De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het hierna volgende aan.
Ten onrechte heeft de rechtbank het gezag van de moeder over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] beëindigd en het verzoek van de moeder tot benoeming van een onafhankelijke deskundige afgewezen.
De aanvaardbare termijn, waarbinnen de moeder in staat is om voor de minderjarigen te zorgen, is nog niet verstreken.
Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat de moeder te kampen heeft met een hardnekkige persoonlijkheidsproblematiek. Inmiddels heeft zij haar leven weer op de rails. Zo is zij ruim twee jaar ‘clean’, heeft zij een stabiele relatie, een eigen woning en is er structuur in haar leven. Ook verricht zij dagelijks vrijwilligerswerk.
De moeder erkent dat zij in het verleden de minderjarigen heeft belast, maar zij doet dit al geruime tijd niet meer. Ook is het onjuist dat de moeder haar afspraken niet zou nakomen.
De rapporten van de raad zijn gebaseerd op onjuiste, onvolledige en verouderde informatie.
De moeder is van mening dat de GI dan wel de raad haar zodanig dient te ondersteunen dat het voor haar weer mogelijk is om op eigen kracht verder te gaan. Zij heeft onvoldoende steun en hulp gekregen om haar pedagogische kwaliteiten, voor zover nodig, te vergroten. Er is nooit gewerkt aan een thuisplaatsing van de minderjarigen.
Het is daarbij van belang dat [minderjarige 1] pas sinds april 2014 in een pleeggezin verblijft en de tweeling sinds kort in het huidige pleeggezin.
Nu er ten aanzien van de moeder onzorgvuldig is gehandeld, dient er op grond van het bepaalde in artikel 810a lid 2 Rv een nieuw onderzoek te worden verricht door een onafhankelijk deskundige, hetgeen in het belang van de minderjarigen is. In dit onderzoek kan tevens de gehechtheid van de minderjarigen zorgvuldig worden onderzocht, hetgeen volgens de moeder nog niet, althans nauwelijks, is gebeurd.