ECLI:NL:GHSHE:2017:1736

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
20-002436-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijke teelt van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 16 juli 2015, waarin hij werd veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 oktober 2013 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand een hoeveelheid van ongeveer 780 hennepplanten, wat een overtreding van artikel 3 onder C van de Opiumwet vormt. De verdachte werd echter vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat het hof onvoldoende bewijs achtte voor zijn betrokkenheid bij deze diefstal. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor de bewezenverklaring van de teelt van hennep. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-002436-15
Uitspraak : 7 april 2017
VERSTEK / dnip

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 juli 2015 in de strafzaak met parketnummer
02-177199-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte ter zake van (het medeplegen van) de onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] zal toewijzen overeenkomstig de beslissing van de eerste rechter, met vermeerdering van de kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep ten bedrage van € 632,00.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013, in elk geval op of omstreeks 1 oktober 2013 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(in de uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 780 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair
dat ene [naam A] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013, in elk geval op of omstreeks 1 oktober 2013 te Breda met elkaar, althans één van hen, (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan het [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 780 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013, in elk geval op of omstreeks 1 oktober 2013 te Breda, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [naam A] en/of die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen, althans (onder) te verhuren;
2. primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013, in elk geval op of omstreeks 1 oktober 2013 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een elektriciteitswerk (meterkast/[hoofd]aansluitkast) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair
dat ene [naam A] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013, in elk geval op of omstreeks 1 oktober 2013 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een elektriciteitswerk (meterkast/[hoofd]aansluitkast) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam A] en/of die een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die [naam A] en/of die een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013 te Breda, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [naam A] en/of die een of meer onbekend gebleven personen voornoemd pand (althans een gedeelte van voornoemd pand) alwaar zich voornoemd elektriciteitswerk (meterkast/[hoofd]aansluitkast) zich bevond, ter beschikking te stellen, althans (onder) te verhuren.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende aanwijzingen bevatten op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte in de ten laste gelegde periode enige strafrechtelijk relevante betrokkenheid, te weten: in de vorm van medeplegen dan wel medeplichtigheid, heeft gehad bij de diefstal van elektriciteit ten behoeve van de onderhavige hennepkwekerij, gepleegd in het onderhavige, door hem gehuurde pand.
Bijgevolg zal de verdachte worden vrijgesproken van de onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde feiten.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 oktober 2013 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan het [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 780 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1. primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • het gegeven dat het bewezen verklaarde handelen van verdachte in verband staat met het telen van en de handel in hennep, hetgeen allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten veroorzaakt;
  • de omstandigheid dat -zoals wetenschappelijk is aangetoond- het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, in het bijzonder waar het geestelijke aandoeningen betreft;
  • de omstandigheid dat de verdachte, met veronachtzaming van de belangen van zijn toenmalige partner, uitsluitend heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin, hetgeen het hof hem zwaar aanrekent.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 januari 2017, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezen verklaarde meerdere keren door de Nederlandse en Belgische strafrechter is veroordeeld, onder andere ter zake van -zakelijk weergegeven- het aanwezig hebben van cocaïne;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in het bijzonder de omstandigheid dat hij niet over een bekende woon of verblijfplaats in Nederland beschikt.
Naar het oordeel van het hof kan op grond daarvan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd en kan evenmin worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Op grond daarvan acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het hierna te vermelden aantal maanden passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.564,57, te vermeerderen met kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 768,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.474,35.
In hoger beroep heeft de benadeelde partij de vordering verminderd tot het bedrag dat in eerste aanleg is toegewezen, te vermeerderen met de kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep ten bedrage van € 632,00.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde] in haar vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de benadeelde partij verwijzen in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. T.A. de Roos en mr. J. Huurman-van Asten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Y.P. Schleijpen, griffier,
en op 7 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. De Roos en mr. Huurman-van Asten zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.