeringsbewijs afgegeven (productie 1 dagvaarding in eerste aanleg), waarop is vermeld:
“(…)
Beroep(en) Exploitant van een installatie- en handelsbedrijf voor vloerverwarming
(…)
Dekking Het verzekerde inkomen is € 26.000.
(…)
Indexering Het verzekerde inkomen wordt jaarlijks op de polisverjaardag verhoogd met 3 procent. (…)
Eerstvolgende 8 december 2007. (…)”.
d. Op de aldus tot stand gekomen verzekeringsovereenkomst zijn de ‘Voorwaarden InkomensZekerPlan’ (model 30604) van toepassing verklaard (productie 2 dagvaarding in eerste aanleg, hierna: de polisvoorwaarden). De tekst van de polisvoorwaarden luidt voor zover relevant als volgt:
“(…)
Art6 Arbeidsongeschiktheid
Wij stellen de mate van arbeidsongeschiktheid vast aan de hand van rapportages van door ons aan te wijzen deskundigen.
Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde beperkt is in zijn of haar functioneren.
Zonder iets af te doen aan het voorgaande is arbeidsongeschiktheid aanwezig als de verzekerde voor ten minste 25% ongeschikt is voor het verrichten van werkzaamheden die verbonden zijn aan het beroep of bedrijf, of die in het beroep of bedrijf in redelijkheid van de verzekerde verlangd kunnen worden. Bij het vaststellen van de werkzaamheden houden we rekening met mogelijke taakaanpassingen, taakverschuivingen, en/of aanpassing van werkomstandigheden.
We drukken de mate van arbeidsongeschiktheid uit in een percentage. Dit percentage noemen wij het arbeidsongeschiktheidspercentage.
(…)
Art20 Betaling van de uitkering
Wij berekenen de uitkering telkens over een periode van één maand. Wij maken dit bedrag zo spoedig mogelijk na afloop van deze periode over.
(…)
Art25 Premiereductie bij arbeidsongeschiktheid
Zolang de verzekerde recht heeft op uitkering bij arbeidsongeschiktheid en deze arbeidsongeschiktheid langer dan 52 weken bestaat, verlenen wij korting op de premie.
Het kortingspercentage is gelijk aan het uitkeringspercentage.
Als de premiekorting tot gevolg heeft dat wij premie moeten terugbetalen, doen wij dit zo spoedig mogelijk na de eerstvolgende polisverjaardag.
(…)”.
e. Nadat [geïntimeerde] zich voor het eerst vanaf 1 oktober 2007 bij Achmea (deels) arbeidsongeschikt heeft gemeld, is hij in ieder geval met ingang van 7 december 2010 door -samengevat - schouder- en rugklachten geheel beroepsarbeidsongeschikt geraakt voor de uitvoerende taken binnen de éénmanszaak, het leggen van vloerverwarming, één en ander vastgesteld door een door Achmea ingeschakelde arbeidsdeskundige (onder andere productie 8 conclusie van antwoord, en rapport van 7 december 2010). Vanaf laatstgenoemde datum heeft Achmea aan [geïntimeerde] een uitkering verstrekt gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 70%, alsmede een korting op de door [geïntimeerde] te betalen premie van dezelfde hoogte.
f. [geïntimeerde] en zijn advocate hebben Achmea op in ieder geval bij brieven van 5 december 2013 (productie 8 dagvaarding eerste aanleg) en 29 januari 2014 (productie 9 dagvaarding in eerste aanleg) aangemaand hem (maandelijks) een uitkering gebaseerd op 100% arbeidsongeschiktheid te verstrekken en hem over het verleden na te betalen. Achmea heeft niet aan deze sommatie voldaan. In de brief van 29 januari 2014 werd Achmea daartoe een termijn gesteld van 3 dagen.
