4.1.De rechtbank heeft in het vonnis van 30 juli 2014 onder “2. De feiten” vastgesteld van welke feiten bij de beoordeling van het geschil is uitgegaan. Die feiten zijn niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Daarnaast staan nog enige feiten vast. Hierna volgt een opsomming van alle feiten.
a. [appellant] is (in privé) eigenaar geweest van de woning staande en gelegen aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning). [appellant] heeft sinds 1998 een opstalverzekering bij M&R Volmachten (met Generali Schadeverzekering Maatschappij als achterliggende verzekeraar) ten behoeve van deze woning laten afsluiten. Deze opstalverzekering is afgesloten via de door [appellant] ingeschakelde assurantietussenpersoon [geïntimeerde] .
b. Tot september 2007 heeft [appellant] in de woning gewoond. In september / oktober 2007 is [appellant] verhuisd naar zijn huidige woning staande en gelegen aan de [adres 2] te [plaats] (hierna: de nieuwe woning).
c. Op vrijdag 5 oktober 2007 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] per e-mail (productie 5 dagvaarding in eerste aanleg) een verhuisbericht gestuurd:
“Geachte heer/mevrouw,
Bij dezen wil ik u onderstaande adreswijziging doorgeven.
Betreft: [appellant]
Oude Adres:
[adres 1]
[postcode 1] [woonplaats]
(Dit huis is wel nog in mijn bezit)
Nieuwe adres:
[adres 2]
[postcode 2] [woonplaats]
(Ben ik nu woonachtig)
Mochten er nog vragen en/of opmerkingen van uw zijde zijn, dan verneem ik dat graag.
In de verwachting u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
(…)”.
De adreswijziging van [appellant] is door [geïntimeerde] aan M&R Volmachten doorgegeven. [appellant] heeft een nieuw polisblad van zijn opstalverzekering ten behoeve van de woning ontvangen.
d. Op 11 oktober 2007 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] per e-mail (productie 6 dagvaarding in eerste aanleg) bericht:
“Geachte heer /mevrouw,
Onlangs heb ik u een adreswijziging toegezonden.
Ten overvloede wil ik u melden dat de “opstal alle gevaren + glas”-verzekering (polisnummer [polisnummer] ) gehandhaafd dient te blijven op het oude adres, te weten [adres 1] te [plaats] .
Gaarne ontvang ik een bevestiging van deze melding.
Met vriendelijke groet,
(…)”.
e. Tussen dinsdag 8 februari 2011 en maandag 14 februari 2011 is er een waterlekkage op de bovenste verdieping van de woning geweest. Door deze lekkage is er schade aan de woning ontstaan. [appellant] heeft deze schade bij zijn opstalverzekeraar gemeld.
f. In opdracht van de opstalverzekeraar is er door dhr. [schade-expert van Generali Expertise binnendienst] , schade-expert verbonden aan Generali Expertise binnendienst, een expertiserapport d.d. 18 februari 2011 opgemaakt (productie 3 dagvaarding in eerste aanleg). Onder de kop “schade” schrijft hij in dit expertiserapport:
“de exacte omvang van de schade dient nog te worden vastgesteld. Op dit moment schat ik deze echter op circa € 30.000,00 inclusief btw”.
g. Bij brief van 24 februari 2011 (productie 4 dagvaarding in eerste aanleg) heeft (een medewerker) van [geïntimeerde] aan [appellant] bericht:
“(…)
In goede orde ontvingen wij inmiddels het interimrapport(hof: het hiervoor onder sub f vermelde expertiserapport d.d. 18 februari 2011)
van de door ons ingeschakelde expert. Uit de eerder gevoerde telefoongesprekken met betrekking tot deze schade, alsmede uit dit interimrapport van de expert blijkt dat het verzekerde gebouw(hof: de woning)
onbewoond is en derhalve leegstaat.
