ECLI:NL:GHSHE:2017:1695

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
200.164.731_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar waardebepaling van onrechtmatig verwijderde roerende zaken

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot de waardebepaling van onrechtmatig verwijderde roerende zaken. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.P.G.M. Gorgels, heeft een geschil met meerdere geïntimeerden, die gezamenlijk worden aangeduid als [geïntimeerden c.s.], en worden vertegenwoordigd door advocaat R. Teerink. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 oktober 2014.

Het hof heeft in eerdere tussenarresten partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen en de vragen die aan deze deskundigen voorgelegd moeten worden. De appellant heeft betoogd dat er meer metaal is afgevoerd dan zichtbaar is op de overgelegde foto’s en heeft verzocht om een deskundigenonderzoek. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant onvoldoende heeft onderbouwd dat andere spullen zijn verwijderd dan die op de foto’s zijn afgebeeld, en bewijslevering is derhalve niet aan de orde.

In de uitspraak van 18 april 2017 heeft het hof bepaald dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden naar de waarde van de afgebeelde zaken op de foto’s. De deskundige, W. Joldersma van Value & Views, is benoemd om de vragen van het hof te beantwoorden. Het hof heeft ook richtlijnen gegeven voor het onderzoek en de rapportage door de deskundige, en heeft een voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld. De zaak is verwezen naar de rol in afwachting van het deskundigenbericht, waarna verdere beslissingen zullen volgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.164.731/01
arrest van 18 april 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. M.P.G.M. Gorgels te Waalwijk,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden sub 1 tot en met sub 3,
hierna aan te duiden als [geïntimeerden c.s.] ,
advocaat: R. Teerink te Tilburg,
4.
[geïntimeerde 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde sub 4,
niet verschenen,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 7 april 2015, 30 augustus 2016 en 3 januari 2017 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg onder zaaknummer 2636123 CV EXPL 13-10904 gewezen vonnis van 22 oktober 2014.

11.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 3 januari 2017;
  • de akte van [geïntimeerden c.s.] van 31 januari 2017;
  • de akte van [appellant] van 31 januari 2017.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

12.De verdere beoordeling

12.1.
Bij laatstgenoemd tussenarrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het aantal, de deskundigheid en de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld suggesties te doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
12.2.
Partijen hebben te kennen gegeven dat met de benoeming van één deskundige kan worden volstaan en de benoeming van de deskundige voorts aan het hof overgelaten met dien verstande dat [geïntimeerden c.s.] hebben aangegeven dat het een taxateur van roerende zaken moet zijn en dat [appellant] heeft aangegeven dat het een taxateur van roerende zaken zou kunnen betreffen, bij voorkeur met expertise op het gebied van industriële goederen.
12.3.
[appellant] heeft voorts aangevoerd dat meer metaal is afgevoerd dan op de foto’s zichtbaar is en dat hij dit wil en kan bewijzen. Aan de deskundige dient volgens [appellant] derhalve de vraag te worden voorgelegd: “Hoeveel kilogram metaal is volgens de deskundige zichtbaar op de foto’s en hoeveel kilogram “oud-metaal” is volgens de deskundige afgevoerd uitgaande van een opbrengst van € 826,-- en de destijds geldende prijzen?”
12.4.
Het hof passeert voornoemd standpunt van [appellant] . In rechtsoverweging 9.2.2 van het tussenarrest van 3 januari 2017 heeft het hof geoordeeld dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat andere spullen uit de boerderij zijn verwijderd dan die welke op de, als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie, door [geïntimeerden c.s.] overgelegde foto’s zijn afgebeeld. Het hof blijft bij dat oordeel, bewijslevering is derhalve niet aan de orde.
12.5.
Het voorgaande brengt mee dat ook hetgeen door [appellant] onder randnummers 7 en 8 van zijn akte van 31 januari 2017 is aangevoerd dient te worden verworpen.
12.6.
Onder randnummer 9 heeft [appellant] nog aangevoerd dat het van belang is dat de deskundige het huidige bedrijf van [appellant] bezoekt.
Dienaangaande oordeelt het hof dat de deskundige de vrijheid heeft zijn onderzoek in te richten op de wijze die hem juist voorkomt, aan de hand van de richtlijnen die daarvoor in het algemeen gelden. Het staat partijen evenwel vrij de deskundige te vragen zijn bedrijf te bezoeken.
12.7.
[geïntimeerden c.s.] hebben nog opgemerkt dat zij enkel de beschikking hebben over digitale kleurenfoto’s.
12.8.
Het hof oordeelt dat onder de in r.o. 9.2.6 van het tussenarrest van 3 januari 2017 genoemde originele foto’s de digitale versie daarvan valt. Indien de deskundige dit wenst zal [geïntimeerden c.s.] de deskundige een kleurenprint daarvan verstrekken. Aan de advocaat van [appellant] dient dan een gelijke kopie te worden verstrekt.
12.9.
[geïntimeerden c.s.] wijzen er op dat niet alle zaken die op de foto’s zichtbaar zijn ook daadwerkelijk zijn afgevoerd. De zaken die op de container liggen zijn vanzelfsprekend afgevoerd. Op de foto’s in en rondom de schuur zijn ook zaken zichtbaar die niet aan [appellant] toebehoren en zaken die wel aan hem toebehoren maar bewust achtergebleven zijn in verband met de waarde (bijvoorbeeld de “auto”).
12.10.
Dienaangaande oordeelt het hof dat wanneer tussen partijen een geschil bestaat over of een zaak, die is afgebeeld op de als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie door [geïntimeerden c.s.] overgelegde foto’s, al dan niet is afgevoerd en/of al dan niet aan [appellant] toebehoort, partijen dit geschil aan de deskundige kunnen voorleggen en dat de deskundige daar aandacht aan kan besteden.
12.11.
Al het voorgaande brengt mee dat het hof, onder verwijzing naar r.o. 9.2.3 en r.o. 9.2.6 van het tussenarrest van 3 januari 2017, aan de deskundige de volgende vragen voorlegt.
Wat was volgens u op 8 januari 2011 de verkoopwaarde in het economisch verkeer van de op de foto’s, overgelegd als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie, afgebeelde zaken? Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk per zaak specificeren.
Zijn er op de foto’s kabels afgebeeld die zijn “aangevreten” en zo ja in hoeverre bepaalt dat de waarde op 8 januari 2011?
Zijn op de foto’s zaken afgebeeld die volgens u op 8 januari 2011 nog konden worden gebruikt voor gebruik eigen aan de zaak?
Wat acht u verder nog van belang om op te merken?
Bij het voorgaande merkt het hof nog op dat met zaken, roerende zaken wordt bedoeld.

13.De uitspraak

Het hof:
13.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 12.11 van dit arrest geformuleerde vragen;
13.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
W. Joldersma
Value & Views
[adres]
[postcode] [kantoorplaats]
13.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
13.4.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
13.5.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 713,90 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [appellant] genoemd voorschot van € 713,90 zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
13.6.
benoemt mr. Y.L.L.A.M. Delfos-Roy tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
13.7.
verwijst de zaak naar de rol van 22 augustus 2017 in afwachting van het deskundigenbericht;
bepaalt dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant] ;
[geïntimeerden c.s.] kunnen een antwoordmemorie nemen;
13.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, M.G.W.M. Stienissen en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 april 2017.
griffier rolraadsheer