ECLI:NL:GHSHE:2017:133

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
19 januari 2017
Zaaknummer
20-004011-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt met organiserende rol van verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt in de periode van 1 mei 2015 tot en met 22 juni 2015, waarbij hij in verschillende gemeenten hennepplanten heeft geteeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een organiserende, leidinggevende en aansturende rol heeft gehad bij de uitvoering van de feiten door medeverdachten. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij werd veroordeeld voor het telen van hennep. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar het hof heeft uiteindelijk het vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. Het hof heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt bewezen verklaard op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder afgeluisterde telefoongesprekken en verklaringen van de verdachte zelf. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de feiten, maar het hof heeft geconcludeerd dat zijn bijdrage aan de hennepteelt van voldoende gewicht was om als medepleger te worden aangemerkt. De beslissing van het hof is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-004011-15
Uitspraak : 17 januari 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 15 december 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-879542-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2015 tot en met 01 juni 2015 te Sterksel, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] te Sterksel) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 703 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2015 tot en met 15 juni 2015 te Handel, gemeente Gemert-Bakel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] te Handel) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 813 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2015 tot en met 22 juni 2015 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] te Eindhoven) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1129 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 01 mei 2015 tot en met 01 juni 2015 te Sterksel, gemeente Heeze-Leende, tezamen en in vereniging met een ander, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] te Sterksel een hoeveelheid van in totaal 703 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 01 mei 2015 tot en met 15 juni 2015 te Handel, gemeente Gemert-Bakel, tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] te Handel een hoeveelheid van in totaal 813 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 28 april 2015 tot en met 22 juni 2015 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] te Eindhoven een hoeveelheid van in totaal 1129 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Het hof verenigt zich met de bewijsmiddelen die de eerste rechter in het beroepen vonnis heeft opgenomen en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing, onder toevoeging van de navolgende bewijsmiddelen.
- Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een schriftelijk verslag van een afgeluisterd telefoongesprek, opgenomen op p. 69 van bijlage 13 van het proces-verbaal (zaaksdossier Sterksel) van politie Eenheid Oost-Brabant, team ondermijning, onderzoek [onderzoeksnaam] , proces-verbaalnummer 70, onderzoeksnummer 21TOM15210, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Datum: 01-06-2015 10:21:34
Beller: [telefoonnumer 2]
T.n.v.: [medeverdachte]
[adres]
Gebelde: [telefoonnummer]
t.n.v. [medeverdachte]
[adres]
Herkomst tap: [telefoonnummer]
Locatie gebelde: [adres]
Samenvatting:
nnv8717 (het hof begrijpt: [medeverdachte] ) wordt gebeld door nnv7085
nnv8717: Ja [naam] (fon)
nnv7085: Hai man, [naam] belde mij net dat er allemaal politie voor de deur staat
nnv8717: Bij mij?
nnv7085: Ja
nnv8717: Oh mijn god, ja ik ben niet thuis
nnv7085: … ik dacht ik zal even bellen, schijnbaar stonden er super veel en stonden ze allemaal naar boven te kijken, naar de ramen of er iemand thuis was zei [naam]
nnv8717 : Ooo o shit ja oke ja ik ben niet thuis, ja is goed
- Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een schriftelijk verslag van een afgeluisterd telefoongesprek, opgenomen op p. 70 van bijlage 13 van het proces-verbaal (zaaksdossier Sterksel) van politie Eenheid Oost-Brabant, team ondermijning, onderzoek [onderzoeksnaam] , proces-verbaalnummer 70, onderzoeksnummer 21TOM15210, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Datum: 01-06-2015 10:23:05
Beller: [telefoonnummer]
t.n.v. [medeverdachte]
[adres]
Gebelde: [telefoonnummer 3]
T.n.v.: [verdachte]
[adres]
Herkomst tap: [telefoonnummer] , [medeverdachte] , [adres]
Locatie beller: [adres]
Samenvatting: Met de 8717 wordt uitgebeld naar 9999. Er vind geen gesprek plaats (wordt niet opgenomen).
- Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een schriftelijk verslag van een afgeluisterd telefoongesprek, opgenomen op p. 96 van bijlage 13 van het proces-verbaal (zaaksdossier Sterksel) van politie Eenheid Oost-Brabant, team ondermijning, onderzoek [onderzoeksnaam] , proces-verbaalnummer 70, onderzoeksnummer 21TOM15210, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Datum: 18-06-2015 9:55:25
Beller: [telefoonnummer 3]
T.n.v.: [verdachte]
[adres]
Gebelde: [telefoonnummer]
t.n.v. [medeverdachte]
[adres]
Herkomst tap: [telefoonnummer 3] , [verdachte] , [adres]
Locatie beller: [plaats]
Samenvatting:
NNV8717: Hallo
[verdachte] : Hey, hoe issie?
