In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een echtscheidingsbeschikking. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg van 20 april 2016, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de partneralimentatie was vastgesteld op € 1.549,- per maand. De vrouw, verweerster in het principaal hoger beroep, had een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij een hogere partneralimentatie verzocht.
Het hof heeft vastgesteld dat de echtscheidingsbeschikking van 20 april 2016 niet tijdig is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, waardoor deze haar kracht heeft verloren. De termijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 1:163 lid 3 BW, was op 20 januari 2017 verstreken. Hierdoor was er geen sprake meer van een echtscheiding of een procedure daartoe, en ontbrak het belang bij de behandeling van de nevenvoorzieningen.
Gelet op deze omstandigheden heeft het hof partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken in het principaal en het incidenteel hoger beroep. De beslissing is genomen in het openbaar, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.