In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 16 juli 2015, waarin hij werd veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 oktober 2013 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand een hoeveelheid van ongeveer 780 hennepplanten, wat een overtreding van artikel 3 onder C van de Opiumwet vormt. De verdachte werd echter vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat het hof onvoldoende bewijs achtte voor zijn betrokkenheid bij deze diefstal. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor de bewezenverklaring van de teelt van hennep. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen.