ECLI:NL:GHSHE:2017:1789

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
20-000743-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gemeenteraadslid wegens schending geheimhoudingsplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, een gemeenteraadslid van Heerlen, werd ten laste gelegd dat hij opzettelijk een geheim heeft geschonden dat hij als gemeenteraadslid verplicht was te bewaren. De zaak draait om de geheimhouding die door het college van burgemeester en wethouders was opgelegd op basis van artikel 25 van de Gemeentewet. Het hof heeft vastgesteld dat de geheimhoudingsplicht niet correct was bekrachtigd door de gemeenteraad, waardoor deze verviel. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat het hof niet overtuigd was dat hij het geheim had geschonden. De uitspraak benadrukt het belang van een uitdrukkelijk besluit van de gemeenteraad voor de bekrachtiging van geheimhouding en de gevolgen van het ontbreken daarvan. De beslissing van het hof is een belangrijke uitspraak over de rechtsgeldigheid van geheimhoudingsbesluiten en de verantwoordelijkheden van gemeenteraadsleden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000743-15
Uitspraak : 24 april 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 februari 2015 in de strafzaak met parketnummer 03-700140-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1975,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk schenden van een geheim, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt, te weten gemeenteraadslid voor de gemeente Heerlen, verplicht was te bewaren.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het alternatief ten laste gelegde (“(financiële) informatie afkomstig van een derde”) bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake zal veroordelen tot een geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging, en aldus de grondslag van het onderzoek, is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 mei 2013 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, een geheim waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift, dan wel van vroeger ambt of beroep, te weten (gemeente)raadslid voor de gemeente Heerlen, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte,
(financiële) informatie, afkomstig uit de bijlagen bij de raadsinformatiebrief WOZL van februari 2013, welke raadsinformatiebrief met bijlagen onder oplegging van geheimhouding van 4 maart 2013 tot en met 7 mei 2013 ter inzage was gelegd voor leden van de gemeenteraad,
en/of
(financiële) informatie, afkomstig van een derde, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze informatie overeenkwam met, dan wel raakte aan de informatie waarop geheimhouding rustte, te weten de bijlagen bij de raadsinformatiebrief WOZL van februari 2013, welke raadsinformatiebrief met bijlagen onder oplegging van geheimhouding van 4 maart 2013 tot en met 7 mei 2013 ter inzage was gelegd voor leden van de gemeenteraad,
gepubliceerd of laten publiceren op de [website van de politieke partij van verdachte] , het [Twitteraccount van de politieke partij van verdachte] en het [Facebookaccount van de politieke partij van verdachte] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij een geheim dat hij als gemeenteraadslid van Heerlen verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden door op 8 mei 2013 bepaalde informatie te publiceren op de [website van de politieke partij van verdachte] , te weten financiële informatie afkomstig uit bescheiden die onder oplegging van geheimhouding ter inzage waren gelegd voor leden van de gemeenteraad en/of financiële informatie afkomstig van een derde, van welke informatie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze overeenkwam met informatie waarop geheimhouding rustte, te weten informatie uit bescheiden die onder oplegging van geheimhouding ter inzage waren gelegd voor leden van de gemeenteraad.
Relevante wettelijke bepalingen
De tenlastelegging is toegesneden op art. 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr).
Art. 272 lid 1 Sr luidt:
“1. Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.”
Art. 25 lid 2 en 3 van de Gemeentewet luiden, voor zover hier van belang:
“2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college (…) ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan de leden van de raad overleggen. (…).
3. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.”
Het onderzoeksthema
Bestanddeel van het in art. 272 lid 1 Sr strafbaar gestelde misdrijf is onder meer dat sprake is van een geheim dat de verdachte verplicht is te bewaren. De strafrechter kan slechts tot een veroordeling komen indien dit bestanddeel vaststaat.
Het hof ziet aanleiding om te onderzoeken of de verdachte op 8 mei 2013 een geheimhoudingsplicht had met betrekking tot de door hem op de [website van de politieke partij van verdachte] gepubliceerde informatie. Hiervoor is het nodig om te onderzoeken of de gemeentelijke besluitvorming met betrekking tot de geheimhouding voldoet aan de wettelijke regeling dienaangaande in de Gemeentewet.