NNV8717: vandaag komen ze, heb ik weer elektriciteit.
[verdachte] : Oh oke, oke, effe kijken, ja dan spreek jou, maar dan eh, wanneer wil je opruimen dan kom ik helpen ja.
NNV8717: ja ja maar eh kenne we, heb je morgen ergens tijd?
[verdachte] : ja
NNV8717: ja? Dan spreken we af.
[verdachte] : Hoe laat?
NNV8717: ja ‘s middags of zo, dan spreken we af.
- Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een schriftelijk verslag van een afgeluisterd telefoongesprek, opgenomen op p. 102 van bijlage 13 van het proces-verbaal (zaaksdossier Sterksel) van politie Eenheid Oost-Brabant, team ondermijning, onderzoek [onderzoeksnaam] , proces-verbaalnummer 70, onderzoeksnummer 21TOM15210, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Datum: 20-06-2015 14:28:15
Beller: [telefoonnummer]
t.n.v. [medeverdachte]
[adres]
Gebelde: [telefoonnummer 3]
T.n.v.: [verdachte]
[adres]
[verdachte] (sh) wordt gebeld door [medeverdachte] (sh).
[medeverdachte] geeft aan dat ze denkt een advocaat nodig te hebben; ze heeft net een brief gekregen en ze heeft 48 uur de gelegenheid om de woning te sluiten voor 3 maanden. [verdachte] vraagt wanneer ze dat binnen had: vandaag. Het was een aangetekende brief.
[verdachte] vraagt/ zegt dat de advocaat maandag pas kan/ komt. [medeverdachte] zegt dat ze nu al wel een woonruimte moet regelen. [verdachte] biedt aan dat ze bij hem kan komen, dan gaat hij een kamer voor hun klaar maken.
- De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof van 3 januari 2017, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Mevrouw [medeverdachte] belde mij wel eens voor advies over haar hennepkwekerij. Ik heb haar advies gegeven om de laatste oogst te doen. Ik heb haar advies gegeven over hoe zij moest planten. Ik heb haar advies gegeven over de hennepkwekerij.
Ik wist van de aanwezigheid van de laatste kweek.
De telefoongesprekken die u mij voorhoudt gingen over het kweken van hennep. U houdt mij voor dat ik er bij de telefoongesprekken met mevrouw [medeverdachte] sprake was van versluierd taalgebruik. Zij begreep waarover het ging en ik ook.
Ik zou de knippers regelen. Ik zou haar adviseren en ook de knippers regelen.
Ik heb de hennepplanten in de kwekerij van mevrouw [medeverdachte] gezien.
Ik moest soms spullen bij de growshop halen voor mevrouw [medeverdachte] . De spullen die in mijn auto zijn aangetroffen, zou ik nog bij haar afgeven.
Het klopt dat ik een loods in Helmond huurde waarin een aantal goederen zijn aangetroffen die in verband staan met een hennepkwekerij. Dat waren spullen van mevrouw [medeverdachte] die ik vanuit haar hennepkwekerij had meegenomen.
Daarnaast behoeft de bewijsvoering van de eerste rechter verbetering, in die zin dat het hof hierbij uit de als bewijsmiddel op pagina 16 van het beroepen vonnis opgenomen weergave van een afgeluisterd telefoongesprek d.d. 1 juni 2015 te 11.11.05 uur (het als eerste op die pagina opgenomen bewijsmiddel) de navolgende passage elimineert:
[naam] : JA IK NIET DE HUURTDER HE DE HUURDER HAD WEEDPLANTEN STAAN.’
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
I.
Het hof verenigt zich met de door de eerste rechter gebezigde bewijsoverwegingen en legt deze mede ten grondslag aan zijn beslissing, onder toevoeging van de navolgende bewijsoverwegingen.