4.2.1[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. voor recht verklaart dat Achmea met ingang van 7 december 2010, althans 2 februari
2014, in verzuim is,
2. voor recht verklaart dat [geïntimeerde] op en na 7 december 2010 voor 100% beroepsarbeidsongeschikt (noot hof: per abuis is vermeld “beroepsarbeidsgeschikt) is en dat Achmea daarom aan hem een uitkering op basis van 100% van de verzekerde som van
€ 29.262,- per jaar moet betalen en dat deze uitkering met 3% per jaar is geïndexeerd;
3. voor recht verklaart dat Achmea aan [geïntimeerde] de wettelijke rente ex art. 6:119 BW verschuldigd is over de achterstallige uitkeringen met ingang van de eerste dag volgende op de maand waarop de uitkering betrekking heeft, te beginnen per 7 december 2010, althans 1 januari 2011 althans 2 februari 2014, althans datum dagvaarding;
4. voor recht verklaart dat Achmea aan [geïntimeerde] op en na 7 december 2010 100% premievrijstelling dient te verlenen en de nadien onverschuldigd betaalde premies aan [geïntimeerde] dient terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2010, althans vanaf de dag van betaling door [geïntimeerde] tot de dag van terugbetaling door Achmea, althans vanaf de datum dagvaarding;
5. Achmea veroordeelt om vanaf 7 december 2010 aan [geïntimeerde] te betalen een, met 3% per jaar geïndexeerde, uitkering van 100% van de verzekerde som van € 29.262,- per jaar, telkens vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW met ingang van de eerste dag volgende op de maand waarop de uitkering betrekking heeft, althans vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 2 februari 2014, althans vanaf datum dagvaarding, en overigens onder aftrek van hetgeen Achmea vanaf 7 december 2010 wegens uitkering aan [geïntimeerde] betaalde;
6. Achmea veroordeelt om aan [geïntimeerde] te betalen de op en na 7 december 2010 door hem onverschuldigd betaalde premies vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, vanaf 7 december 2010, althans vanaf betaling van de premies door [geïntimeerde] , althans vanaf 2 februari 2014, althans vanaf datum dagvaarding, tot datum terugbetaling door Achmea;
7. Achmea veroordeelt om aan [geïntimeerde] te betalen € 1.935,76, althans € 904,- wegens buitengerechtelijke advocaatkosten, vermeerderd met de hierover berekende wettelijke rente ingaande datum dagvaarding tot dit bedrag geheel zal zijn voldaan;,
8. Achmea veroordeelt in de proceskosten.
Het hof merkt op dat een subsidiaire vordering ontbreekt.
4.2.2De rechtbank heeft:
- voor recht verklaard dat Achmea met ingang van 2 februari 2014 in verzuim is;
- voor recht verklaard dat [geïntimeerde] met ingang van 7 december 2010 voor 100% beroepsarbeidsongeschikt is en dat Achmea hem een uitkering van 100% van de verzekerde som van € 29.262,- per jaar dient te betalen, en dat deze uitkering met 3% per jaar is geïndexeerd;
- voor recht verklaard dat Achmea de wettelijke rente ex art. 6:119 BW verschuldigd is over de achterstallige maandelijkse uitkeringen tot en met januari 2014, ingaande 2 februari 2014;
- voor recht verklaard dat Achmea aan [geïntimeerde] met ingang van 7 december 2010 100% premievrijstelling dient te verlenen en de nadien onverschuldigd betaalde maandpremies aan [geïntimeerde] dient terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over het totaalbedrag aan de onverschuldigd betaalde maandpremies tot en met november 2013, ingaande 2 februari 2014;
- Achmea veroordeeld om vanaf 7 december 2010 aan [geïntimeerde] te betalen een met 3% per jaar geïndexeerde uitkering van 100% van de verzekerde som van € 29.262,- per jaar, onder aftrekt van hetgeen Achmea vanaf 7 december 2010 wegens uitkering aan [geïntimeerde] betaalde, over de achterstallige maandelijkse uitkeringen tot en met januari 2014 vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, ingaande 2 februari 2014;
- Achmea veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen de vanaf 7 december 2010 door hem onverschuldigd betaalde maandpremies, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over het totaalbedrag aan de onverschuldigd betaalde maandpremies tot en met november 2013, ingaande 2 februari 2014;
- Achmea veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen € 925,- inzake buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf de datum van dagvaarding. Achmea is verder veroordeeld in de proceskosten, het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.
4.3.1Achmea vordert in het principaal appel onder het voordragen van 12 grieven en onder vermeerdering van eis dat het hof uitvoerbaar bij voorraad vernietigt het vonnis van 29 oktober 2014 en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [geïntimeerde] afwijst alsmede [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van € 40.959,47, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de appelprocedure alsmede de kosten in eerste aanleg.
[geïntimeerde] voert verweer.
4.3.2[geïntimeerde] vordert in het incidenteel appel onder het voordragen van drie grieven dat het hof het vonnis zal bekrachtigen, maar daarbij de wettelijke rente over de achterstallige uitkeringen zal toewijzen met ingang van 7 december 2010, althans 15 december 2010, althans 1 januari 2011, althans 2 februari 2014, en de wettelijke rente over de premierestitutie zal toewijzen vanaf 9 december 2010, althans 9 december 2011, althans 2 februari 2014, met veroordeling van Achmea in de kosten van het incidenteel appel.
Achmea voert verweer.