september 2009: Aanbrengen grondverbetering voorzijde, afvoeren puinhoudende grond, leveren stampbeton en 8 september 2009: Aanbrengen grondverbetering voorzijde, leveren stampbeton.
De getuige [getuige 3] , in 2009 werkzaam voor [Bouwbedrijf] , heeft hierover verklaard:
“Wat betreft 7 en 8 september 2009: Vanwege de vermelding “voorzijde”, ga ik er vanuit dat dit te maken heeft met de nieuwe bestrating die aan de voorzijde is aangebracht. Volgens mij is daar altijd grondverbetering voor nodig en slaat dit deel van deze post daarop. Ik weet niet hoe het zit met afvoer van puinhoudende grond en het leveren van stampbeton op die data.”
De getuige [getuige 1] , in 2009 werkzaam voor [Grondwerken] , heeft hierover verklaard:
“Ik weet nog wel dat er stampbeton moest komen voor een bandenlijn, want er kwam ook een hele nieuwe parkeerplaats. Dat was aan de voorzijde. Ik heb daar met de kraan gewerkt voor de grondverbetering en als ik het goed heb ook meegewerkt aan het verwerken van het stampbeton.”
Uit het proces-verbaal blijkt dat de raadsheer-commissaris hierbij heeft opgemerkt: de getuige denkt hier lang over na en oppert een aantal mogelijkheden, die de raadsheer-commissaris niet zo in verband kan brengen met de genoemde werkzaamheden.
De getuige [getuige 2] , in 2009 werkzaam voor [Grondwerken] , heeft hierover verklaard:
“Ik weet nog dat wij de grond tussen het gebouw en het pad met platen moesten stutten zodat de grond niet in zou vallen. Ook weken na de start van de werkzaamheden moest er puinhoudende grond worden afgevoerd. (…) als je met stampbeton begint, moet je er ook mee doorgaan.”
De getuige [uitvoerder 1] , in 2009 werkzaam voor [Grondwerken] , heeft hierover verklaard:
“Wat betreft 7 september en 8 september 2009 (…) Dit kan ik mij nog heel concreet herinneren. In de laatste fase bleek er opnieuw een probleem te zijn. Het ging om de voorzijde, bij de vernieuwde ingang van het oude pand. Daar bleek dat het hele pand op palen stond en er moest weer beton worden gestort om een goede fundering te kunnen maken. Dat was aanvankelijk niet voorzien. Wij moesten dus een heel diep gat graven en een betonnen ondergrond creëren om daar vervolgens de betonnen fundering op te storten. De verwachting was aanvankelijk dat er een veel minder diep gat hoefde te komen en dat er geen speciale ondergrond nodig zou zijn. [uitvoerder 2] en ik stonden voor het gat. Hij gaf mij mondeling opdracht voor het aanbrengen van de grondverbetering en het afvoeren van het puin. Ook hier geldt dat we nog niet konden zeggen om hoeveel extra kosten het zou gaan. Er is wel besproken dat dit niet onder de oorspronkelijke opdracht viel.”
De getuige [financieel directeur] , financieel directeur [Bouwbedrijf] Bouwbedrijf B.V., heeft hierover verklaard:
“er was sprake van een aangrenzende muur, die bijna omviel. Het ging om ongeveer 5 meter muur. Er moest met grote spoed grondverbetering worden aangebracht. Die grondverbetering bestond uit stampbeton. Als ik naar de lijst van data en werkzaamheden kijk, zou ik zeggen dat het gaat om de post van 7 september 2009. Ik weet niet, of het wellicht onder de posten van 26 tot en met 29 mei 2009 gaat. Dat heb ik niet met dhr. [uitvoerder 2] besproken. Hij kan het vast straks toelichten.”
De getuige [uitvoerder 2] , in 2009 uitvoerder bij [Bouwbedrijf] Bouwbedrijf, heeft hierover verklaard:
“De werkzaamheden (…) zijn volgens mij allemaal punten die onder de aannemerssom vielen. Er is maar één uitzondering. Ik heb op 7 september 2009 aan de grondwerkers een mondelinge opdracht gegeven, om stampbeton te leveren en mee te helpen dit stampbeton aan te brengen. Dit was om de fundering en een tuinmuur te ondersteunen. Het ging in totaal om 10 – 12 meter, op de plekken die op de plattegrond met A, B en C zijn aangeduid. De grond moest meter voor meter worden weggegraven en er moest gelijk beton in worden gestort, anders stortte het in. Het werk gebeurde op 7 en 8 september 2009. De data heb ik uit mijn dagboek gehaald.
Daarnaast heb ik geen andere opdrachten voor meerwerk gegeven. (…) Die beslissing over A, B en C, waar ik net over vertelde, moest ik vanwege de instabiliteit van de muur op dat moment nemen. Daarover kon ik dus niet vooraf overleggen.
U houdt mij voor wat dhr. [de werkvoorbereider] heeft verklaard dat ik hem heb opgebeld en hem heb verteld dat de grondslag niet goed was en dat [Grondwerken] Grondwerken dieper moest uitgraven. Dat zal dan het werk zijn waarover ik zojuist heb verklaard (A, B en C). Het is lang geleden en het kan zijn dat ik het dus op die manier heb doorgegeven.
Alleen voor die werkzaamheden heb ik een mondelinge opdracht gegeven, dat achteraf als meerwerk geldt. Ik blijf erbij dat ik alleen voor de werkzaamheden van 7 en 8 september 2009 een opdracht heb gegeven.”
De getuige [technisch directeur bij en mede-eigenaar van Bouwbedrijf] , technisch directeur bij en mede-eigenaar van [Bouwbedrijf] Bouwbedrijf, heeft hierover verklaard:
“Op een gegeven moment belde [uitvoerder 2] mij omtrent een probleem aan de voorzijde. Er moest dieper worden uitgegraven voor de fundering en er moest extra stampbeton worden gestort. De tuinmuur dreigde in te storten. Deze problemen deden zich voor op de plekken die op de plattegrond met A, B en C zijn aangeduid (ruwe aanduiding). A en B zien op de fundering en C op de tuinmuur. [uitvoerder 2] heeft toen met [uitvoerder 1] afgesproken dat [Grondwerken] Grondwerken hiervoor meerwerk zou verrichten.(…)”.