Besluitvorming met betrekking tot de geheimhouding
Het hof stelt vast dat de besluitvorming met betrekking tot de geheimhouding als volgt is verlopen:
  • Op 19 februari 2013 hebben Burgemeester en Wethouders (B&W/het college) van Heerlen besloten om de raad te informeren onder meer over het huisvesten van het kantoorpersoneel van het Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg (WOZL) op één locatie in het voormalige CBS-pand te Heerlen. Tevens heeft het college besloten – kennelijk op de voet van art. 25 lid 2 Gemeentewet – de geheimhouding op te leggen voor de duur van 5 jaren ten aanzien van onder meer een bijlage genaamd “besparing” in huisvesting, alsmede om deze bijlage onder oplegging van geheimhouding ter inzage te leggen voor de leden van de raad.
  • Op 4 maart is de “raadsinformatiebrief februari 2013” per e-mail verzonden aan de leden van de raad. In deze brief, die onder meer betrekking heeft op het huisvesten van het kantoorpersoneel van WOZL in het voormalige CBS-pand, wordt beargumenteerd waarom bepaalde informatie geheim moet blijven. Aan het slot wordt vermeld: “Bijlagen. Onder geheimhouding ter inzage bij de griffie: (…) een overzicht van de besparing vanwege huisvesting van het kantoorpersoneel op een unilocatie.”
  • De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding was opgelegd, hebben vanaf 4 maart 2013 ter inzage gelegen bij de griffier. Blijkens de aantekening op het schutblad en blijkens mondelinge mededeling van de griffier heeft niemand deze stukken ingezien.
  • Op 12 maart 2013 vindt een raadsvergadering plaats, waarop de onderhavige kwestie niet is geagendeerd omdat dit volgens de gemeente Heerlen vanwege de voor die vergadering geldende cyclus (van het verzenden van stukken en commissievergaderingen voorafgaande aan de raadsvergadering) niet meer mogelijk was.
  • Op 27 maart 2013 wordt een voorstel aan de raad geformuleerd voor de raadsvergadering van 9 april 2013, met als onderwerp “Het kennis nemen van de ingekomen stukken en van de wijze van afhandeling ervan”, registratienummer 2013/5247. Op de laatste bladzijde van dit vergaderstuk wordt vermeld, onder het hoofd “raadsinformatiebrieven”, onder 3 “Raadsinformatiebrief d.d. 4 maart 2013 inzake de WOZL van februari 2013 (…) (ter kennisname).” Hierbij wordt niet verwezen naar het besluit van het college om geheimhouding op te leggen.
  • Op 9 april 2013 vindt een vergadering van de gemeenteraad plaats. Agendapunt 4 van deze vergadering was “Het kennis nemen van de ingekomen stukken en van de wijze van afhandeling ervan. (2013/5247)”. Blijkens de notulen van deze vergadering (blz. 11-12) is bij de bespreking van dit agendapunt de geheimhouding niet ter sprake geweest. Tijdens deze vergadering heeft de raad het volgende besluit genomen: “Besluit unaniem. Overeenkomstig het voorstel voor kennisgeving aangenomen.”
Gedragingen van de verdachte
De verdachte, lid van de gemeenteraad, heeft op 23 februari 2013 op de [website van de politieke partij van verdachte] een bericht geplaatst onder de kop “B&W Heerlen houdt kantoorkosten Wozl geheim”. Hierin wordt onder meer geschreven: “Tijdens de raadsvergadering van 5 februari jl. gaf de wethouder n.a.v. vragen van [politieke partij van verdachte] aan dat het om een jaarlijkse besparing (op kantoren) van ruim 300.000 (!) euro ging. (…) Tijdens de wekelijkse collegevergadering van dinsdag jl. besloten burgemeester en wethouders (…) om dit financiële voordeel – voor de duur van 5 jaar – geheim te houden.”
Op 8 mei 2013 heeft de verdachte op de [website van de politieke partij van verdachte] een bericht geplaatst onder de kop “Jaarlijkse (huur)inkomsten voormalig CBS gebouw lijken ’t dubbele van de koopprijs.” In dit bericht wordt geschreven “Tegen een kennelijk tarief van 55 euro per vierkante meter kantoorruimte kan Wozl in het voormalige CBS gebouw terecht.” Het genoemde tarief per vierkante meter kantoorruimte wordt genoemd in de bijlage “besparing” ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd door het college van burgemeester en wethouders.
De verdachte heeft verklaard dat hij deze informatie niet heeft ontleend aan de geheime bijlage, die hij nooit heeft ingezien, maar heeft gehoord van een derde die buiten het gemeentelijk apparaat staat.
Vanwege het bericht op 8 mei 2013 op de [website van de politieke partij van verdachte] heeft de gemeente Heerlen op 25 juni 2013 aangifte gedaan van schending van de geheimhoudingsplicht door leden van de fractie [politieke partij van verdachte] .