II.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat de bijdrage van de verdachte aan de ten laste gelegde feiten van onvoldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een bewuste en nauwe samenwerking, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij als medepleger kan worden beschouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Voorop gesteld wordt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte daarbij, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Met betrekking tot feit 1 volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat de verdachte:
  • op de hoogte was van het feit dat zich in de woning van medeverdachte [medeverdachte] een hennepkwekerij bevond;
  • aan medeverdachte [medeverdachte] adviezen en aanwijzingen gaf over de teelt/kweek van de zich in die hennepkwekerij bevindende hennepplanten;
  • zou regelen dat zes of acht personen (‘knippers’) de (toppen van de) hennepplanten zouden komen knippen;
  • de zich in voormelde hennepkwekerij bevindende hennepplanten heeft gezien;
  • hij bij een ‘growshop’ goederen heeft gekocht ten behoeve van voormelde hennepkwekerij;
  • hij vanuit voormelde hennepkwekerij goederen heeft afgevoerd en in de door hem gehuurde loods aan de [adres] te Helmond heeft opgeslagen;
  • zeer kort (te weten: ongeveer 2 minuten) nadat medeverdachte [medeverdachte] op 1 juni 2015 te 10.21 uur van [naam] had vernomen dat bij [medeverdachte] politie voor de deur stond, door deze medeverdachte ( [medeverdachte] ) werd gebeld, kennelijk met het doel hem over de gebeurtenissen in te lichten en hij haar vervolgens advies heeft gegeven hoe te handelen;
  • hij [medeverdachte] heeft aangeboden te helpen opruimen na de ontruiming en huisvesting in zijn woning heeft aangeboden tijdens de sluiting van het pand;
  • op 12 juni 2015 (te 10:58 uur), derhalve nadat de hennepkwekerij door de politie was aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] , aan deze heeft gevraagd of zij wel verder wilde gaan
Het hof stelt voorts vast dat de feitelijke gang van zaken ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde ten laste gelegde feit, waaronder begrepen de context waarbinnen die feiten zich hebben toegedragen, de omstandigheden waarmee die waren omgeven en het handelen van verdachte, op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertonen met de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten, welke feiten soortgelijk zijn aan het onder 1. bewezen verklaarde feit.
Het hof zal daarom de redengevende feiten en omstandigheden, zoals die naar voren komen uit de bewijsmiddelen betreffende het onder 1. bewezen verklaarde, mede bezigen als redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van de onder 2. en 3. ten laste gelegde misdrijven.
Uit de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen komt voorts naar voren dat tussen een aantal in de hennepkwekerijen aangetroffen (hennep-gerelateerde) goederen en een aantal in de door de verdachte gehuurde loods te Helmond en in zijn personenauto aangetroffen (hennep-gerelateerde) goederen opvallende overeenkomsten bestaan. Het hof wijst in het bijzonder op de zowel in (één of meer van) de onderhavige hennepkwekerijen en in de loods en/of personenauto en in de woning van de verdachte aangetroffen gelijksoortige geurolie, groeistoffen en bamboestokken. Daarnaast is opvallend dat in de auto van verdachte een bestrijdingsmiddel is aangetroffen tegen de schimmelinfectie ‘meeldauw’, terwijl de hennepplanten in alle onderhavige hennepkwekerijen met deze schimmelinfectie waren besmet. Evenals de rechtbank acht het hof deze omstandigheden (mede) redengevend voor de betrokkenheid van de verdachte bij alle drie de ten laste gelegde feiten.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat door de verdachte directe uitvoeringshandelingen zijn verricht. Uit die bewijsmiddelen en de gebezigde bewijsoverwegingen kan echter wel worden afgeleid dat de verdachte een organiserende, leidinggevende en aansturende rol heeft gehad bij de feitelijke uitvoering van de feiten door de betreffende medeverdachten. Het hof acht die intellectuele bijdrage van de verdachte aan de feiten van zodanig gewicht dat hij als medepleger van de ten laste gelegde feiten moet worden gezien.
De overtuiging dat de verdachte als medepleger van de onder 2. en 3. bewezen verklaarde feiten moet worden beschouwd wordt versterkt door het feit dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft ontkend bij de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten betrokken te zijn geweest, maar zich op verdere vragen -evenals bij eerdere verhoren- op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Aldus heeft hij voor voormelde omstandigheden, zoals die uit de gebezigde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen naar voren komen en die redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van verdachtes betrokkenheid bij de aan hem onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven. Het hof betrekt zulks bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
II
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
III.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1., 2. en 3. bewezen verklaarde levert telkens op:
Medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof verenigt zich met de strafmotivering die de eerste rechter in het beroepen vonnis heeft opgenomen (met uitzondering van de motivering betreffende de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen) en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof bovendien gelet op de inhoud van het de verdachte betreffend:
  • uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 oktober 2016;
  • voorlichtingsrapport van het Leger des Heils Brabant-Zeeland, d.d. 15 februari 2016, opgemaakt door dhr. A.F.C. de Kok, reclasseringswerker.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, blijkens het onderzoek ter terechtzitting aan de verdachte toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan of voorbereid.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2. en 3. bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een Apple iPhone 6 (goednummer 826751).
- een gereedschapstas/-kar (goednummer 828379);
- 27 schaartjes/snoeischaartjes (goednummer 827062);
- een notitieboekje met daarin hennep-gerelateerde aantekeningen (goednummer 826982).
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
  • sleutels van het pand [adres] te Eindhoven (goednummer 828304);
  • een TomTom navigatiesysteem (goednummer 828317).
Aldus gewezen door
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. J. Platschorre, en mr. M.E.F.H. van Erve, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 17 januari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Erve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.