Op grond van deze bevindingen dienen wij u, geheel in overleg met onze volmachtgever, tot onze spijt te berichten, dat er voor deze schade geen dekking is. Wij verwijzen u hiervoor naar de Bijzondere Voorwaarden Woonhuis Garant plus-verzekering (216) artikel 9(noot hof: hierna de leegstandsclausule)
. (…)”.
h. Op grond van de leegstandsclausule is er in geval van leegstand alléén dekking voor schade als gevolg van brand, ontploffing, blikseminslag, storm en luchtvaartuigen. Voor waterschade bestaat op grond van dit artikel geen dekking.
i. Bij brief van de ARAG van 13 april 2011 (productie 7 dagvaarding in eerste aanleg) heeft [appellant] [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor de schade aan de woning. Bij brief van 28 april 2011 (productie 8 dagvaarding in eerste aanleg) heeft [geïntimeerde] aansprakelijkheid afgewezen. Vervolgens heeft de advocaat van [appellant] gecorrespondeerd met Bavam, de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van [geïntimeerde] .
j. Bij brief van 5 oktober 2011 (productie 9 dagvaarding in eerste aanleg) heeft [appellant] een klacht bij het Kifid (Klachteninstituut Financiële Dienstverlening) ingediend. [geïntimeerde] heeft op 21 december 2011 (productie 10 dagvaarding in eerste aanleg) gereageerd. Bij brief van 11 juli 2012 aan [geïntimeerde] heeft de Ombudsman Financiële dienstverlening bericht dat hij van de juistheid van het standpunt van [geïntimeerde] – zoals dat in de brief d.d. 21 december 2011 is verwoord – (nog) niet overtuigd is. [geïntimeerde] krijgt één maand de tijd om te reageren.
k. Bij brief van 19 december 2012 (productie 11 dagvaarding in eerste aanleg) heeft de Ombudsman Financiële dienstverlening geoordeeld dat [geïntimeerde] zijn zorgplicht niet is nagekomen op het moment dat [appellant] de risicowijziging meldde. Omdat de schade nog niet (definitief) is vastgesteld, stelt de Ombudsman voor dat deze alsnog overeenkomstig de in de polisvoorwaarden bepaalde procedure wordt vastgesteld. Partijen kunnen binnen één maand na dagtekening van zijn brief reageren. Zowel [appellant] als [geïntimeerde] hebben bij brief gereageerd. [geïntimeerde] heeft daarbij een voorstel gedaan om € 15.000,00 aan [appellant] te voldoen, tegen finale kwijting. Bij brief van 22 februari 2013 (productie 14 dagvaarding in eerste aanleg) heeft de Ombudsman [appellant] in de gelegenheid gesteld om dit verzoek van [geïntimeerde] te accepteren. Bij e-mail van 13 maart 2013 (productie 15 dagvaarding in eerste aanleg) aan de secretaris van de Ombudsman Financiële dienstverlening heeft de gemachtigde van [appellant] bericht dat [appellant] niet met dit voorstel van [geïntimeerde] kan instemmen.
l. Bij brief van 22 maart 2013 (productie 18 dagvaarding in eerste aanleg) concludeert en oordeelt de Ombudsman Financiële dienstverlening:
“Gelet op mijn overwegingen zoals weergegeven in de reeds gevoerde correspondentie met partijen, kom ik tot de conclusie dat de klacht van de heer [appellant] gedeeltelijk gegrond is en voor zover hij een hogere vergoeding van de schade wenst dan het door [geïntimeerde] aangeboden bedrag van € 15.000,-, acht ik de klacht ongegrond. Dit is een oordeel in de zin van artikel 25 van het Reglement Ombudsman & Geschillencommissie Financiële Dienstverlening. (…)”.
m. De woning is op 10 augustus 2012 door [appellant] (in privé) voor een prijs van
€ 490.000,-- verkocht en geleverd aan de Holding [Consultants] Consultants B.V. [appellant] houdt alle aandelen van deze holding. Blijkens de akte van koop en levering van de woning is in artikel 5 sub j. bepaald:
“met betrekking tot het verkochte(rechtbank: de woning)
is geen rechtsgeding, bindend advies of arbitrage aanhangig, zulks met uitzondering van een procedure bij het Kifid welke procedure aan de verschenen persoon in zijn gemelde hoedanigheden genoegzaam bekend is. Eventuele uitkeringen die worden gedaan in het kader van deze procedure komen de verkoper(rechtbank: [appellant] in privé)
ten goede”.
