Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 3039967 / CV EXPL 14-5383)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
“De onderhavige overeenkomst is een duurovereenkomst van bepaalde tijd en is gesloten voor de duur van48 MAANDEN. De Abonnee[[appellant], hof]
kan evenwel besluiten de overeenkomst tussentijds op te zeggen mits de betaling van eenopzeggingsvergoeding gelijk aan 40%van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode.”“In alle gevallen van contractbreuk door de Abonnee, anders dan op grond van een toerekenbaar tekortschieten van BeUp in de nakoming van haar verbintenis, is deze gehouden om aan BeUp de daaruit voor BeUp voortvloeiende schade te vergoeden. Deze schade wordt geraamd op een som die gelijk is aan minimaal 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode.”
Een beroep op artikel 4 van de overeenkomst komt [appellant], anders dan zij aanvoert, (zonder nadere toelichting, die ontbreekt) niet toe. In artikel 4.1 tweede zin is opgenomen:
“BeUp zal evenwel het recht hebben deze overeenkomst te ontbinden indien na een onderzoek van de financiële toestand van de Abonnee[[appellant], hof]
of op grond van de technische bijzonderheden van zijn verzoek, BeUp zal achten geen gevolg te kunnen geven aan de onderhavige overeenkomst. In dat geval wordt de overeenkomst ontbonden, zonder dat de Abonnee uit dien hoofde aanspraak kan maken op enige vergoeding.”.Deze bepaling hield dus een bevoegdheid in van BeUp, ter bescherming van haar eventuele belangen; nergens blijkt uit dat met deze bepaling een zorgplicht jegens [appellant] in het leven werd geroepen.
Ook het beroep van [appellant] op misbruik van omstandigheden is ongegrond. Uit de stellingen van [appellant] kan niet worden afgeleid dat zij niet in vrijheid haar wil heeft kunnen bepalen bij het aangaan van de overeenkomst. De stellingen van [appellant] op dit punt komen erop neer dat BeUp tijdens het verkoopgesprek misleidende mededelingen heeft gedaan of een agressieve verkoopmethode heeft gehanteerd, maar [appellant] betwist niet dat de door haar ondertekende onderhandse akte duidelijk is en dat zij voor het aangaan van de overeenkomst de gelegenheid heeft gehad deze akte te lezen, zodat niet kan worden aangenomen dat [appellant] door een bijzondere omstandigheid zoals haar onervarenheid op zakelijk gebied werd bewogen tot het aangaan van de overeenkomst of dat hetgeen BeUp in dit verband wist of moest begrijpen haar zou behoren te weerhouden van het bevorderen van de totstandkoming van de overeenkomst (artikel 3:44 lid 4 BW). De stelling van [appellant] dat BeUp tijdens het verkoopgesprek heeft toegezegd dat de overeenkomst tussentijds kosteloos kon worden beëindigd komt aan de orde in het kader van het eventueel te leveren tegenbewijs (3.6 hiervoor).
Anders dan [appellant] aanvoert valt niet in te zien dat artikel 10.1.1/10.1.2 na ontbinding niet meer geldt. [appellant] heeft gelet op de bewoordingen van artikel 10.1.1/10.1.2, opgevat overeenkomstig de kennelijke aard en strekking daarvan, redelijkerwijs niet mogen begrijpen dat zij door de ontbinding wordt bevrijd van de verbintenissen die voortvloeien uit dit artikel.
[appellant] voert terecht aan dat de boete voor matiging in aanmerking komt. Het hof betrekt bij de oordeelsvorming hierover de navolgende omstandigheden.
(a) Het stelsel van artikel 10.1.1 komt erop neer dat [appellant] een verbintenis voor 48 maanden is aangegaan en dat zij gedurende deze looptijd uitsluitend van de overeenkomst af kan komen indien zij een zeer substantiële vergoeding betaalt (gelijk aan 40% van wat zij verschuldigd zou zijn bij volledige uitvoering van de overeenkomst gedurende de resterende looptijd). Een situatie waarbij niet art. 10.1.1, maar art. 10.1.2 wordt toegepast, leidt de facto tot eenzelfde uitkomst.
(b) BeUp heeft niets gesteld waaruit volgt dat deze vergoeding in een redelijke verhouding staat tot de dienstverlening, eventuele investeringen of kosten ten behoeve van [appellant].
(c) Het gaat in dit geval om een weliswaar vooraf expliciet kenbaar gemaakte, doch vrij lange contractsduur, zulks terwijl op geen enkele wijze is toegelicht waarin die ongebruikelijk lange duur zijn rechtvaardiging vindt. Door Proximedia is onvoldoende inzicht gegeven in, bij voorbeeld, haar investeringen welke een zekere terugverdientijd noodzakelijk maken.
(d) Onverminderd hetgeen hiervoor is overwogen in r.o. 3.7 dient niet voorbij gegaan te worden aan de onevenwichtigheid tussen de contractspartijen in dit geval: enerzijds een kennelijk ervaren bedrijf tegenover een relatief onervaren eenmansbedrijf met een marginale bedrijfsvoering.
• Op grond van artikel 10.1.1/10.1.2 is een boete van € 842,40 verschuldigd.
• [appellant] moet de dossierkosten van € 90,- en drie maandtermijnen (de periode tot de opzegging) voldoen: € 90,- + € 234,- x 3 = € 792,-.
• [appellant] wenst de Samsung Tablet te behouden (proces-verbaal van comparitie bij de kantonrechter) en zij zal dan ook een vergoeding daarvoor moeten betalen: € 847,-.
• Voor het overige moet het gevorderde worden afgewezen. De overige maandtermijnen zijn na opzegging van de overeenkomst niet verschuldigd. De boete is voor het overige na matiging niet verschuldigd.
• [appellant] is al met al in totaal € 2.481,40 verschuldigd: (€ 842,40 + € 792,- + € 847,-). [appellant] heeft reeds € 1.415,70 betaald. [appellant] moet nog € 1.065,70 betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de opzegging (juni 2013) (de wettelijke handelsrente is niet verschuldigd bij gebreke van een toereikende toelichting waaruit volgt dat met betrekking tot de openstaande hoofdsom sprake is van een handelsovereenkomst).
• De proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd nu iedere partij op enkele onderdelen in het ongelijk is gesteld. De door de kantonrechter toegewezen vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet verschuldigd nu onvoldoende is toegelicht (a) welke inspanningen zijn verricht die niet behoren tot de werkzaamheden die vallen onder de gebruikelijke veroordeling in de proceskosten en (b) dat en welke kosten zouden zijn verschuldigd op de grondslag van artikel 9 van de overeenkomst.
4.De uitspraak
- opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 16 weken na de datum van dit arrest, indien zij aldus bewijs wenst te leveren;
- overlegging van stukken, indien zij aldus bewijs wenst te leveren;