Bekrachtiging
Ingevolge art. 25 lid 3 Gemeentewet vervalt de door het college opgelegde verplichting tot geheimhouding, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering wordt bekrachtigd.
Redelijke wetsuitleg brengt mee dat onder de “eerstvolgende vergadering” van de raad wordt verstaan de eerstvolgende vergadering na het besluit van het college tot oplegging van geheimhouding waarop redelijkerwijs de kwestie van de geheimhouding kan worden geagendeerd met het oog op de bekrachtiging door de raad.
Bekrachtiging van geheimhouding als bedoeld in artikel 25 lid 3 Gemeentewet vergt een uitdrukkelijk besluit van de gemeenteraad. Dit kan worden afgeleid uit de wettelijke systematiek van de Gemeentewet, waaruit blijkt dat de raad als hoofd van de gemeente fungeert en om die reden ook in laatste instantie over kwesties zoals geheimhouding beslist. Tevens volgt het naar het oordeel van het hof uit de rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In haar uitspraak van 21 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1809, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak overwogen:
“5.1. Indien het college met toepassing van artikel 25, tweede lid, de geheimhouding aan de raad heeft opgelegd, vervalt de geheimhouding indien de raad die geheimhouding niet in de eerstvolgende raadsvergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, bekrachtigt. Ingevolge artikel 55, derde lid, kan alleen de raad de geheimhouding opheffen. Uit de totstandkomingsgeschiedenis (Kamerstukken II, 1985/86, 19 403, nr. 3, blz. 83) blijkt dat de wetgever welbewust op deze wijze het laatste woord over de geheimhouding van aan de raad voorgelegde stukken bij hem als hoogste orgaan binnen de gemeente heeft gelegd. Naar het oordeel van de Afdeling moet hieruit worden afgeleid dat de bevoegdheid van het college om geheimhouding op te leggen van tijdelijke aard is. Nadat de raad het besluit tot bekrachtiging heeft genomen, vloeit de verplichting tot geheimhouding voort uit dat besluit en kan alleen de raad de geheimhouding opheffen. Indien het college zijn besluit tot het opleggen van geheimhouding zou kunnen herroepen en daarmee de geheimhouding ongedaan zou kunnen maken, zou dat betekenen dat het college bevoegd zou zijn de geheimhouding ongedaan te maken na de bekrachtiging waarmee die geheimhouding voor verantwoordelijkheid van de raad is gekomen. Dat zou een doorkruising met zich brengen van de na de bekrachtiging exclusief aan de raad toegekende bevoegdheid om te beslissen omtrent de opgelegde geheimhouding van de stukken. Dat strookt naar het oordeel van de Afdeling niet met de strekking van artikel 25, tweede lid, en artikel 55, derde lid, en met de bijzondere positie van de raad als hoogste orgaan zoals de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis heeft beoogd.”
Gelet op het voorgaande en bovendien gelet op de zwaarwegende belangen die met geheimhouding gemoeid zijn – een geheimhoudingsplicht uit hoofde van artikel 25 Gemeentewet betekent immers een inbreuk op het in artikel 7 van de Grondwet neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting, reden waarom de wetgever het noodzakelijk achtte dat de geheimhoudingsplicht werd neergelegd in een formeel wettelijke bepaling (Kamerstukken II, 1985/86, 19 403, nr. 3, blz. 83) – stelt het hof vast dat bekrachtiging van een op grond van artikel 25 lid 2 Gemeentewet door het college van burgemeester en wethouders opgelegde geheimhoudingsplicht een uitdrukkelijk besluit van de raad vergt.
Aan de raad is echter geen voorstel voor een uitdrukkelijk besluit tot bekrachtiging voorgelegd. Evenmin heeft de raad in zijn vergadering van 9 april 2013 een uitdrukkelijk besluit tot bekrachtiging van de door het college opgelegde verplichting tot geheimhouding genomen.
Het loutere ‘besluit: overeenkomstig het voorstel voor kennisgeving aangenomen’, kan niet worden gekwalificeerd als een (uitdrukkelijk) besluit tot bekrachtiging van de door het college opgelegde verplichting tot geheimhouding.
Als gevolg van het ontbreken van een besluit van de raad tot bekrachtiging, is de door het college opgelegde verplichting tot geheimhouding vervallen, ten laatste op 9 april 2013.
Derhalve zal de verdachte worden vrijgesproken van de tenlastelegging dat hij op 8 mei 2013 een geheim dat hij als gemeenteraadslid verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. H.A.W. Vermeulen en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.E.J. Hendricksen, griffier,
en op 24 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. B. Stapert is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.