n. Het e-mailbericht van [medewerker van Financiële Adviesgroep] van [appellant] Financiële Adviesgroep d.d. 6 december 2012, 10:32 aan [afdelingshoofd schade acceptatie particulier bij Reaal] (gehecht aan het proces-verbaal van comparitie na antwoord en overgelegd als productie 26 akte [appellant] d.d. 27 augustus 2014) houdt in, voor zover van belang:
“(…)
Het gaat om een leegstaand pand steen/hard, dat wij tegen extra uitgebreide dekking incl. glas bij jullie hebben verzekerd (incl. 10% aanvullende dekking extra kosten). Voordat het pand bij jullie in verzekering is gekomen hebben wij hier een waterschade gehad. In het kader van de verzekering daarvan heb ik het verzoek gekregen van de vorige verzekeraar om een schrijven aan te leveren waarin jullie als huidige verzekeraar aangeven dat het ook in 2007 mogelijk was geweest het leegstaand pand tegen volledige dekking (dus incl. waterschade) met en onbepaalde looptijd te verzekeren, (…)”.
o. Het e-mailbericht van [afdelingshoofd schade acceptatie particulier bij Reaal] , afdelingshoofd schade acceptatie particulier bij Reaal (eveneens gehecht aan het proces-verbaal van comparitie na antwoord en overgelegd als productie 26 akte [appellant] d.d. 27 augustus 2014) van 6 december 2012, 16:47 aan [medewerker van Financiële Adviesgroep] (KFA) houdt in, voor zover van belang:
“(…)
In de mail verzoekt u ons een brief aan te leveren waaruit blijkt dat wij waterschade meeverzekeren op het leegstaande pand.
De leegstandclausule is van toepassing. (…)
Waterschade is niet gedekt op de polis. Uw verzoek kunnen wij niet honoreren.”
p. Bij brief van 10 december 2012 (productie 16 dagvaarding eerste aanleg) laat Reaal aan [appellant] weten:
“(…)
Hierbij verklaren wij als Reaal dat wij het leegstaande pand verzekeren tegen de extra uitgebreide dekking, inclusief een eventuele waterschade.
In 2007 zouden wij het pand op bovenstaande condities hebben verzekerd. (…)”.
q. Bij brief van 20 augustus 2014 (productie 24 akte [appellant] d.d. 27 augustus 2014) geadresseerd aan [appellant] laat Reaal weten:
“(…)
U verzoekt ons te reageren op uw vraag inzake de opstalverzekering van verzekerde [appellant] .
Reaal verklaart dat het leegstaande pand, bij aanvang van de verzekering, is verzekerd tegen de extra uitgebreide dekking, dit is inclusief eventuele waterschade.
In de mail van 06 december 2012 geven wij de gebruikelijke dekking weer bij een leegstaand pand. Destijds hebben wij hierop ten behoeve van de verzekerde [appellant] een uitzondering gemaakt.
Het risicoadres van het leegstaande pand is: [adres 1] te [plaats]
De ingangsdatum van de polis doet niet ter zake. De uitzondering hadden wij ook in 2007 gemaakt. (…)”.
r. Bij brief van 11 augustus 2014 (productie 25 akte [appellant] d.d. 27 augustus 2014) geadresseerd aan [appellant] laat [assurantiemakelaars] , assurantiemakelaars, weten:
“Hierbij verklaren wij als assurantiemakelaars, dat het in september/oktober 2007 mogelijk was om voor de leegstaande woning, staande en gelegen aan sw [adres 1] te [plaats] , op de assurantiebeurs een extra uitgebreide opstalverzekering (inclusief dekking voor waterschade) af te sluiten.”.
s. [appellant] voert tevens, onder de naam [appellant] Financiële Adviesgroep B.V., een assurantiekantoor.
4.2.1[appellant] heeft in eerste aanleg en na wijziging eis gevorderd dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [geïntimeerde] veroordeelt:
1. aan [appellant] te betalen € 55.599,20, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw, en de schadevergoeding inclusief btw te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2011 tot de dag van voldoening;
2. in de kosten van deze procedure.
4.2.2De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 30 juli 2014 [appellant] opgedragen te bewijzen dat het in september/oktober 2007 mogelijk was om voor de leegstaande woning aan de [adres 1] te Heerlen bij een verzekeringsmaatschappij (bijvoorbeeld Reaal) een extra uitgebreide opstalverzekering (inclusief dekking voor waterschade) af te sluiten. In het tussenvonnis van 11 februari 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] geslaagd is in die bewijslevering en hem vervolgens opgedragen om de omvang van de schade die hij door de wanprestatie van [geïntimeerde] heeft geleden, te bewijzen. Bij eindvonnis van 12 augustus 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] niet in deze bewijsopdracht is geslaagd en zijn zijn vorderingen afgewezen. [appellant] is uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld in de proceskosten en in de na het vonnis ontstane kosten.