4.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Bij vonnis van 8 oktober 2013 (productie 1 dagvaarding in eerste aanleg) is op verzoek van Holding [Holding] B.V. (noot hof: deze rechtspersoon wordt in andere producties “[Holding] Holding B.V.” genoemd) in staat van faillissement verklaard [de gefailleerde] B.V. (hierna de gefailleerde) met aanstelling van de curator tot curator.
b. [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 2] waren bestuurders van de gefailleerde. [geïntimeerde 3] was gevolmachtigde en ook feitelijk bestuurder van de gefailleerde. [geïntimeerde 1] is de bestuurder van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 5] (productie 2 bij dagvaarding).
c. De tussen de gefailleerde als verkoper en voor zover nodig [geïntimeerde 5] en voor zover van toepassing Autobedrijf [geïntimeerde 3] [plaats] B.V. enerzijds en anderzijds als koper [Holding] Holding B.V. op 19 december 2006 gesloten “overeenkomst tot verkoop respectievelijk koop” (productie 3 bij dagvaarding; hierna de koopovereenkomst) houdt in, voor zover van belang:
“(…)
16. Voor de afwikkeling van de garantieverplichtingen, die verkoper heeft ten aanzien van relaties die in de voorbij drie jaren een nieuwe auto hebben gekocht bij verkoper, zal verkoper aan koper een vergoeding betalen van € 26.025,00 exclusief omzetbelasting (…). Beide partijen hebben dit bedrag als bindend aangenomen.
17. Voor de afwikkeling van de garantieverplichtingen op gebruikte auto’s is door verkoper een lijst opgesteld (…), samen (…) 55 auto’s. Voor de afwikkeling van garantie daarop zal verkoper aan koper een vergoeding betalen van € 8.250,00 exclusief omzetbelasting. Beide partijen hebben dit bedrag als bindend aangenomen.
18. Koper zal in principe al het gekochte, na ontvangst van de factuur, contant betalen, doch uiterlijk binnen 10 dagen na levering, onder aftrek van de passiva-posten. (…)
d. Op 31 oktober 2008 heeft Holding [Holding] B.V. twee facturen ten bedrage van de garantieverplichtingen uit artikel 16 en 17 van de koopovereenkomst gestuurd aan de gefailleerde (nr. 4.3 conclusie van antwoord), die onbetaald zijn gebleven
e. Bij vonnis van 20 maart 2013 (productie 4 dagvaarding in eerste aanleg) is de gefailleerde bij verstek veroordeeld tot betaling van € 41.887,79 aan Holding [Holding] B.V. uit hoofde van de garantieverplichtingen (productie 4 bij dagvaarding). Vanwege het wederom uitblijven van betaling vroeg Holding [Holding] B.V. het faillissement van de gefailleerde aan.
4.2.1De curator heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart:
a. dat de [geïntimeerden] . jegens de curator, althans jegens de faillissementsboedel, althans jegens de crediteuren in het faillissement van de gefailleerde onrechtmatig gehandeld hebben;
b. dat gedaagden sub 1 als bestuurders bovendien specifiek aansprakelijk zijn ex B.W. II, art. 9 en 248;
c. dat de betaling aan [geïntimeerde 2] ad € 145.859,- paulianeus is;
d. dat de curator tijdig de vernietiging heeft ingeroepen van de betaling van de gefailleerde aan [geïntimeerde 5] , althans deze betaling te vernietigen, met veroordeling van [geïntimeerden] . tot betaling van € 145.859,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, vanaf 1 januari 2007, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot de dag de algehele voldoening, hoofdelijk, zodat voor zover de één betaalt, ook de anderen zullen zijn bevrijd;
2. [geïntimeerden] . hoofdelijk, zodat voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, veroordeelt tot het betalen van een bedrag, nader op te maken bij staat, ter zake het volledige tekort in het faillissement van gefailleerde;
3. [geïntimeerden] . hoofdelijk, voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, veroordeelt in de proceskosten, alsmede in de nakosten ad € 131,- zonder betekening en van € 199,- in het geval van betekening van het te wijzen vonnis.
4.2.2De rechtbank heeft het gevorderde afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat wie dan ook van [geïntimeerden] . tenminste wist dat Holding [Holding] B.V. een vordering had op de gefailleerde en dat vanwege de betaling aan [geïntimeerde 5] deze vordering niet meer kon worden voldaan. De curator is veroordeeld in de proceskosten.
4.3.1Bij memorie van grieven heeft de curator zeven grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis, en geconcludeerd tot toewijzing van het door hem bij appeldagvaarding gevorderde. De curator heeft in die appeldagvaarding gevorderd dat het hof:
1. zal vernietigen het vonnis van 29 april 2015;
2. alsnog voor recht zal verklaren:
a. dat de [geïntimeerden] . jegens de curator, althans jegens de faillissementsboedel, althans jegens de crediteuren in het faillissement van de gefailleerde onrechtmatig gehandeld hebben;
b. dat [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] als bestuurders, althans feitelijk leidinggevenden van de gefailleerde, jegens de curator, althans jegens de faillissementsboedel, althans jegens de crediteuren in het faillissement van de gefailleerde aansprakelijk zijn op grond van art. 2:9 en/of art. 2:248 BW;
c. dat de betaling van € 145.859,- uit het vermogen van de gefailleerde aan [geïntimeerde 5] paulianeus is op grond van art. 42, althans art. 47 Fw en de curator van deze rechtshandeling tijdig de vernietiging heeft ingeroepen;
3. de rechtshandelingen die aan de betaling van de € 145.958,- door de gefailleerde aan [geïntimeerde 5] ten grondslag liggen alsnog zal vernietigen op grond van art. 42, althans art. 47 Fw;
4. [geïntimeerden] . hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan de curator van € 145.859,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007, tot de dag de algehele voldoening, des dat de één betalende de anderen in zoverre gekweten zijn;
5. [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan de curator van een geldbedrag gelijk aan het definitieve tekort in het faillissement van de gefailleerde, desnodig nader op te maken bij staat, des dat de een betalende de anderen in zoverre gekweten zijn;
6. [geïntimeerden] . hoofdelijk zal veroordelen om al hetgeen de curator ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] . heeft voldaan aan de curator terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling, des dat de een betalende de anderen in zoverre gekweten zijn;
7. [geïntimeerden] . hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten ad € 131,- zonder betekening en € 199,- in geval de betekening, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het arrest (zoals het hof “vonnis” leest), en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijk rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, des dat de een betalende de anderen in zoverre gekweten zijn;
alles, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.
[geïntimeerden] . voeren verweer.
4.3.2[geïntimeerden] . vorderen in het incidenteel appel en onder het voordragen van een grief dat het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hun grief gegrond zal verklaren en het vonnis van 29 april 2015 zal vernietigen voor zover door hen bestreden, en alsnog rechtdoende de vorderingen van de curator volledig zal afwijzen met veroordeling van hem in de kosten van het geding in beide instanties.
De curator voert verweer.