De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder heeft in haar verweerschrift uiteengezet dat de vader haar en [minderjarige] heeft mishandeld. [minderjarige] is een kwetsbare jongen en heeft, als gevolg van al hetgeen hij heeft meegemaakt, een achterstand opgelopen. Hij volgt speciaal onderwijs.
In de tijd dat partijen in Bulgarije verbleven, werkte de vader in andere landen en kwam slechts een keer per 3 à 6 maanden naar Bulgarije in verband met het verlengen van zijn verblijfsvergunning. Hij verbleef dan maximaal een week thuis.
De vader wilde niet van de moeder scheiden. Hij probeerde, door het huwelijk met de moeder, de Bulgaarse nationaliteit te verkrijgen.
De moeder stelt dat de vader [minderjarige] eind 2009 voor het laatst heeft gezien.
De moeder betwist dat de vader geld stuurde naar haar wanneer hij in Europa verbleef voor zijn werk. Zij kon amper rondkomen. Ook is het onjuist dat de vader veel moeite heeft gedaan om contact met de moeder en [minderjarige] te krijgen.
De vader was al op de hoogte van de gegevens van de huidige partner van de moeder vanaf het moment waarop de moeder met haar partner uit Bulgarije is vertrokken. Hij had al jarenlang contact kunnen opnemen maar deed dit niet.
Verder zagen de door de vader in Bulgarije opgestarte procedures niet op het wederom verkrijgen van contact met [minderjarige] . Ook is de vader zijn alimentatieverplichting jegens [minderjarige] niet nagekomen.
De moeder heeft van haar kant geprobeerd om de vader contact te laten hebben met [minderjarige] . In het kader van de procedure van het paspoort voor [minderjarige] is er contact opgenomen met de vader om concrete afspraken te maken over de omgang. De vader is toen niet verschenen.
In de procedure in Bulgarije in mei 2015 - in het kader van het paspoort van [minderjarige] - heeft de moeder aangegeven dat zij akkoord ging met omgang. De vader heeft inmiddels hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank aldaar.
Uit gedrag van de vader valt af te leiden dat het hem niet daadwerkelijk om [minderjarige] te doen is. De moeder is ervan overtuigd dat de vader slechts verzoekt om contact met [minderjarige] in het kader van het verkrijgen van een verblijfsvergunning in Nederland.
De moeder meent dat er wel degelijk sprake is van een situatie waarin tot ontzegging van de omgang op grond van artikel 1:377a lid 3 BW dient te worden overgegaan. Omgang met de vader zou voor [minderjarige] ernstig nadeel opleveren voor zijn geestelijke of lichamelijke ontwikkeling.
De door de rechtbank aan de moeder opgelegde informatieverplichting is het maximale wat van haar verlangd mag worden gezien het belang van [minderjarige] . Op die wijze blijft de vader op de hoogte van de ontwikkeling van [minderjarige] . Meer contact dan deze informatieverplichting dient het belang van [minderjarige] niet.